Wilfred Lionarons
‘Het is een kwestie van karakter’
Journalist Wilfred Lionarons, 85 jaar inmiddels, blikt terug op een veelbewogen carrière.
“Ik had ruzie met alle machthebbers, koloniaal en revolutionair. Dat heeft te maken met karakter, maar het hoort ook bij het vak. Journalisten moeten duidelijk zijn.”
Een leeuw is hij nog steeds, journalist Wilfred Lionarons. Nu hij 85 jaar is, schrijft hij niet veel meer, maar zijn verhalen omspannen de hele moderne geschiedenis van Suriname. Als eigenaar van een kritische pen, wekte Lionarons de toorn van zo’n beetje alle machthebbers, of ze nu koloniaal waren of revolutionair. “Het is ook wel een kwestie van karakter, vermoed ik”, antwoordt hij op de vraag of hij een geboren lastpak is. “Maar het hoort ook bij het vak. Als je journalist bent, moet je schrijven over wat er gebeurt, of mensen dat nu leuk vinden of niet.”
We spreken de nestor van de Surinaamse journalistiek in Amsterdam. Het is zijn buitenverblijf: de meeste dagen brengt Lionarons in Maastricht door, in de buurt van zijn kinderen. Heimwee naar Suriname heeft hij niet meer, zegt hij. “Op een gegeven moment heb ik de knop omgezet. Sommige Surinamers in Nederland blijven hun hele leven verlangen naar de tropen. Ik heb daar geen last van. Vroeger wilde ik oud worden in Suriname, nu weet ik dat dit in Nederland gebeurt. Ik heb daar vrede mee. Het scheelt natuurlijk dat ik mijn familie hier heb wonen.”
De dodenlijst
Toch: ooit was het allemaal anders bedacht. In vroeger jaren droomde Wilfred Lionarons van een rustige oude dag in Suriname, luierend in het gezelschap van goede vrienden op zijn perceel in Saramacca. Het was, zoals wellicht bekend, het militaire regime dat in de jaren tachtig roet in het eten gooide. De naam van Lionarons prijkte op de dodenlijst van de sergeants. Het was goddelijke genade, zoals Lionarons het noemt, dat hij in die donkere decemberdagen van 1982 in het buitenland verbleef, in Miami, op een congres over Amerikaanse investeringen in het Caribisch gebied.
“Anders was ik dood geweest”, zegt de journalist. “Ik kreeg op mijn hotelkamer in Miami een telefoontje van een hoge ambtenaar van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken, de voormalige ambassadeur Max Vegelin van Claerbergen. Hij drukte mij op het hart om niet meer terug te gaan naar Suriname. Een dag later lagen op de ambassade alle papieren klaar voor de reis naar Nederland. Dat hadden ze geweldig voor me geregeld. Daarna reisden mijn vrouw en kinderen mij achterna. Dat ging zonder problemen. Hen is gelukkig geen strobreed in de weg gelegd.”
Na de moorden reisde Lionarons naar Nederland om nooit meer een voet op Surinaamse bodem te zetten. “Ik had geen reden. Mijn kinderen studeerden in Nederland. Mijn bezittingen in Suriname, waaronder mijn huis, de drukkerij en de krant, waren vernietigd. Ook na het herstel van de democratie zag ik geen aanleiding om terug te gaan. En nog steeds niet. Het land dat ik verlaten heb, ga ik niet meer aantreffen. Mijn familie reist wel heen en weer. Van hen hoor ik hoe het er aan toegaat in Suriname.”
Gewapende militairen
In Suriname stond en staat Lionarons bekend als een journalistiek monument. Als hoofdredacteur van dagblad De Vrije Stem stond hij pal achter zijn principes, ook na de machtsovername door de militairen. Die waren niet erg gelukkig met de kritische stukken in de krant. Lionarons werd geregeld door gewapende militairen van de redactie opgehaald voor een gesprek over de reikwijdte van de persvrijheid. “Dat ging er weinig zachtzinnig aan toe. Veel geschreeuw en dreigementen. Ik moet erbij zeggen dat ze me nooit hebben aangeraakt. Anderen werden wel mishandeld, maar ik niet.”
Lionarons bleef hardnekkig kritische artikelen plaatsen, zeker toen het militaire regime begon op te schuiven naar de radicaal-linkse politiek van Cuba, Grenada en Nicaragua. “Ik heb van meet af aan gepleit voor de terugkeer van de democratie. Ik ken de geschiedenis van Latijns-Amerika. Er is geen enkel voorbeeld te vinden van een militaire dictatuur waar een land beter van geworden is. De democratie in Suriname functioneerde niet goed, maar toch. Als je de keuze hebt tussen een militaire dictatuur en een stukje democratie, moet je altijd kiezen voor een stukje democratie.”
Dat was niet iedereen met hem eens. Lionarons moest bijvoorbeeld verbeten discussies voeren met zijn aandeelhouders, die aandrongen op een gematigder toon in de krant. “De mens is van nature een opportunist”, concludeert hij. “Een dictatuur kent verschrikkelijk veel meelopers. Die mensen kiezen eieren voor hun geld. Kijk eens hoe populair Hitler was. Zo ging het in Suriname ook. En die mensen lopen nog steeds rond, net zoals de dictator zelf. Er zijn veel mensen in Suriname die er geen enkele baat bij hebben dat de waarheid uiteindelijk boven tafel komt, laat staan dat er recht wordt gesproken.”
En bij anderen overheerst de angst voor het vege lijf, vermoedt Lionarons. “Je ziet het aan de journalistiek in Suriname. Er was lange tijd een grote aarzeling om iets te schrijven over de Decembermoorden. Men ging de zaak liever uit de weg. Tegenwoordig gaat dat beter. Het proces tegen Bouterse en de andere verdachten verloopt uiterst moeizaam, maar het heeft wel gezorgd voor goede verslagen in de kranten. Er is veel aandacht geschonken aan de achtergronden van de moorden. Dat was in de jaren negentig ondenkbaar. Maar het is goed: de journalistiek moet duidelijk zijn en geen onderwerp uit de weg gaan.”
Minder subtiel
Mot met de machthebbers loopt als een rode draad door de carrière van Lionarons, en hij draagt dat feit als een ridderorde. “In de koloniale tijd was het niet veel anders dan in de jaren tachtig. Als ik iets schreef dat niet in de smaak viel, kreeg ik een uitnodiging om op het departement te verschijnen. Dan kreeg ik daar een geweldige uitbrander van de directeur. Tussen de regels door kreeg ik duidelijk te horen dat nieuwe kritische verhalen niet zonder gevolgen zouden blijven. Dan zou het ministerie bijvoorbeeld geen advertenties meer plaatsen. Het was intimidatie, op een subtiele manier. De militairen waren minder subtiel, maar verder was er weinig verschil met de koloniale tijd.”
Veel trok Lionarons zich er niet van aan. Hij bleef schrijven zoals hij gewend was en nam de gevolgen voor lief. “Ik ben mijn journalistieke loopbaan begonnen bij De Stethoscoop, een maandblad voor medische studenten. Het was ooit mijn plan om arts te worden, maar tijdens mijn studie ontdekte ik dat ik daarvoor niet in de wieg was gelegd. Het was nog de tijd
vóór de introductie van de penicelline en de patiënten stierven bij bosjes. Dat was niets voor mij. Maar het schrijven, dat vond ik meteen plezierig. En ik deed er een beetje radio bij, met het voorlezen van medische bulletins voor de bevolking.”
In de jaren vijftig en zestig kwam het allemaal samen, met de oprichting van dagblad De Vrije Stem en het radiostation Radio Paramaribo. “Het was de eerste Surinaamse zender die niet verbonden was met de overheid”, vertelt Lionarons. “En meteen een groot succes. Ik las het nieuws voor en we draaiden de nieuwste platen uit de Verenigde Staten. Ook Surinaams repertoire.” Het waren de jaren van het opkomende nationalisme. Het eigene van Suriname, dat door de koloniale overheid lang de kop was ingedrukt, kwam langzaam maar zeker aan de oppervlakte. “Een gouden tijd vol beloftes”, vindt Lionarons. “En zakelijk ging het ons ook voor de wind.”
Geen schadevergoeding
Het imperium van Lionarons overleefde de revolutie echter niet. Terwijl de journalist in december 1982 in het vliegtuig van Miami naar Amsterdam zit, worden zijn bezittingen in Suriname in de brand gestoken en verwoest. “Vroeger heeft dat veel pijn gedaan. Ik had hard gewerkt voor mijn huis, mijn dagblad en mijn drukkerij. Het onrecht dat mij dat allemaal door de militairen was afgenomen, woog zwaar. Aan de andere kant was ik natuurlijk blij dat ik het er levend van af heb gebracht. Nederland heeft me goed opgevangen. Ik heb echt niets te klagen. Ik heb nog een tijdje met de gedachte gespeeld om een schadevergoeding te eisen, maar daarvan heb ik afgezien. Het zou waarschijnlijk niets hebben uitgehaald.”
Lionarons beseft dat zijn ballingschap tegenwoordig een keuze is. Vrienden en familie reizen heen en weer naar Suriname, zonder problemen. “Voor mij is het een principieel ding. Zolang de verantwoordelijken voor de Decembermoorden vrij rondlopen, heb ik in Suriname niets te zoeken. Ik koester geen wrok tegen het land. Ik hoor van mijn familie dat de economie het beter doet dan in het verleden. Daar ben ik oprecht blij om. Ik hoop alleen dat de band tussen Nederland en Suriname hecht kan blijven. Die twee landen hebben zo veel met elkaar, het zou vreselijk jammer zijn als dat verband verloren zou gaan.”