Antiquariaat
Geschiedkundige aanteekeningen, rakende proeven van Europeesche kolonisatie in Suriname
Reinier Frederik baron Van Raders (1794- 1868) was gouverneur van Suriname van 1845 tot 1852. Tijdens zijn gouverneurschap vond de migratie van arme boerenfamilies uit Nederland naar Suriname plaats. Van Raders behandelt aan de hand van officiële stukken een aantal kolonisatiepogingen en doet aanbevelingen. Suriname telde op dat moment zo’n 60.000 inwoners, maar volgens Van Raders kon het land wel 60 miljoen monden te voeden.
In 1747 vindt er ‘een proeve’ plaats, waarbij zeven boerenfamilies uit het gebied dat nu deel uitmaakt van de Duitse deelstaat Rheinland-Pfalz, naar Suriname komen. Zes jaar later wordt de grond Victoria, waar zij zijn geplaatst, door Marrons ‘geattakeerd’. In 1748 worden op voorstel van Louis du Bussy, een in Paramaribo praktiserende Zwitserse geneesheer, zeventien Zwitserse families naar Suriname gestuurd. De Zwitsers worden in ponten naar Para vervoerd waar ze op een oude kostgrond kunnen werken. Maar er is, vanwege de slechte omstandigheden, veel onvrede. Velen van hen worden getroffen door ‘bloedloop en pleuris’. Ook worden zij slachtoffer van aanvallen van Marrons die in november 1753 hun dorp overvallen. Velen vluchten, dertig mensen worden gedood. Eén vrouw wordt ‘moedernaakt uitgekleed’ en aan een boom vastgebonden. Ook de kolonisatie aan het Oranjepad (Pad bij Rama) verloopt verre van succesvol. Deze missie onder leiding van Baron von Bulouw (Bülow) is vanaf het begin gedoemd te mislukken. Het kost handenvol geld, er is gebrek aan soldaten en de post heeft geen enkel nut. De kolonisatiepoging die het meest tot de verbeelding spreekt, is die aan de Saramacca in 1845. Het plan was om onder leiding van drie Hervormde predikanten, A. van den Brandhoff Ez, J.H. Betting en D. Copijn zo’n tweehonderd huisgezinnen ‘uit de klasse verarmde landbouwers’ naar Suriname te halen. Met vier schepen arriveerden 384 kolonisten in Suriname. In eerste instantie werden zij op Voorzorg ondergebracht, gelegen tegenover de post Groningen. Na een aantal maanden overleden tweehonderd van hen aan tyfus. Eén van de problemen was de grote afstand tot de stad. Velen trokken daarom weg en begonnen een boerenbedrijf dichter bij Paramaribo. De ‘boeroes’ vormen de nakomelingen van deze kolonisten. Baron Van Raders was lid van de Maatschappij ter bevordering van de afschaffing van de slavernij. Hij zette zich als gouverneur in om de behandeling van slaven te verbeteren. Uiteindelijk werd hij in 1852 vanwege een diplomatieke rel ontslagen. Een jaar later werd hij benoemd als lid van de Staatscommissie die advies moest uitbrengen over de emancipatie van de slaven.
Geschiedkundige aanteekeningen, rakende proeven van Europeesche kolonisatie in Suriname. Bijeengebragt door R.F. baron van Raders. ’s-Gravenhage: De Erven Doorman, 1860