De echte Indiaan bestaat niet meer
Een halve eeuw geleden was je pas een Wayana als je door de mier gestoken werd. Inheemsen liepen nog met een lendendoek en de Sjamaan werd gerespecteerd. In augustus werd Ingi Dei op het Onafhankelijkheids-plein grootst gevierd, maar de echte inheemse cultuur in het binnenland is aan het verdwijnen. Volgens velen is het de schuld van Amerikaanse zendelingen. Roy en Margaret Lytle werken en wonen al meer dan veertig jaar in het Lawagebied. “De ontwikkeling zou sowieso gekomen zijn, alleen wij waren er eerder.”
Diederik van Goethem, fotograaf van beroep, maakte twee jaar geleden een reis door Suriname. Meer dan duizend foto’s schoot hij van de inheemsen en langzaam maar zeker raakte hij in de ban van de fascinerende cultuur van de Indianen in ons land. Een cultuur die, naar zijn zeggen, vernietigd wordt. “Wat ik tegenkwam, zijn praktijken die me deden denken aan de tijd van de inquisitie. Indianen worden gedwongen hun eigen geestelijke cultuur, hun identiteit op te geven. Lang niet iedereen is vrijwillig christen naar mijn idee. De groepsdruk is zo enorm dat er een sfeer van dwang, van angst is.” Van Goethem noemt een Wayana in Apetina als voorbeeld. Hij had veel aan hem als gids en op gegeven moment, toen ze ver weg van het dorp in het bos waren, barstte de inheemse man los. “Als ik niet geloof, word ik het dorp uitgezet met mijn familie. Ik durf dat niet te zeggen, misschien word ik zelfs wel vermoord.” Deze woorden schokten de fotograaf diep en steeds meer raakte hij ervan overtuigd dat er iets heel ergs aan de hand is in het binnenland van Suriname.
De Amerikaanse zendelingen waar Van Goethem over spreekt, zijn in 1970 naar Suriname gekomen. Hun standplaats is Kawemhakan aan de Lawarivier. “Men zei dat we naar een dorp zouden gaan als Sodom en Gomorra. The wild wild west. Veel geweld, geweren en heel veel immoreel gedrag. Het was toen ook nog heel primitief. Hun manier van leven was nog nauwelijks beïnvloed.” Margaret Lytle vertelt over de begintijd van hun missie. Zij en haar man Roy werken voor World Team, een Amerikaanse organisatie die in 1954 het werk in Suriname is begonnen. ‘Vanaf dat moment’, schrijft World Team op zijn site, ‘heeft God geweldige dingen gedaan. Onder verschillende Indianenstammen is de christelijke populatie bijna honderd procent en de inheemsen reiken nu zelf uit naar andere stammen.’ Roy en Margaret hebben deze ontwikkelingen allemaal meegemaakt. “We zijn begonnen met de Indianen te leren lezen en schrijven. Onze voorgangers waren gestart met het Wayana op schrift te stellen en het Nieuwe Testament te vertalen.” De Lytles zijn daarmee doorgegaan. Niet alleen alfabetisering brachten ze naar het dorp, ook gereedschappen en andere spullen waar eerst dagen voor gereisd moest worden. “Natuurlijk was het ook in ons belang. We wilden dat ze in het dorp waren, zodat we ze over Jezus konden vertellen. We wilden dat ze konden lezen, zodat ze zelf de Bijbel konden lezen.”
De stem van de inheemse stammen werd, en wordt nog steeds, niet of nauwelijks gehoord in Suriname. “De Wayana’s voelden zich genegeerd. Wij toonden interesse in hen.”
Dat die interesse oprecht is, blijkt uit de vele foto’s van de dorpsgenoten die aan de muur van hun huis in de stad hangen. Door jaren in Kawemhakan te wonen, zijn de Wayana’s als familie geworden van Roy en Margaret.
Met de komst van de Amerikanen is er in het bos veel veranderd. Kinderen lopen niet alleen meer met cassavebrood in hun hand, maar zo af en toe snaaien ze een American pancake van de ontbijttafel van Margaret. De Wayana’s eten nog steeds de grote mieren als lekkernij en drinken regelmatig kasiri, maar doen dat met kleren aan hun lijf in plaats van de idyllische lendendoek. Roy en Margaret voelen de druk vanuit de stad en het buitenland. “Antropologen zijn niet onze beste vrienden.” Roy en Margaret zijn gevormd door de westerse (Amerikaanse) cultuur, en logischerwijs wisselen ze die cultuur ook uit met die van de Indianen. “Tijdens de revolutie zijn we acht jaar terug gegaan naar Florida. Toen we terugkwamen, hadden alle Indianen kleren aan. Ik schrok ervan, maar in ieder geval konden ze ons daar de schuld niet van geven.”
Diederik van Goethem vindt het verschrikkelijk dat de inheemse cultuur naar de achtergrond is geschoven. “Je ziet er nauwelijks meer iets van terug. Het is praktisch vernietigd.” En inderdaad, als je op een willekeurige dag met een kleine chartervlucht landt op de airstrip van Kawemhakan, lijkt het dorp in niets meer op het dorp wat het vroeger was. De zon brandt op de zinken dakplaten van de ruime huizen. Het geluid van de televisie knalt door de ramen de natuur in. Overal staan generatoren die het dorp continu van stroom voorzien. De mannen liggen relaxed in de hangmat, terwijl de vrouwen hier en daar met elkaar kletsen. “Onze dochter is opgegroeid in het bos. Ze wilde onlangs weer met ons mee toen ze op vakantie was, maar niet meer naar Kawemhakan. Het leek in niets meer op het dorp waar ze opgegroeid was, zei ze.” Margaret vindt het jammer dat het dorp zo veranderd is, maar legt een deel van de verantwoordelijkheid bij de inheemsen zelf. “Het is hun keuze om kleren te dragen. Het zijn hun keuzes om niet te dansen in de kerk of om niet meer te fluiten. We hebben niets verboden, maar natuurlijk hebben we wel uitgelegd waarom sommige dingen niet goed zijn.”
En daar wringt de schoen. Roy en Margaret zijn niet naar het binnenland gegaan om een cultuur te vernietigen, maar hadden een groot doel voor ogen: het evangelie brengen. Roy: “De Indianen geloven in de natuur. Overal zijn geesten. Het is niet zo dat ze die geesten echt aanbaden, maar ze waren wel voortdurend bezig om de geesten tevreden te houden. Ze waren eigenlijk altijd bang. Toen wij kwamen, hoefden we ze niet te vertellen over Satan of boze geesten. Die kenden ze al. We vertelden hen over de Heilige Geest, God en Jezus.” Culturele gebruiken waren meestal bedoeld om geesten tevreden te stellen. De rode verf waarmee een Wayana zich insmeerde, was bedoeld om zich te verstoppen voor kwade geesten. “Nu ze Jezus kennen, hoeft dat niet meer. Ze kennen nu de vrijheid die God geeft en ze hoeven niet meer bang te zijn.”
Alleen nog maar show
Karin Anema is schrijfster van het boek De groeten aan de koningin en schrijft over haar reis door inheems Suriname. Grote thema’s in het leven van de inheemsen worden door haar op een persoonlijke manier beschreven: van de Braziliaanse goudzoekerssfeer en de bijbehorende kwikvervuiling, de trek van Indianen naar de rijke Franse kant en ook de invloed van de zendelingen. Ze spreekt Roy en Margaret tijdens de tweejaarlijkse bijbelconferentie die in het binnenland gehouden wordt. Ze beschrijft het koppel als een koninklijk stel dat door de Indianen op handen gedragen wordt en heeft een openhartig gesprek met hen. Zonder hen te veroordelen, geeft ze hen het woord. Desondanks straalt het hele boek een sfeer van weemoed uit. Met elke bladzijde die je omslaat, zie je de cultuur verdwijnen, verkocht worden door de inheemsen zelf. ‘Hij (de granman) wenkt zijn vrouw, die me de kettingen laat zien. Het is net of ik in Volendam ben, waar ze klederdracht verkopen die ze niet meer gebruiken.’
Nardo Aloema, Voorzitter OIS |
De teloorgang van de inheemse cultuur is in het ene dorp duidelijker dan in het andere. Van Goethem zag tijdens zijn reis dat de inheemse cultuur in Galibi beter bewaard is gebleven dan in het binnenland. Dit is onder andere te danken aan Nardo Aloema, voorzitter van de Organisatie van Inheemsen in Suriname (OIS). Bij hem thuis in Commewijne komt de geur van kasiri je bij de voordeur tegemoet. Hij strijdt voor zijn cultuur. “Het moet behouden blijven. De inheemsen wonen hier al duizenden jaren. Onze cultuur vernietigen is het ergste wat je kunt doen.” Volgens Aloema is het niet per se de schuld van de kerk. De kerken zijn ontstaan in de westerse cultuur en bij contact tussen twee culturen is samensmelting het gevolg. “Maar waarom is de ene cultuur dan beter? Waarom is jouw cultuur dan alleen goed om de aarde te verzorgen? Waarom kunnen we niet samenwerken?” Aloema voelt zich als Indiaan genegeerd: “Alle waarden en tradities van onze voorouders worden tenietgedaan. Nu wordt er naarstig gezocht naar oplossingen om het goed te maken met de natuur. Nu is het al bijna te laat.” De eeuwenoude voorspellingen van de inheemse culturen over bijvoorbeeld de klimaatverandering of het verschuiven van de tijd in 2012 (Maya-profetieën) worden nauwelijks serieus genomen. Ook Anema schrijft in haar boek over het niet serieus nemen van de Indianen. Haar bezoek aan Galibi mondde uit in een confrontatie met het stamhoofd. Nooit eerder had ze zo’n botsing tussen twee culturen meegemaakt.
Aloema legt de schuld van het verdwijnen van de cultuur deels bij de kerk. “De pater verbiedt mijn maraka, een inheems muziekinstrument. Pas sinds kort mogen we onze cultuur ook gedeeltelijk in de kerk uitoefenen.”
De zendelingen Roy en Margriet Lytle |
Swingende dansfeesten
Culturele uitingen mogen in Galibi dus wel. Dit staat in groot contrast tot wat de Wayana’s wel of niet ‘mogen’ doen. De swingende dansfeesten waar de inheemsen om bekend staan, komen nog maar sporadisch voor. “Yana betekent mensen in de taal van de Wayana. Wa komt van het woord tuwai. Dat betekent dansen.” Roy Lytle zegt dat de Wayana’s van nature dansers zijn. “Hun hart, hun identiteit ligt in de dans. Het ritueel waarbij een jongen een man wordt door de mierensteek, bestaat grotendeels uit dansen.” Volgens Roy leidden de dansfeesten vroeger tot immoreel gedrag. “Ze dronken hun kasiri, werden dronken en gingen met elkaars vrouwen naar bed, soms zelfs met kinderen.” Het zendingsechtpaar heeft er geen moeite mee als de inheemsen dansen, zolang het maar voor God in de kerk gedaan wordt en het immorele gedrag achterwege blijft. “Maar ze willen het niet meer”, roept Margaret uit. “We hebben hen vaak gevraagd om ook te zingen en te dansen in de kerk.” Het nieuwe geloof is de reden dat veel Indianen hier niet meer aan toegeven. Roy: “Alumpia was vroeger een zeer gevreesde Sjamaan, maar hij is nu bekeerd tot het christendom. Pas was er een dansfeest in een dorp aan de Franse kant. Iedereen ging er heen. Het ritueel waarbij een jongen man wordt door de mierensteek zou ook plaatsvinden. De Indianen geloven dat als je gestoken bent door de mier, je de kracht krijgt van die mier. Alumpia zei toen tegen me, en dat blijft me altijd bij: ‘De duivel heeft ons bedrogen. We krijgen onze kracht niet van een mier, maar van God’.” Een echte Wayana ben je pas als je danst. “Heidense dorpen vinden daarom dat in Kawemhakan, Apetina en eigenlijk alle christelijke dorpen geen echte Wayana’s meer wonen.”
De dorpelingen die Roy en Margaret persoonlijk kennen en ook gekozen hebben voor hun Amerikaanse geloof, zijn zelf door het proces van cultuurverandering gegaan en weten in principe waar ze voor kiezen. Hun kinderen hebben dat nooit meegemaakt en kennen alleen de overlevering. Voor hen is het echt de ondergang van hun cultuur, maar volgens de zendelingen een aanwinst voor hun levenskwaliteit. “Voordat wij kwamen, behandelden deze mensen hun vrouwen en kinderen zonder respect. Ze sliepen met iedereen. Er was veel zelfmoord. Nu is het allemaal zo anders. Deze mensen hadden Jezus nodig.” Voor Roy en Margaret is dat altijd de grote drijfveer geweest achter hun missie. Ondanks alle kritiek zijn ze daarom doorgegaan. “Kijk, we kennen de kritiek over het cultuurverlies, maar wij houden echt van deze mensen.” Het is moeilijk om de zachte stem van Margaret niet te geloven. Roy vult haar aan: “Verandering zat eraan te komen. Het is ondenkbaar dat deze mensen nooit de westerse cultuur hadden leren kennen. Natuurlijk wel. Maar ja, wij waren er eerst. Maar we zijn ook lang genoeg gebleven om ze te leren hoe om te gaan met die verandering. We zijn er nog steeds.”