Saamaka
Menno Marrenga woont al tientallen jaren langs de Boven-Surinamerivier. Hij deelt zijn belevenissen met de lezers
UITGESTORVEN
Ik kan me het nog heugen, toen ik dat bericht hoorde over het gat in de ozonlaag: het is zo ver, er was voor gewaarschuwd en we hebben de onheilsprofeten uitgelachen, maar nu sijpelen de ultraviolette stralen binnen en gaan we dood. Zo gaat dat bij rampen, je herinnert je nog precies waar je was en wat je toen dacht: bij de moord op Kennedy, bij de eerste staatsgreep in Suriname. Andere rampen zijn minder spectaculair: het uitsterven van de Surinaamse pingo in 2025 bijvoorbeeld.
In 2028 verschijnt een berichtje op bladzijde 7 van DeWareMilliseconde, dat een bioloog drie maanden in het bos heeft gezocht en iedereen heeft ondervraagd en inderdaad, nou je het zegt, al lang geen pingo meer gegeten, die zal wel zijn uitgestorven. Dat artikel in een vakblad voor klimaatmodelleurs, vol formules en tabellen en dat het niet langer verklaard kan worden als statistische fluctuatie, dat de zeespiegel toch echt stijgt, al tien jaar lang. Daar besteedde Parbode geen aandacht aan, want nieuws was het niet en die dag stond de Keizerstraat toevallig net droog.
Ik breng nu ook zo’n primeur. Ik weet niet meer hoe we er op kwamen, maar ergens in het gesprek merkte Zabilon terloops op dat niemand van de stam de apinti meer kan slaan. Inderdaad, nou je het zegt… wanneer heb ik voor het laatst de apinti gehoord? Was het drie jaar geleden, bij de begrafenis van Nunu? Of vijf jaar, bij die van de oude Basia? We wisten het niet, zo weinig interesseerde het ons blijkbaar.
Gelukkig gaat het om een lokaal uitsterven. Zoals de capibara niet meer op Leidingen rondscharrelt, maar elders nog wel, dus als we echt willen kunnen we hem altijd weer uitzetten. En dat gat in de ozonlaag… ach, er is vast ergens nog wel wat ozon over, dus als we echt willen, plakken we hem weer dicht en die oceaan pompen we ook leeg of anders leggen we een dijk om Coronie heen.
Er zijn een stuk of twaalf stammen in Saamaka, als het moet vangen we een apinti-speler van een andere stam – nee, liever vragen we subsidie aan, we inter- viewen de laatste apinti-speler en huren een professor uit Nederland die aan de dorpsjeugd apinti-les gaat geven, dan verdient iedereen er wat aan. Over de moord op Kennedy zijn we heen gekomen en die staatsgreep ook, dus waar maken we ons zorgen over? De voorouders hebben nog niet geprotesteerd en voor toeristen spelen we gewoon kawina, dat klinkt zowat hetzelfde toch? Wat was die apinti eigenlijk? In ieder geval geen met zand en sigarettenpeuken gevuld stuk hout in het hoofdkwartier van de Missie, trofee van overwonnen heidendom. Ook geen cederhouten trommel in handbagageformaat met de inscriptie
‘Groeten uit Suriname’. Het gaat niet om de vorm, want op dat ding kan je ook apuku spelen, banamba desnoods of reggae, en destijds heeft het oude dorpshoofd (die toen nog leefde) mij de eerste apinti-slagen geleerd op een plastic emmer voor SAE40 smeerolie.
Van oorsprong schijnt de apinti een signaaltrommel geweest te zijn. Voorloper van Radio Apintie dus. Schijnt – ik houd een slag om de arm, want over Afrikanen en hun getrommel gaan evenveel verhalen als over broodjes aap. Ik heb geprobeerd het uit te zoeken. Ik heb het oude dorpshoofd verzocht of hij even naar het volgende dorp kon trommelen dat de bougies twintig gulden kosten. Dat verzoek begreep hij niet. Toen deed ik het voor in morse: boem, boemboemboem is A, enzovoorts. Dat vond hij een handig idee, maar met apinti had het niets te maken. Geen signaaltrommel dus. In ieder geval niet meer – misschien lang geleden wel. Men herinnert zich nog wel dat er oproepcodes waren voor verschillende personen: een bezoekend dorpshoofd was anders dan een residerend dorpshoofd, een familie-dorpshoofd anders dan een dorps-dorpshoofd. Maar oproepcodes maken nog geen taal, net zo min als persoonlijke telefoondeuntjes dat doen.
Als de apinti een signaaltrommel was, dan is die al lang geleden uitgestorven. Niemand weet wanneer en het interesseert ook niemand. Nu hebben we telefoon.