EuroSuri
Neger?
Armand Snijders vroeg in de Parbode van februari aan Ronald Snijders waarom sommige Afro-Surinamers het erg vinden om neger genoemd te worden. Hij begreep het niet. Ronald Snijders vond het onderwerp kennelijk niet interessant genoeg om er meer dan een alinea aan te wijden. Het is een discussie waar elke Euro Suri weleens aan heeft deelgenomen.
Naarmate de jaren verstrijken, is het vuur uit mijn betoog verdwenen en soms schud ik slechts glimlachend mijn hoofd. Volgens mij kan je Afro-Surinamers grofweg in drie groepen verdelen. Degenen die nooit een punt maken van het woord neger en het zelf ook graag gebruiken, ze zijn vaak heel jong en denken er niet verder over na. Verder de groep waar Armand Snijders het over had, die het als haar missie ziet om het woord uit de Nederlandse taal te bannen. Waarschijnlijk uit frustratie en bij gebrek aan een nuttige tijdsbesteding.
En degenen die zich soms ergeren aan het gebruik van het woord. Ik behoor tot de laatste groep. Met een creoolse vader en hindostaanse moeder, ben ik een Afro-Surinamer en dus zou je mij een neger kunnen noemen. Ik heb van mijn tiende tot mijn twintigste in Suriname gewoond, maar niemand heeft in die tijd ‘neger’ tegen mij gezegd. Mensen die mijn ras wilden beschrijven noemden mij een dogla. Al op de lagere school was zo mijn raciale identiteit vastgesteld. ‘Ma, ben ik een dogla?’, vroeg ik mijn moeder toen ik het woord voor het eerst hoorde. ‘Ja, dat ben je’, zei ze. Dat was duidelijk. Niets aan de hand.
Tot ik naar Nederland vertrok om er te studeren.
Tijdens een studentenfeestje zei een medestudent tegen mij: ’Je kan goed dansen, maar ja, alle negers kunnen goed dansen.’ Toen ik ging paardrijden zei iemand: ’Wat gek, ik heb nog nooit een neger zien paardrijden.’
Ik werd met het n-woord om mijn oren geslagen.
Ik ging naar een negerdisco, ik hield van negermuziek, ik liep als een neger, ik had negerlippen.
Ik zei tegen mijn broer die ook in Nederland studeerde: ’ We zijn negers geworden’. We konden er wel om lachen. Die gekke Nederlanders wisten niet dat het gevoelig lag. Het ging er natuurlijk om wie het zei en op welke toon. Als Nederlandse meisjes in de disco tijdens het dansen in je oor fluisterden dat je een mooie neger was, konden we daar wel mee leven. Als een Nederlandse man het je op straat toesnauwde, gingen je nekharen overeind staan.
Het woord neger is een beladen woord, vooral uitgesproken door een andere bevolkingsgroep. Natuurlijk hebben de Afro-Surinaamse vrienden van Armand Snijders er geen moeite mee als hij ze neger noemt. En dat is de kern van de zaak, want juist onder vrienden kan dat. In een conflictsituatie met boze Afro- Surinamers zou ik Armand het gebruik van het woord sterk afraden.
Veel Nederlanders zien geen kwaad in het gebruik van het woord neger als het om Afro- Surinamers gaat.
’Ik bedoel er niets kwaads mee en je bent toch een neger?’ zeggen ze dan.
Vroeger probeerde ik het nog wel uit te leggen. Dat het voor een Afro-Surinamer niet prettig was om neger genoemd te worden, omdat we in Suriname het woord creool en later Afro-Surinamer gebruikten om het ras te beschrijven. ‘Neger’ was vooral om bepaalde eigenschappen te benadrukken en meestal niet de positieve, maar juist het tegenovergestelde.
Sommige Nederlanders begrijpen dat, anderen niet.
In de loop der jaren ben ik de negerdiscussie moe geworden. Meestal reageer ik niet meer als het woord valt. Het is natuurlijk ook een kwestie van identiteit. Wat is een neger? Voel je je een neger? Wie bepaalt dat?
Degene die mij zo noemt? Of mag ik zelf bepalen hoe ik genoemd wil worden? Als ik een etiket opgeplakt moet krijgen dan kies ik voor Euro-Suri.
De jongere generaties Surinamers hebben minder moeite met het woord neger. Ze gebruiken het vaak en graag. Mijn zoon heeft vele roepnamen voor mij: Dude, pimp, darkness. Meestal begroet hij mij echter met de kreet: ’Niggerrrrr!’
Chris Polanen woont en werkt als dierenarts en schrijver in Nederland