Dakloos? Dan een spuitje!
Ik heb een aapje gevangen. Dat klinkt leuker dan het is, want aapjes zijn doorgaans wat minder schattig dan ze in documentaires en de dierentuin op ons overkomen. Het zijn wilde dieren, die in de natuur thuis horen. Ook aan de rand van Paramaribo kom je ze regelmatig tegen, in de verstedelijkte delen echter nauwelijks. Tenzij ze gedwongen in gevangenschap leven; er zijn mensen die er lol in scheppen om zo’n guitige klimmer aan een ketting of in een veel te klein kooitje als huisdier te houden. En die willen nog wel eens ontsnappen.
Het aapje in dit verhaal behoorde tot die laatste categorie, getuige het touwtje om de nek. Het scharrelde op het erf tussen de weelderig bloeiende tropische bloemen. In doodsangst. Mijn twee honden, type asbakkenras, staan aan de ene kant en willen maar al te graag happen. Aan de andere kant, waar een muur mij van de buren scheidt, ligt een zeer vervaarlijk ogende zwarte hond met al even vervaarlijke tanden in de houding om aan te vallen. Gelukkig heb ik dochters die in het verleden weleens een konijn, witte muizen of hamsters kochten. Die bleven om uiteenlopende redenen nooit te lang. Wat wel is gebleven, is een forse kooi. Die biedt uitkomst, dankzij de Fransman birambie die we er in leggen. Aapje trapt in de val en stapt in de kooi.
Afgaande op de plaatjes in het boekje Apen van Suriname, concludeer ik dat het om een keskesi gaat, een bruine capucijneraap. En afgaande op de uiterkuoverduidelijk een mannetje, hooguit een paar maanden oud. Leuk natuurlijk, maar ik wil hem niet als huisdier. Dus het meest logische lijkt mij om Paramaribo Zoo te bellen, in de hoop dat zij onderdak kunnen bieden. “Dag mevrouw, ik heb een keskesi gevangen. Kan ik die misschien bij jullie brengen?”
“Wat voor een aap is het?” vraagt ze weinig enthousiast.
“Dat zeg ik, een keskesi.”
“Ja maar, wat voor een aap is het?”
“Een keskesi is toch een aapsoort?” De dierentuindame heeft kennelijk geen snars verstand van dieren.
“Ja ja, maar wij hebben geen plaats. Laat u hem maar los.”
“Dan wordt hij opgegeten door honden of doodgereden door een auto.”
“Ik weet het ook niet hoor. Belt u LBB maar, wij willen hem niet.”
Bosbeheer dus. Klinkt een beetje logisch, apen leven immers in het bos. De LBB-dame aan de andere kant van de lijn leeft wel met mij mee, maar adviseert om de dierentuin te bellen. “O, dat heeft u al gedaan? En ze willen hem niet? Dat is wel vreemd hoor.” Dat zijn we dus met elkaar eens. Ik moet volgens haar contact opnemen met Monique Pool van Green Heritage Fund. Zij komt altijd in het nieuws als ergens een verdwaalde luiaard is aangetroffen. Misschien weet ze ook wel raad met een aapje. Niet dus, zo blijkt als ik haar bel. Maar ze zal het aan dr. Leontien Banse vragen, de beroemde dierenarts en drijvende kracht achter het asiel. Daar is Pool op dat moment op bezoek. Op de achtergrond hoor ik beide dames dof overleggen. “Loslaten”, hoor ik Banse zeggen. Ik leg opnieuw uit dat dit geen optie is. “Dan laten inslapen”, zegt ze daarop zakelijk. Ik denk eerst nog dat ik het verkeerd begrijp, maar nee, volgens haar is dat toch echt het beste. Ik ben verbijsterd en beëindig het gesprek met gemompel dat ik erover na zal denken. Een doodzieke bejaarde hond uit het lijden verlossen kan ik begrijpen, maar een kerngezond aapje omdat het toevallig dakloos is, gaat wel heel erg ver. Als zelfs dierenartsen niet voor zielige dieren opkomen, wie dan nog wel?
Gelukkig dient zich een dag later een enthousiaste nieuwe eigenaar aan. Ze heeft al een aapje in een grote kooi, deze kan er nog wel bij. Uiteraard niet de meest ideale situatie, maar een leven in gevangenschap en in gezelschap is volgens mij nog altijd beter dan een dodelijk spuitje van de dierenarts.