EuroSuri
Buitenrit
Het was een mooie lentedag. Ik had met Pascalle, een vriendin, afgesproken om buiten te gaan rijden. Ze had twee paarden die gestald waren op een boerderij net buiten Amsterdam. “Ik geef jou de kleine, die kan heel snel rennen”, zei Pascalle tegen mij. Ik verheugde mij er op. In Suriname had ik een groot deel van mijn tienerjaren doorgebracht op de rug van een paard. In Nederland reed ik nog maar heel zelden.
Op het moment dat we de boerderij verlieten, kwam er een dame op een groot wit paard op ons afgestapt. “Mijn paard is nog niet zo gewend aan buiten rijden, mag ik achter jullie aanrijden?”riep ze.
“O nee, die nemen wij niet mee, die is zo gek als een deur”, fluisterde Pascalle. “Dat kan je niet maken”, antwoordde ik.
“Natuurlijk, rij maar mee”, zei ik tegen de dame. Pascalle schudde haar hoofd.
De dame praatte tijdens de rit alleen tegen haar paard, dat achter ons aan sjokte. We reden op een rustig tempo, maar kwamen na een half uur bij een lange strook gras die ideaal was voor een snelle galop. “We gaan de paarden een stukje laten galopperen”, zei Pascalle tegen de dame.
We spoorden onze paarden aan en mijn paard schoot weg als een renpaard uit de startbox. Ik boog mij voorover en spoorde haar aan tot zij op topsnelheid was.
De wind perste tranen uit mijn ogen. Even was ik weer achttien en raasde ik over de zandwegen van Blauwgrond. Ik had de anderen ver achter mij gelaten. Het einde van de grasstrook naderde snel. Met tegenzin bracht ik het paard tot stilstand en wachtte op de anderen. Pascalle galoppeerde ontspannen, maar de dame schoof heen en weer in het zadel. Ze trok wanhopig, maar zonder effect, aan de teugels. “Ho! Ho!”, riep ze, maar in deze situaties stoppen paarden pas als ze het paard dat voor ze is, bereikt hebben. Het witte paard stopte vlak voor mij en de dame plofte met een doffe klap in het gras. Ze had zich kennelijk geen pijn gedaan en steeg snel weer op. “Sorry, maar die snelheid waarmee jij wegreed vind ik echt niet normaal hoor”, zei ze.
“Ik had moeten waarschuwen”, zei ik.
Ik voelde me best schuldig. “We zullen rustig terugrijden.” We reden stapvoets terug. Pascalle en ik voorop, de dame op het witte paard een paar meter achter ons. “Ik wist het, ik wist dat dit zou gebeuren”, fluisterde Pascalle tegen mij.
“Dit is de eerste keer dat ik van je gevallen ben”, zei de dame tegen haar paard. Ze herhaalde dit drie keer.
Pascalle en ik keken elkaar aan. Ze moest wel erg geschrokken zijn.
“Op de manege waar ik vroeger reed, moest je op chocoladebollen trakteren als je gevallen was”, zei de dame tegen ons. Ook dit herhaalde ze drie keer. Ik begon me zorgen te maken.
“Wat is er eigenlijk gebeurd? Ben ik er af gevallen of niet? Hoe ben ik hier eigenlijk terecht gekomen?” vroeg de dame. Ik maakte mij nu echt zorgen. Ik legde haar uit wat er gebeurd was en observeerde haar reactie. Ze keek verbaasd. Ik herinner mij nu dat ze op haar achterhoofd was gevallen.
En ze had geen cap op. “U moet naar een dokter”, zei ik.
“Nou dat lijkt mij een beetje overdreven”, zei ze, “ik voel mij prima.”
“Ze was voor die val al gek hoor”, zei Pascalle zacht tegen mij.
“Wat is er eigenlijk gebeurd? Ben ik er afgevallen?” vroeg de dame opnieuw.
“Leg het maar weer uit”, zei Pascalle, ”jij wou haar toch meenemen?” Ze lachte kwaadaardig.
“Wij waren aan het galopperen”, zei ik, ”en toen verloor u uw evenwicht.”
“Zonder reden?”, vroeg de dame. Pascalle grinnikte. “Nou ja, het was een snelle galop…”, zei ik.
“Toch niet heel snel?”
“Nee, hoor. Chris ging abnormaal snel, maar u niet hoor”, zei Pascalle.
“Eh,…ik ging niet zo snel hoor”, zei ik, “maar als u dat allemaal niet meer weet, moet u echt naar een dokter.”
“Naar een dokter?Ben je gek? Ik voel mij prima! Wat is er gebeurd dan?”