Memre: Johannes ‘John’ Paulus Bottse
Bijzondere Surinamers zijn een jaar na hun heengaan alleszins een terugblik waard.
Opdat ze niet vergeten worden…
Johannes ‘John’
Paulus Bottse
Paramaribo
3/8/1918- 6/2/2011
Wie Huize Margriet bezocht en luide lachsalvo’s hoorde, wist haast zeker dat die van John Bottse waren. Hij was enig kind van zijn moeder, die overleed toen hij zes jaar oud was. Zijn vader heeft hij niet gekend. In een interview met de Ware Tijd vertelde hij: ‘Ik zat vanaf mijn zevende jaar in een Rooms Katholiek weeshuis en mi ben du ala sortu streek. Ik schopte eens de stoel weg onder een frater die op dat moment wilde gaan zitten. Twee weken lang ben ik hiervoor door hem gepijnigd’. Op 8 december 1950 trouwde hij met Illse Eleonora Clark. Zeven kinderen werd hen geschonken: Anton, Roy, Carmen, Joyce, John, Gloria en Hellen. Het gezin woonde achtereenvolgens op Zorg en Hoop en aan de Kernkampweg. Hij werd als jongeman opgeroepen om dienst te doen in de schutterij. Hij moest later controlewerkzaamheden uitvoeren op Katwijk in Commewijne, waar ook prostituees, onder wie Maxi Linder, werden vastgehouden. Op 18 augustus 1942 vertrok hij met tweehonderd anderen naar Puerto Rico, Panama, Nieuw-Guinea en Australië. In Canundra volgde vorming op het Jungle Warfare Training Centre. Bottse liet ondubbelzinnig optekenen: ‘Canundra was een hel. Zes dagen lang geen douche, behalve als je vrouw was. Onder prikkeldraadhekken kruipen en in je ransel zat slechts wat beschuit’. In februari 1947 keerde hij via Nederland naar Suriname terug. Hier werkte hij als directeur van ‘Rijpere jeugd’, een instelling die onhandelbare jongens opving, en als directeur van Lansigron, het tegenwoordige Ashiana. Gloria zegt vol trots over hem: “Papa hield van hengelen en ging vier uur ‘s morgens al weg. Ik vond het geweldig om al die vissen te zien die hij had gevangen. Hij luisterde ’s middags naar het Apintie-nieuws. Als we het Hindostaanse programma daarna hoorden, wisten we dat hij in slaap gevallen was. Massaal volgde dan: ‘papa, radio uit’. Eens was hij op zijn motorfiets met mama weg. Ze stopten onderweg en mama stapte af. Papa reed toen weg en later bemerkte hij pas dat hij Illse was vergeten. Toen hij terug was, spraken de woeste blikken van mama boekdelen.”
Bij de organisatie Naks was hij penningmeester. Wilgo Baarn zei tijdens de uitvaartdienst: “Mede door zijn geleverde prestaties groeiden we snel van kleine vereniging naar organisatie.” Ook aan de Nationale Partij Suriname (NPS) heeft hij zijn krachten gegeven. Hij stierf aan prostaatkanker. Brian Bottse, zijn oudste kleinzoon, heeft op bijzondere wijze voor hem gezorgd. “Hij was een fijne man en wat mis ik hem”, zegt Gloria bedroefd. Op hem is zeker van toepassing, wat vaker bij overlijdensberichten gebruikt wordt: ‘We zullen u gedenken. Soms met een traan, maar meer nogmet een lach.’