Boze droom, waanidee of een vleesgeworden impasse?
Vorig jaar oktober was ik in Moengo om het grote kunstproject van Marcel Pinas te bekijken en te ervaren. Naast de Tembe Art Studio, dans, muziek, naast de internationale artist in residence en de kleine cursusfaciliteiten in een aantal omliggende dorpen, sprak Pinas toen over een museum. Een plek waar hij het werk van studenten, van zichzelf, van de bezoekende kunstenaars en van kunstenaars uit de regio kan laten zien. Nu, ongeveer een half jaar later, heeft de realiteit de droom ingehaald. Pinas heeft een tienjarige licentie op een grote, verlaten hal van de EBS. Het CAMM, Contemporary Art Museum Moengo, kan binnen afzienbare tijd zijn kunstschatten aan het publiek tonen.
In Paramaribo wordt al jaren gesproken over een Nationaal Museum voor Moderne Kunst (NMMK). Bureaulades liggen vol met voorstellen. Ongelezen of ten minste vergeeld en vergeten. Het aantal vergaderingen en bijeenkomsten heeft een recordhoogte bereikte. Speciaal opgerichte stichtingen en andersoortige besturen leiden een noodlijdend bestaan. Opties op gebouwen en stukken grond zijn ver over hun vervaldatum heen.
Hoe komt het dat het Nationale Museum voor Moderne Kunst nog niet eens aan de horizon gloort? Om een mogelijk antwoord te krijgen, maakte ik een rondgang langs autoriteiten, betrokkenen, deskundigen en mensen uit het veld. Naïef – al dan niet gespeeld – informeerde ik eerst naar de status van het Surinaams Museum, waar volgens de eigen website ook moderne kunst te zien is. Het blijkt een pijnlijk onderwerp. Een van mijn gesprekspartners deelt me koel mee, dat dat museum al jaren in slaaptoestand verkeert. “Daar gebeurt niets en daar gaat niemand heen.” Vreemd. Waarom bestaat het dan nog? Waarom krijgt het subsidie van de overheid? Waarom speelt het in de discussies over een nieuw museum geen enkele rol? Dat er een museum of ‘iets van een museum’ moet komen in Suriname, daarover is vrijwel iedereen het eens. Een paar uitzonderingen daargelaten. Ann Hermelijn, producent van kunst- en cultuurprojecten, reageert met: “Weer een gebouw! Ik kan me daar zo kwaad over maken. Mensen realiseren zich niet hoeveel het kost om een museum vakkundig te exploiteren.” Monique Nouh-Chaia Sookdewsing, directeur Readytex Art Gallery, is iets voorzichtiger. “Ik verzet me niet tegen een museum, maar ik geloof meer in events, verspreid over het jaar, op verschillende locaties. Dat is een betere methode om kunstenaars te bedienen en het publiek te laten kennismaken met verschillende vormen van kunst.”
Voor Rinaldo Klas, kunstenaar en directeur Nola Hatterman Art Academy, is het duidelijk. Er moet een museum komen. Met alles erop en eraan. Conserveren, verzamelen, educatie verzorgen en presenteren. “Ook internationale kunst. En of de directeur een Chinees of een Amerikaan is, dat kan me niet schelen, als hij maar deskundig is. Wij leiden studenten op en kunnen ze nooit meenemen naar een museum om te laten zien wat er is. Een museum is een logisch vervolg van waar we al jarenlang mee bezig zijn. Ik heb er vertrouwen in dat het er ooit komt. In Suriname moet je geduld hebben.” Patrick Tjon, manager Academie Hoger Kunst- en Cultuur Onderwijs (AHKCO), wil hetzelfde, maar heeft minder geduld dan zijn collega. “Begin met iets. Hou op met praten. We hebben genoeg gepraat. Start alvast een databank. Begin gewoon in een bestaand gebouw. Je kunt later altijd nog aanvullen en uitbreiden. Als je de staatscollectie toegankelijk maakt, wil dat niet zeggen dat je de staat invloed moet geven. Een museum moet onafhankelijk zijn.” Thea Valk, van stichting NMMK en de Nationale Kunstbeurs, wijst erop dat de stichting, die zich bezighoudt met de oprichting van een Nationaal Museum, public-private is, en dus niet om de overheid heen kan. Marieke Visser, schrijver en betrokkene bij diverse kunstprojecten, wil het liefst twee nieuwe musea. “In het ene moet het accent liggen op het toegankelijk maken van het nationale, culturele erfgoed. Suriname heeft een rijke geschiedenis. Veel jongeren bijvoorbeeld hebben daar geen idee van.” Filmer en videokunstenaar Jurgen Lisse valt haar bij in het bewaren en bewaken van het nationaal erfgoed. Lisse: “Kunst beleef je intenser als je het daadwerkelijk voor je ziet. Internet is geen alternatief”. Het andere museum ziet Visser als een ‘laboratorium voor kunst’, waar thematische tentoonstellingen gepresenteerd kunnen worden. Liefst ook internationaal. “Kijk wat je zelf hebt, maar vul het aan met wat je gemakkelijk vanuit de regio kunt krijgen.”
Stapjes
Het idee van een kunsthal duikt bij een groot aantal mensen, die ik sprak op. Een ruimte dus waar wisselende tentoonstellingen plaatsvinden, nationaal en internationaal, maar die de verzamelende en conserverende taken laat voor wat ze zijn. In feite een goedkoop alternatief voor een museum. Kunstenaars als George Struikelblok en Dhiradj Ramsamoedj zijn daar voorstander van. Laatst genoemde heeft al een ontwerp gemaakt met het Gebouw 1790 als basis. “Ik zou eerst beginnen met een digitaal museum en dan overgaan naar een kunsthal.” Struikelblok onderstreept het belang van een goede kunstruimte voor de bevordering van het toerisme. Ada Korbee, tentoonstellingsmaker, is resoluut in haar keuze voor een internationaal georiënteerde kunsthal. “Laten we ons hard maken voor het Gebouw 1790 naast het kabinet van de president. Prachtige ruimte, niet moeilijk geschikt te maken en gunstig gelegen.”
Stanley Sidoel, directeur Cultuur, zit in een lastige positie. De overheid interesseert zich niet voor kunst. Het directoraat krijgt daarom niet de noodzakelijke middelen om kunst te bevorderen. Maar Sidoel wil toch ook een Nationaal Museum voor Moderne Kunst. Daarbij mag ik niet onmiddellijk denken aan musea zoals in Europa, maar het moet wel een museum worden dat zich van alle taken kwijt. Dit draagt hij herhaaldelijk in het openbaar uit en dat schept verwachtingen. Sidoel is echter, al dan niet noodgedwongen, de man van grote woorden en kleine stapjes, van ‘investeringen in de diepte’, ‘beslissingen die passen binnen het overheidsbeleid’, van ‘eerst meer ruimte voor kunst en cultuur in het onderwijs’, en van ‘een bedrijfsleven dat rijp moet worden gemaakt’. Een vriendelijke, goedwillende, maar voorzichtige man. Hij is overigens niet tegen een kunsthal als fase op weg naar.
Kunsthal
Er komt een moment dat een onderwerp is doodgepraat. Alle stellingen zijn betrokken, ogen en oren sluiten zich, oordelen veranderen in vooroordelen, wat een visie leek te zijn, verandert in een loze gedachte, enthousiasme wordt gewoonte, een tijdpad ontpopt zich als een doodlopende ambtelijke weg. Dat moment is aangebroken. Voeg daarbij dat de Surinaamse kunst de laatste jaren een grote ontwikkeling doormaakt, misschien zelfs staat voor een internationale doorbraak, en het wordt zonneklaar dat er een beslissing geforceerd moet worden. Autoriteiten en ‘beroepsbetrokkenen’ moeten plaats maken. Benoem een buitenlandse directeur die ervaring heeft met een kleinschalig, kunsthalachtig instituut, die de regio kent, op de hoogte is van internationale ontwikkelingen en weet wat fondsenwerving inhoudt, geen Europeaan dus. In Europa wordt kunst gesubsidieerd door de overheid. Geef haar of hem een bestaand gebouw. Voor een symbolische één srd huur per maand. Dat pand hoeft niet groot of mooi te zijn, maar vooral praktisch en uitdagend. Leegstand genoeg. Geef haar of hem een mandaat voor een paar jaar. Laat haar of hem zijn eigen visie ontwikkelen. Zorg voor een paar enthousiaste, Surinaamse medewerkers. Uit de gesprekken die ik heb gevoerd met personen uit het veld, met personen op de kunstvloer, blijkt dat er aan enthousiasme en organisatorische potentie geen gebrek is. Zet dat personeel op de payroll van de overheid, zonder daar eisen aan te verbinden of invloed tegenover te stellen. Geef enthousiasme en kundigheid letterlijk en figuurlijk de ruimte. Dwing zo de bewondering van potentiële bezoekers en het bedrijfsleven af. Bereidheid om te betalen is niet alleen afhankelijk van het herkennen van wederzijdse belangen, maar vooral ook van het herkennen en respecteren van elkaars ambities. Voor een kwalitatief goede en spannende kunsthal hebben mensen geld over. Voor een plan in een la van een versleten bureau niet. Leg contacten met vergelijkbare ‘musea’ in de regio en wissel uit, op allerlei (vak)gebied.
Zorg ondertussen dat er op een academie of op de universiteit opleidingen komen voor kunsthistorici die schrijf- en/of museale aspiraties hebben. Een regering die niets heeft met kunst, maar wel bereid is geld te steken in de verbetering van onderwijs, moet daar oren naar hebben. Werk ondertussen, bijvoorbeeld vanuit een academie, aan een digitale databank voor kunst. De afdeling die de staatscollectie nu beheert, moet dat nog even blijven doen. Ze moet meewerken aan het uitlenen van individuele werken ten behoeve van de wisselende tentoonstellingen in het nieuwe instituut.
Ik pleit er niet voor om de kleine stapjes van Sidoel te veranderen in grote passen met zevenmijlslaarzen. Ik pleit er wel voor om snel en deskundig in actie te komen, gebruik makend van ‘het momentum’ in de kunst en de enthousiaste potentie in de kunstwereld.
In Amsterdam heeft de directeur van de Nieuwe Kerk met de Hermitage bewezen dat veel mogelijk is als je recht op je doel afgaat en tijdverslindende ambtenarij omzeilt. De dependance van het beroemde museum in St. Petersburg is binnen een jaar een veel bezocht museum geworden. Marcel Pinas gaat in de komende maanden hetzelfde bewijzen met zijn CAMM in Moengo. Dan mag en kan Paramaribo niet achterblijven.
(Kunsthistoricus, free lance schrijver en tentoonstellingsmaker, redacteur van Kunstbeeld, woont afwisselend in Amsterdam en Brooklyn)