De overheid
Deze uitgave maakt deel uit van het misbruik van verschillende media door de Regering om te komen tot een doorzichtige overheid en voorgekauwde informatievoorziening die elke burger voor zoete koek moet slikken.
Minister opent kanaal in rijstdistrict
Het regeringstoestel draait een rondje boven het vliegveld, waar het ontvangstcomité gespannen wacht, de repetities nog strak in de ledematen. De lucht was al dagen grijs, maar als een wonder wijken de wolken uiteen en maken ruimte, een lange streep blauwe lucht precies boven de landingsbaan. De dag begon indrukwekkend.
Ik was niet echt welkom. “Journalisten zijn overbodig, we hebben ze zelf aan boord”, zei men in Paramaribo door de telefoon. Maar verbieden konden ze niet, dus mocht ik achter vlaggende schoolkinderen staan, die klein genoeg bleken om de Minister nog af te zien dalen. De vrouw van de minister volgde, daarna kwam Henriëtte Gauwklaar, ooit journaliste, tegenwoordig voorlichter.
Bij de vliegtuigtrap werd de formatie opgesteld. Het zag er nogal lachwekkend uit: vooraan Gauwklaar, duurder gekleed dan de Ministersvrouw (wat ze nog te horen zal krijgen). Daarachter als majorettes de voorlichters, ook vers in het pak. Toen kwam het echtpaar. Zo trok het defilé voorbij en kon je zien waarom journalisten graag voorlichter willen worden. Het is niet alleen de dokterskaart tweede klas en de geringe werkdruk, maar vooral dat je serieus genomen wordt, dat je gerespecteerd wordt, dat je niet achter het nieuws aan hoeft te lopen, maar dat je voorop loopt!
De uitnodiging van het Ministerie beloofde weinig interessants. Van de schoonmaak van dertig kilometer kanaal was de eerste kilometer gedaan en dat gaf hoop in het district. Er was een podium gebouwd, precies na die eerste kilometer, waar het verschil goed te zien was. Het leek een dag te worden als zovele, tot het nieuws zich openbaarde, zoals wel vaker verborgen in kleine dingen, in dit geval in een velletje papier dat uit de jaszak van de Minister waaide, wat de vooraan paraderende voorlichters niet konden zien. Ik bukte snel en stak het in mijn zak. De voorlichter van het Onderdirectoraat Infrastructuur van Natte Werken legde het project uit: hoe nauw alles stak, de hoek van 45 graden, want graaf je steiler dan kalft de oever af, enzovoorts. Toen kwam mevrouw Gauwklaar vertellen dat later die dag geen persconferentie gepland stond wegens drukke werkzaamheden van de Minister, maar dat er een persmapje was en dat zij op alle vragen antwoord wist. Toen kwam de Minister zelf op. Hij had het over de nieuwe regering en over hoe alles beter zou worden. Hij genoot zichtbaar van het applaus, want hij toverde het district vergezichten voor, wel 29 kilometer lang. Ik vouwde het papiertje voorzichtig open. Het was een advies van Gauwklaar over geruchten dat de aanbesteding onderhands aan een partijgenoot was gegund, maar dat hij daar beter niet rechtstreeks op in kon gaan. “Geachte Minister, uw reactie moet gaan over transparantie, want het is nu toch duidelijk wie hier graaft, dat deze aannemer vakbekwaam is gebleken en dat we met aanpakken verder komen in dit land”.
De Ministersvrouw had in haar huwelijk genoeg toespraken gehoord, stond op en laveerde haast onmerkbaar naar achteren, juist waar ik zat. Wie ik dan wel was? “Ik schrijf voor de Parbode mevrouw, maar nu ik u toch spreek: die aannemer, dat is weer een typisch staaltje Surinaamse vriendjespolitiek, denkt u ook niet? Deze openingszin was bewust direct, maar riskant, want zou ze dichtklappen? Maar er zijn vaker Hooggeplaatsten die het formele afschudden en, al dan niet onder invloed van alcohol, openhartig worden. Ik had de juiste benadering gekozen. “En dan ga je mijn man zeker in die waardeloze Parbode belachelijk maken? Dat hij vriendjes voortrekt? Jullie moeten eens positief schrijven, want mijn man heeft juist bovennatuurlijke gaven! Zag je niet hoe de wolken boven de landingsbaan spleten, hoe langs het kanaal zelfs de reigers keurig in het gelid stonden? Zie je niet dat hij alles in dit land opschoont?” “Ik ben blij voor U, majesteit”, kon ik nog net uitbrengen, want de voorlichters hadden intussen een koortje gevormd en zongen op de melodie van ‘twee eenzame cowboys’
Wij zijn eerzame voorlichters.
Wij schrijven voor land en partij.
De districten zijn onze prairie,
daar voelen wij ons vrij en blij.
Wij blijven zo altijd maar schrijven.
Het voorlichten zit ons in het bloed.
De dokterskaart maakt een boel goed.
De Ministersvrouw had door dit lied haar waardigheid hervonden. Ze was niet van de straat, dat ik zoiets niet zou denken. Ze verhaalde over Arjuna uit de Bhagavad Gita, die niet tegen bloedverwanten wilde vechten en “dat jullie journalisten daar een voorbeeld aan moeten nemen”. En over dat dood ook leven is, rechts ook links en dat achteruitgang ook vooruitgang kan zijn. Dat we accepteren moeten hoe de verhoudingen liggen en dan afwachten maar, in ieder geval goed je best doen helpt en protesteren juist niet. Ze schikte haar jurk en met de autoritaire toon van de elite: “het gaat om de positieve insteek, zie maar hoe voorlichters werken”, zei ze iets luider, omdat Gauwklaar er bij was komen staan. Nu zit zwijgen niet in het takenpakket van een voorlichter, dus werd dit alles door haar nog beter uitgelegd, zodat een journalist het ook begrijpt. Ze zocht naar een pakkende oneliner voor de krant: “kortom, als je voor rood licht staat, dan kan je dat soms opvatten alsof het groen is!” Gauwklaar keek triomfantelijk, verrast door haar eigen creativiteit. Zo was het toch een fijne dag geworden: het is maar gebleken dat journalisten niet bang hoeven te zijn werkloos te worden, want de voorlichters zijn zelf nieuwswaardig.