Essay
Theo Para is essayist bij De Groene Amsterdammer. Zijn bundel De schreeuw van Bastion Veere is in tweede druk verschenen
2060
Theo Para
‘En hier te lande zegeviert de doofpot steeds over het open vuur…’ (Lucebert)
Staten, ook democratische, zijn arrogant. Onder het mom van staatsveiligheid vinden zij het toelaatbaar te bepalen wat de burgers van het staatkundige leven mogen weten en wat niet.
Om deze schending van het recht op informatie en dus ook op onderbouwde meningsvorming de schijn van legitimiteit te geven, maken staten vaak wetjes of besluiten die hun deze bovenmatige bevoegdheden geven. Het ultieme onderscheid met civiele organisaties en burgers is natuurlijk dat de staat geweldsmonopolie heeft. Moreel overtuigend is het staatsdedain dan ook niet. Dit jaar heeft de Nederlandse regering besloten de onderzoeksrapporten over de rol van de toenmalige Nederlandse militaire missie en haar hoofd kolonel Hans Valk bij Bouterses staatsgreep van 25 februari 1980, als staatsgeheim te kwalificeren. Aanleiding was de toenemende roep om openheid naar aanleiding van het onthullende Nederlandse televisieprogramma Andere Tijden (zie verder) waaruit de Nederlandse bemoeienis met de staatsgreep bleek. Het Comité Herdenking Slachtoffers Suriname opperde het idee dat Suriname het Koninkrijk der Nederlanden wegens schending van haar soevereiniteit voor het Internationaal Gerechtshof kon dagen. ‘Surinaams’ SP-Tweede Kamerlid Harry van Bommel wilde van de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie alle feiten op tafel. Tot 2060 zijn de Suriname-onderzoeksrapporten niet openbaar. Beslissen om een halve eeuw lang de ware toedracht rond de bloedige omverwerping van de democratische rechtsorde in voormalig Rijksdeel Suriname te verhullen, staat niet ver van liegen. In 1983 had een Nederlandse onderzoekscommissie geconcludeerd dat er geen sprake zou zijn geweest van Neder-landse inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van Suriname. In een zaak tussen twee staten is een onderzoekscommissie van een van de landen niet onpartijdig. Dat van Surinaamse zijde geen kanttekening werd geplaatst bij die partijdigheid was niet vreemd. In die tijd was in Suriname de totalitaire rege-ring van Desi Bouterse en PALU-man Errol Alibux aan de macht, een regering die was ontstaan in de kruitdampen van 8 december 1982. Dat regime had in zijn regeringsverklaring van 1 mei 1983 algemene, vrije en geheime verkiezingen voor de Surinamers afgeschaft. De machthebbers stelden zich extreem anti-Nederlands op. De uitkomst van het Nederlands onderzoek kwam hen goed uit, het beeld van een Nationale Leider van de Revolutie die aan de macht was gekomen aan het handje van de militaire missie van de voormalige kolonisator paste uitermate slecht in hun antikoloniale propaganda. Maar als er geen sprake zou zijn van schending door de Nederlandse militaire missie van de nationale soevereiniteit van de republiek Suriname, en als Nederland geen boter op het hoofd had, waarom dan langdurig verhullen van de feiten? Het betreft hier geen privacybescherming, het gaat om staatkundige en volkenrechtelijke realiteiten. Rabin Parmessar, DNA-lid voor Megacombinatie/NDP, dacht in troebel water te vissen door de Nederlandse geheimzinnigheid te kritiseren en te suggereren dat zijn broodheer niets te verbergen had. Het waren gratuite uitlatingen van een man die wist dat Suriname niets openbaar te maken had. In de republiek van de straffeloosheid was nooit onderzoek gedaan naar 25 februari 1980. Er bestonden dus geen onderzoeksrapporten. Sterker nog, een parlement onder schot mocht amnestie verlenen aan de geweldenaren. Niet feit en argument, maar decreet en doodsangst zouden decennialang het openbare leven domineren.
Albert Helman, Surinaams-Nederlands romancier, pseudoniem van dr. Lou Lichtveld (1903-1996) |
‘Dat is pure dynamiet’
Waar de politiek faalde in de interstatelijke waarheidsvinding, betoonde de journalistiek haar meerwaarde. Het Nederlandse televisieprogramma Andere Tijden liet drie jaar geleden in haar editie van 19 maart 2009 een onthutsend beeld zien van de bemoeienis van kolonel Valk bij de staatsgreep van Bouterse c.s. In 1980 was Jhr. Max Vegelin van Claerbergen Nederlands ambassadeur in Suriname. Hij zei dit voor de camera: ‘Ik denk inderdaad dat Nederland absoluut niet wenste dat van Surinaamse kant gezegd zou worden: hoor eens, deze omwenteling is uw schuld in feite. Dat is het natuurlijk, hè? Men wou dat niet.’ De interviewer antwoordde daarop: ‘Terwijl dat wel zo was.’ De oud-ambassadeur knikte: ‘In feite ja. Het zou ondragelijk zijn voor de Nederlandse gedachtegang dat een uiterst democratisch soft land in een ander land even een democratie omver gaat werpen. Dat kon natuurlijk niet! Met alle narigheid die daaruit volgde. De doden die daar het gevolg van zijn.’ Majoor Koen Koenders was landmacht inlichtingenofficier die in zijn onderzoek belastende feiten tegen Valk had onthuld. Hij zag een duidelijk motief voor het Nederlandse toedekken van de feiten. ‘Een land kan toch niet toegeven dat het betrokken is bij de omverwerping van een regering in het buitenland.’ De interviewer: ‘Maar ze waren het wel?’ De landmacht inlichtingenofficier was resoluut: ‘Ze waren het wel, althans de verantwoordelijken ter plaatse.’ Vegelin van Claerbergen verklapte ook dat hij vanuit Paramaribo in zijn rapportages naar Den Haag ‘doelbewust’ de rol van Valk afzwakte. Hij motiveerde het toedekken alsvolgt: ‘Was dat doorgestuurd als volledige weergave dan was het zo explosief geweest in Den Haag dat het had geleid tot onmiddellijke terugroeping van Valk.’ De oud- ambassadeur verhelderde zijn toenmalige overtuiging: ‘Een Nederlands militair, kolonel, hoofd van de militaire missie die daar even op zijn eigen houtje een revolutie gaat organiseren. Dat kon natuurlijk niet, hè? Ik heb dat besproken met de medewerkers , ik heb gezegd: dat kunnen we gewoon niet zo doorsturen, dat is pure dynamiet.’ Onderzoeksjournalisten Elma Verhey en Gerard van Westerloo hadden in Het legergroene Suriname (1983) al een Nederlands CID-rapport aangehaald waarin werd gesteld dat de bemoeienissen van Valk met de staatsgreep ‘krijgstuchtelijke en strafrechtelijke vergrijpen’ waren. De journalisten concludeerden: ‘De staatsgreep die hem (Bouterse TP) aan de macht heeft gebracht blijkt bedacht, gepland en in de uitvoering begeleid door de Nederlandse militaire missie, indertijd verbonden aan onze ambassade aldaar.’ Ook uit het kamp van de putschisten zelf kwamen uitspraken die de interventie van de Nederlandse militaire missie in Surinames binnenlandse aangelegenheden bevestigden. In dezelfde editie van Andere Tijden verklaarde de toenmalige ‘superminister’ van de militaire dictatuur, André Haakmat, dat ’Valk Bouterse overgehaald (heeft) mee te doen (aan de staatsgreep, TP) door te zeggen dat alleen hij het kon doen’. In zijn boek De revolutie uitgegleden. Politieke herinneringen (1987) had Haakmat al een verbijsterende onthulling gedaan. Naar aanleiding van het afscheid van Valk had de Nationale Militaire Raad in de ambtswoning van de Nederlandse ambassadeur (!) een receptie georganiseerd, waarbij Bouterse rechtstreeks het woord richtte tot Valk: ‘Kolonel, nu ga ik iets onthullen wat alleen u en ik weten. Zonder u zou de staatsgreep niet hebben plaatsgevonden. We zullen u hiervoor altijd dankbaar zijn.’ Bouterse heeft deze weergave nooit tegengesproken.Op de NDP-website (ndp.sr/internationaal-20060307) werd in 2005 in een Nota van de pro-Bouterse club Clean Files Tribunal openlijk toegegeven ‘dat zij (lees: Nederland, TP) de toenmalige sergeant in het Surinaams Nationaal Leger, D.D. Bouterse, in 1980 aan de macht hielp.’
In de zucht tot compromitteren, de favoriete manipulatietechniek (lobi obya) van Bouterse, vergaten de ‘revolutionairen’ dat zij landverraad van hun leider bekenden. Ook al heeft Valk niet in opdracht van de Nederlandse regering gehandeld, dan nog maakt dat voor de volkenrechtelijke verantwoordelijkheid niets uit. Den Haag blijft aansprakelijk. Suriname zou, zeker gezien de rampzalige consequenties van de teloorgang van de democratische rechtsorde na 25 februari 1980, een forse claim kunnen neerleggen bij het Koninkrijk der Nederlanden. Aan de vooravond van Surinames onafhankelijkheid in 1975, tijdens de debatten in de Tweede Kamer, had het communistische parlementslid De Leeuw nog gewaarschuwd dat een Nederlandse militaire missie in Suriname ‘het onheilspellende gevaar in zich draagt, dat de democratische vrijheden van het Surinaamse volk door een militaire staatsgreep in één keer ongedaan gemaakt zullen worden.’ (1). Maar het waren de tijden van overmoed en zelf-overschatting, waardoor ook de doordachte adviezen om Suriname, evenals het vreedzame Costa Rica, een republiek zonder leger te maken geen luisterend oor vonden bij de beslissers. De Nederlandse politici die hebben besloten tot het classificeren van de onderzoeksrapporten over 25 februari 1980 tot staatsgeheim blinken niet uit door moed. Zij schuiven het probleem vooruit naar de generatie van 2060. Misschien specu-leren zij op verjaring van strafrechtelijke misdrijven of op het overlijden van de generatie die het allemaal heeft beleefd en er bovenop zit. In elk geval is het een illusie te denken dat van uitstel afstel komt. De recente veroordeling van Nederland tot excuses en schadeloosstelling van de nabestaanden van de honderden slachtoffers van Rawagede (nu Balongsari) in Indonesië, meer dan zestig jaar na de Nederlandse massamoorden in dat dorp, moge die stelling illustreren.
hoofdbureau van politie |
MOBA
Een van de eerste omstreden aanbestedingen van de huidige uitvoerende macht, lees de president, was de kostbare verfraaiing van het Monument van de Revolutie. Niet alleen aan de ‘revo’ werd, volgens het evaluerend verslag 1980-1987 van de Rekenkamer van Hans Prade, flink verdiend door de machthebbers. Ook de ‘werken in Suriname’ rond de in steen gegoten zelfverheerlijking bleken lucratieve business op kosten van de belastingbetaler. De geschiedenis leert dat de mate van georkestreerde zelfadoratie omgekeerd evenredig is aan de deugdelijkheid van de machthebber. Jozef Slagveer gaf met zijn boek De nacht van de revolutie woorden en beelden aan die zelfadoratie. Toen hij zich kritisch uitliet over de dictatoriale maatregelen van de nieuwe machthebber, was dat snel vergeten. Hij werd een van de vijftien vermoorde slachtoffers van 8 december 1982. Albert Helman, onze grootste romancier, liet zich niet voor het putschistisch karretje spannen. In de tijd van de staatsgreep woonde hij op het idyllische Caribische eilandje Tobago. Kort na de staatsgreep kreeg hij het verzoek uit Paramaribo de ‘revolutie’ in proza te bezingen. Hij weigerde. De man die zich in Spanje tegen dictator Franco en in Ne-derland tegen de genocidale Hitler actief had verzet, liet zich niet misleiden door de revolutionaire frase. Hij ontwaarde achter de gewapende hoogmoed, de onverdraagzame machtswellust van het anti-intellect. Het Monument van de Revolutie verrees op de as van het monumentale hoofdbureau van politie. Het in brand schieten van dat symbool van de rechtsorde in de republiek Suriname, inclusief het hele politiearchief, was in lijn met het anti-democratische karakter van de machtsgreep. De putschisten hebben hun machtsgreep nooit geloofwaardig kunnen verantwoorden. Dat bij de viering van dertig jaar ‘revolutie’ de putschisten na drie decennia met een gehele nieuwe motivatie kwamen bewees voor de zoveelste keer hun minach-ting voor het intellectuele peil van de Surinamers. Volgens de putschisten zou een ‘rassenstrijd’ hebben gedreigd. Met hun staatsgreep zouden ze die hebben voorkomen. Zelfs een poging tot feitelijke onderbouwing ontbrak. Met nu weer de putschistische leider aan de macht is dat een zorgelijke constatering. Want de willekeur in argumentatie, de minachting voor feiten, is de ideologische pendant van de willekeur van de macht. Ook vlak voor 25 februari 1980 had Suriname een regering die kritiek verdiende. Haar beleid beantwoordde niet of onvoldoende aan de sociale noden van de bevolking en de bestuurlijke behoeften van de jonge republiek.
Monument van de Barbarij |
De arrogantie van de macht was haar niet vreemd. De democratische oppositie maakte zich dan ook sterk om in de algemene verkiezingen van maart 1980 een nieuwe, betere regering mogelijk te maken. Suriname was immers naar internationale standaarden, ondanks een falend regeringsbeleid, een democratische rechtsstaat. Het land kende respect voor de mensenrechten, een vrij en vreedzaam politiek leven, een vrije pers en een onafhankelijke rechterlijke macht. Dat een ‘rassenstrijd’ dreigde in 1980, was dan ook een ‘revo’-jubileumverzinsel. Ook de rebellerende onderofficieren hadden toegang tot een eerlijke en onafhankelijk rechtspraak om in laatste instantie hun rechten te bevechten. Het grijpen naar gewapend geweld door de putschisten was geen daad van zelfverdediging, maar een van willekeur. Dat het volk de staatsgreep zou steunen is een mythe van de macht, door geen onderzoek onderbouwd. Sterker, wat zegt het gejuich van een aantal aanhangers van een regime, onder verhoudingen van perscensuur, politieke onvrijheid en militaire intimidatie, over de keuze van een volk?! Negen jaar voor de staatsgreep verscheen het boek The New Leviathan van de Engelse filosoof R.G. Collingwood. In antwoord op de nazistische misdaden brak Collingwood een lans voor ‘civilisatie’. Civilisatie betekent op de eerste plaats het nalaten van het willekeurig gebruik van geweld. Onderschikking aan de rule of law, die het misbruik daarvan verbiedt, is noodzakelijk. Civilisatie betekent ook dat elk lid van de gemeenschap zo beschaafd mogelijk behandeld moet worden. Beschaafd handelen, dat is het respecteren van de gevoelens, de waardigheid en autonomie van de medemens. Het civilisatiebegrip draait bij Collingwood om zelfbeheersing en zelfdiscipline. Halt houden waar de rechten van de ander beginnen. Vanuit het geciviliseerde gezichtspunt waren niet de putschisten helden, maar hun slachtoffers, waaronder sergeant-majoor Comvalius, luitenant Van Aalst en politieman Sultan die in koelen bloede werden doodgeschoten tijdens hun dienen van de democratische rechtsstaat. Vanuit datzelfde gezichtspunt is het monument van de staatsgreep een eerbetoon aan willekeurig geweld en zou zijn juistere benaming zijn: Monument van de Barbarij (MOBA).
luitenant van Aalst |
Doofpot
De Nederlandse historicus Peter Meel deed in zijn artikel ‘Doofpot’ (caraïbischeletteren.blogspot.com/2011/04/doofpot) een oproep aan de Nederlandse regering het omstreden Suriname-staatsgeheim op te heffen. ‘Als de Nederlandse regering het meent met Suriname en vriendschappelijke relaties nastreeft, speelt zij open kaart en doet zij de waarheid over de Nederlandse militaire missie uit de doeken.’ De Surinaamse bevolking heeft het recht te weten of en hoe haar constitutionele rechtsorde en soevereiniteit zijn geschonden. De Nederlandse bevolking heeft het recht te weten of haar militairen in den vreemde de grondwet hebben geschonden omdat die bevordering van het internationaal recht voorschrijft en niet de schending daarvan. 2060 is niet meer van deze tijd, het staat haaks op de wereldwijde aspiraties naar meer transparantie en openbaarheid van bestuur. Het succes van Wikileaks liet daarover geen enkele twijfel meer bestaan. Een Noord-Koreaanse bestuurlijke informatiecode is vreemd aan de Nederlandse politiek-culturele behoefte openbaar te onderzoeken, collectief te weten en te benoemen. De cultuur van geheimhouding ten aanzien van publieke handelwijzen die gevolgen hebben voor zulke belangrijke waarden als vrede, democratie, rechtsstaat, soevereiniteit en vrijheid onthoudt het politieke discours noodzakelijke feiten. Verdieping en ontwikkeling worden zo geblokkeerd. Het nationaal egoïsme dat ten grondslag ligt aan de Nederlandse informatie-angst is kortzichtig. Juist de decennialange verhulling plaatst de Nederlandse bestuurders van 2060, wanneer de feiten wel openbaar worden,
ethisch op geweldige achterstand. Veel verstandiger en geloofwaardiger is het nu de onderzoeksrapporten vrij te geven en elke schijn van doofpotterij te voorkomen. Geen regering is gehouden aan absurde besluitvor-ming. De voorstanders van transparantie en openheid in Suriname en Nederland zouden de handen ineen kunnen slaan om in de Nederlandse publieke opinie en politiek voldoende draagvlak te bewerkstelligen om 2060 van tafel te krijgen.
Politieman Sultan |
Ook in de republiek Suriname wordt het de hoogste tijd de ware toedracht op en rond 25 februari 1980 te onderzoeken. De ongrondwettig gekozen president wil zonder onderzoek zijn 25 februari-verhaal ‘eeuwig’ opleggen aan de natie. Hij wil de staatsgreep als daad van bevrijding opnemen in de grondwet. Hij koestert de waangedachte dat macht de dompteur is van de waarheid. Maar ook een grondwet kan de waarheid niet bedwingen. Waarheid is, zoals Francis Bacon het bijna vierhonderd jaar geleden al formuleerde, vrucht van de tijd, niet van de autoriteit. Niet de als ‘voorlichting’ verhulde propaganda, maar onpartijdig onderzoek door daartoe deskundige, onafhankelijke onderzoekers is noodzakelijk. Want een volk verstoken van gedeelde historische feiten zal belast blijven met een gemankeerde identiteit.
(1) Emile Wijntuin, Reflecties uit een politiek verleden, 1994