Antiquariaat, februari 2012
Codjo, de brandstichter
Pater Henri Rikken werd geboren in Paramaribo 1863, het jaar dat de slavernij afgeschaft werd. Hij was actief als priester in de katholieke kerk in Paramaribo, Coronie, Vierkinderen, Chattilon en Nickerie. Zijn vader was militair, zijn creoolse moeder heette Maria Elisabeth Jantke. Behalve Codjo de brandstichter publiceerde hij ook Tokosi of Het Indiaans Meisje (1901) en Ma Kankantrie (1907).
Deze historische roman verscheen oorspronkelijk als feuilleton in De Surinamer. Pater Rikken vertelt erin het verhaal van Codjo, Mentor en Present die tot de brandstapel veroordeeld werden voor de brandstichting van de grote brand van 1832 in Paramaribo. Rikken heeft zich gebaseerd op de studies van Marten Douwes Teenstra, De negerslaven in de Kolonie Suriname (1842), waarin de akten van het proces tegen de brandstichters zijn opgenomen. Alle personen die daadwerkelijk een rol hebben gespeeld bij de brand worden ten tonele gevoerd en op verschillende plekken heeft Rikken hun eigen woorden gebruikt. Dat maakt deze roman zo ijzingwekkend realistisch.
Zo worden van de oude Tom, de slaaf van Mary Rose Herbert, de prachtigste odo’s geciteerd. Tom is verzwakt en kan het zware plantagewerk niet meer aan. Hij vraagt aan Ta Tiamba, die wel vaker slaven had vrijgekocht, hem te helpen. Maar die heeft net beloofd een ander vrij te zullen kopen. ‘Groen alanja de komopo fadon na bom, ma lepiwan tan de’, jammert Tom. Codjo is een slaaf van de vrije ‘negerin’ misi Peggie, die zeer gevreesd werd voor haar strenge straffen. Als Codjo op een dag 2,5 cent tekort komt na in de stad broden te hebben verkocht, pakt ze haar tamarindezweep en geeft Codjo ervan langs: ‘Joe damakoekoe…, joe bongopita’. Net als Tom loopt ook Codjo weg, omdat misi Peggie dreigt hem de volgende dag de Spaanse bok te geven. Ze vluchten naar het Picornobos, waar ook andere slaven, zoals Mentor en Present, zich schuilhouden. Het bos lag links aan de weg naar Kwatta en strekte zich uit van het Wanicapad tot aan de Nieuwe Rijweg en van de Fiottebrug (nu Crepi) tot aan het Galgenveld.
Als Codjo, Mentor en Present worden opgepakt, worden ze ervan beschuldigd door brandstichting een zodanige chaos te hebben gecreëerd dat zij zich van ‘genoegzame wapenen’ konden voorzien, om daarmee de blanken te ‘attacqueren’ en zich ‘van het land’ meester te maken. Het Hof acht bewezen dat de drie van plan waren ‘de blanken en de vrije bevolking uit te roeien’ en veroordeelt ze tot de brandstapel. Het is een aangrijpend boek, vooral omdat Rikken zonder al te veel sentimentaliteit duidelijk maakt hoe tragisch en moeilijk het bestaan voor slaven was. Voor iedereen die belangstelling heeft voor de geschiedenis van Suriname is dit verplichte literatuur.
Codjo, de brandstichter. Oorspronkelijk historisch-romantisch verhaal uit het jaar 1832, H.F. Rikken CSSR, Paramaribo, 1904