De eerste vonk…
Iedere maand vertellen verliefde lezers over dat eerste moment waarop de vonk oversprong…
Liefde volhouden
Hellen (49)
“Hoor je hoe ze met hun banden scheuren over het asfalt! Het is hier op een steenworp afstand van bureau Geyersvlijt en de politie hoort en ziet niets? Mijn schat werd aangereden door zo’n hardrijder, liep een heel ernstig ongeluk op en is nooit meer de oude geworden. Ik heb hem leren kennen op de mulo. Hij was de langste van de klas met een grote bos haar. Ik ben ook nogal lang en zat dus net als hij op de achterste rij; we waren experts in spieken, stuurden elkaar kleine briefjes versierd met tekeningetjes en moesten vaak om elkaar lachen, zo is het begonnen. Vijf jaar later zijn we getrouwd, kregen drie kinderen en toen de jongste vijf was, heeft mijn man dat ongeluk gekregen: hij heeft nog steeds vaak pijn in zijn rug en een deel van zijn geheugen werkt niet meer. Ook kan hij geen beslissingen meer nemen op grond van rationele afwegingen, hetgeen ik heel moeilijk vind.
Hij had een mooie baan toen het gebeurde, onderdirecteur op een ministerie, maar dat ging natuurlijk niet meer; ik ben toen na een jaar les gaan geven en Ravick heeft het huishouden van me overgenomen, gelukkig kon hij dat met wat hulp goed aan. Hij zorgde graag voor de kinderen en ze zijn alle drie goed terechtgekomen. Niet zo lang geleden was hij een half jaar weg, ging bij zijn zus wonen, want hij was heel boos: ik zeurde teveel. Toen hij weer terugkwam, viel het me in het begin best zwaar het huis weer met hem te delen. Echter, na dat ongeluk had ik me voorgenomen altijd zorg voor hem te dragen. Heeft niet elk huis zijn kruisje? Ik ben toch dankbaar voor alle warmte die ik van hem krijg, ik ken eigenlijk niemand die zo lief is als hij.”
Ravick (51)
“Zij is vaak boos op me en dan ben ik kwaad, wil ik weg. Dit doe ik niet goed en dat doe ik niet goed, zij weet altijd alles beter. Ik heb vroeger een ongeluk gehad waardoor het één en ander niet meer zo goed functioneert, ik moet ook vaak naar de dokter. Soms heb ik hoofdpijn, maar vandaag valt het mee. We leerden elkaar kennen op de Frohwein-school, zaten in dezelfde klas; op de AMS had ik de B-richting gekozen en zij moest A doen. Daar baalde ik wel van, soms zaten we toch bij elkaar in de klas bij docenten die dat niet in de gaten hadden. We zoenden elkaar in het fietsenhok.Toen we beiden naar de universiteit gingen, zijn we getrouwd en hebben drie kinderen gekregen. Ze zijn nu groot, mijn oudste dochter woont in Nederland. Vorig jaar was ik bij haar, maar het is er toch te koud. Ik heb ze alle drie grootgebracht, want na dat ongeluk kon ik niet meer aan de slag, vlot lezen en schrijven was er niet meer bij. Het viel niet mee dat te accepteren.
Soms vraag je je echt af, hoe denken de heren een land te besturen als ze niet eens in staat zijn hardrijders van de straat te plukken? Achteraf is het ongeluk toch ergens goed voor geweest: spelen met mijn kinderen was interessanter dan zitten achter een bureau. Nu is het stil, te stil in huis, soms verveel ik me en leest Hellen me voor of wandelen we met de hond. Als we gaan slapen, liggen we tegen elkaar als twee lepels in een doosje, zoals Hellen dat zegt.
Toen ik bij mijn dochter was, miste ik haar toch wel. Niemand die je eens vasthoudt. Ik houd van haar en als ze moppert gaat het gewoon het ene oor in en het andere weer uit.”