Door het oog van de Javaan
Twee generaties in drie landen doen hun verhaal
Javanen worden vaker de stabiliserende factor genoemd in ons multicultureel Suriname; als derde grootste bevolkingsgroep fungeerden zij in het verleden vaker als buffer tussen de Hindostanen en Creolen. Maar zij hebben ook hun eigen verhaal. In de boeken Stille Passanten en Migratie en Cultureel Erfgoed vertellen zij dat zelf.
Honderdtwintig jaar geleden arriveerden de eerste Javanen in Suriname. Hun situatie voor en na hun contracttijd is bekend. Armoede, dwang, maar ook het vluchten voor verplichtingen of verantwoordelijkheden waren enkele van de redenen dat zij voor een nieuwe toekomst kozen. Na de contracttijd kregen de Javanen in Suriname een stuk land om op te wonen en te werken. En ten minste één vereniging zette zich in voor de terugkeer naar huis, terug naar het oude vaderland. En daarover gaat Stille Passanten (gepubliceerd in 2008). De terugkeer naar Indonesië, om precies te zijn naar het plaatsje Tongar aan de westkust van Sumatra, verliep niet zonder problemen. In het stuk oerwoud dat de remigranten kregen, moest men letterlijk van de grond af opnieuw beginnen. Tranen, verdriet, maar ook blijdschap vormen de rode draad in de negen levensverhalen die het boek bevat. Er zijn families die het overleefden en later konden verhuizen naar een betere omgeving, anderen namen zelfs de boot weer terug naar Suriname.
Voor die laatste groep stopt de migratie niet hier, want sommigen kiezen in 1975 en 1980 voor een toekomst in Nederland. Een geringer aantal zoekt zijn heil dichter bij ‘huis’, namelijk in Frans-Guyana en Aruba. Het is nauwelijks bekend dat deze kleine groep Javanen reeds in 1954 naar Frans-Guyana migreerde. Voor Harriëte Mingoen, ontwikkelingssocioloog, voorzitter van de Stichting Comité Herdenking Javaanse Immigratie (Stichji) en de motor achter de twee publicaties, zijn de levensverhalen belangrijk: “Het geeft een beeld van de grote geschiedenis van de mensen. Ik wil weten hoe Javanen de migratie(s) hebben beleefd en wat men met de cultuur en het erfgoed heeft gedaan. Sommigen zijn twee tot drie keren in hun leven naar een ander continent verhuisd en dat heeft demografische, sociaal economische en culturele gevolgen. Tastbare en ontastbare sporen zijn hierbij achtergelaten.” De stichting is een bundeling van vier Javaanse organisaties in Nederland, die elk jaar weer de handen ineen slaan bij de herdenking van de Javaanse Immigratie op 9 augustus. “Javanen in Nederland zijn ongelofelijk actief als het gaat om het uitdragen van hun cultuur”, zegt de in Leliëndaal geboren Mingoen. Dat Stille Passanten een andere kijk geeft op de geschiedenis van de Javanen blijkt wanneer Mingoen aangeeft dat er een geschiedenisboek bestaat over Tongar. “Mensen zijn daar gek geworden, maar dat staat niet in het geschiedenisboek…”
Immaterieel erfgoed
In Stille Passanten komt de eerste generatie Javanen aan het woord ter voorkoming dat deze levensverhalen meegenomen worden in het graf. Het onderzoek werd verricht onder Javanen in Nederland, terwijl Migratie en Cultureel Erfgoed (vorig jaar november gepubliceerd) breder gaat. De twaalf levensverhalen uit dat boek komen uit Suriname, Nederland en Indonesië. Ouderen en jongeren worden geportretteerd en hoewel de gedachte nog steeds migratie is, wordt in het thema ook het accent gelegd op cultureel erfgoed, vandaar de titel. Artiest Ragmad Amatstam vertelt over zijn achtergrond en muziek, de andere bekende Surinaamse Javaan, Soeki Irodikromo, vertelt over zijn kunst met Javaanse elementen. En als dukun (traditioneel Javaanse genezer, meestal een vrouw…red) weet Katidjah Kasanoemar meer over haar cultuur te vertellen. Het drielanden initiatief werd mogelijk gemaakt door medewerking van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Leven en Volkenkunde (Kitlv). Na het bezoek aan een erfgoedconferentie in Stellenbos, Zuid-Afrika, in 2008, kreeg het Kitlv meer belangstelling voor zulke projecten. Henk Schulte Nordholt, hoofd van de afdeling onderzoek van Kitlv: “De deelnemers van de conferentie kwamen uit landen waarmee Nederland ooit een koloniale relatie had. Door de taal en migratie onder de landen is nu een circulatie van erfgoed ontstaan. Bij het horen van erfgoed, moet men niet gelijk gaan denken aan gebouwen. Levensverhalen behoren ook tot erfgoed, het immateriële erfgoed.” Dat voor de Javaanse immigratie is gekozen als eerste project, is volgens Nordholt logisch: “Dit was nog te overzien! Dit is een klein project, bestaande uit een geschreven en oraal archief. Hiermee kunnen we tonen wat gerealiseerd is en we gaan voor meer projecten.”
Kitlv, dat op projectbasis werkzaam is in Suriname en Indonesië, zorgde voor de verhalen uit de twee landen, terwijl Stichji, in de persoon van Mingoen en antropoloog Lisa Djasmadi, in Nederland tien jongeren trainde om onder de dertigduizend Javanen verspreid in Nederland interviews af te nemen over orale geschiedenis. “Hierdoor raken jongeren betrokken en kunnen we capaciteit opbouwen”, zegt Mingoen over de aanpak. Drieëndertig verhalen werden verzameld waarvan dertig zijn uitgewerkt en op de website www.javanenindiaspora.nl geplaatst zijn. In Suriname werden veertien verhalen verzameld door twee interviewers. Radiojournalist Jo Moestadja nam hiervan elf voor zijn rekening. “Ik heb er veel van mogen leren. De mensen werden van een last bevrijd, emoties kwamen naar boven, eindelijk wordt ons verhaal gehoord. Daar leek het op. Dit is een voorbeeld voor andere bevolkingsgroepen.”
Migratie en Cultureel Erfgoed is in drie talen, Nederlands, Engels en Bahasa, uitgegeven. Het onderzoek in Suriname en Indonesië werd door de derde samensteller, historicus Rosemarijn Hoefte, gecoördineerd. “In het begin dachten we aan een boek met drie verhalen uit ieder land, maar de verhalen waren zo mooi dus het zijn er vier geworden. We hebben gekozen voor diversiteit in leeftijd, ervaring en culturele achtergrond. Verschillende facetten zijn hierdoor belicht. Muziek, verhalen, levenservaringen, hoe je de eigen identiteit bewaart, dat zijn allemaal cultureel erfgoed.” Wie de overige verhalen wil lezen, zoekt ze op de website. Een boek is een boek, maar de vraag is of de website niet in het nadeel is van het rijk geïllustreerde boek. Hoefte: “Ze versterken elkaar juist. Wie het boek heeft gelezen, gaat naar de website. Daar kan je veel meer lezen, maar ook de interviews beluisteren.’