En de nabestaanden dan?
De discussie over de verruiming van de amnestieregeling spitste zich met name toe op de politieke en maatschappelijke gevolgen. Het zou vooral nodig zijn om rust te brengen in het land. Afgezien van het feit dat dit een drogreden is, wordt vooral voorbijgegaan aan de belangen en gevoelens van de nabestaanden.
Ruim zes jaar geleden werd mijn dertienjarige dochter Ximena vermoord. Voor ons als nabestaanden een ervaring die je zelfs je ergste vijand niet gunt. Wij hebben het ‘geluk’ gehad dat de dader al snel werd opgepakt en na verloop van tijd werd berecht en opgesloten. Ik zou het niet hebben kunnen verkroppen als dat niet was gebeurd. Of wanneer hij eerder zou vrijkomen omdat hij toevallig een neefje of kweekje van de president of een ander hooggeplaatst figuur is.
De omstandigheden waaronder mijn dochter werd vermoord en de wijze waarop de vijftien slachtoffers van 8 december 1982 aan hun einde kwamen, zijn natuurlijk totaal niet met elkaar te vergelijken. Ik kan mij echter wel heel goed indenken hoe traumatisch en teleurstellend het moet zijn voor de Kamperveens, Wijngaardes en al die andere families, die van de ene op de andere dag hun geliefden verloren door toedoen van militairen die geen tegenstand duldden – en waarvan dertig jaar later een deel het in ons land voor het zeggen heeft. Hoe pijnlijk en frustrerend is het voor de families Daal en Rambocus, dat de man die nu president is, als de verklaring van Ruben Rozendaal juist is, persoonlijk de trekker heeft overgehaald om een einde aan hun leven te maken. Dat moet het toppunt van onrechtvaardigheid zijn.
De motivatie van de voorstanders van amnestie, dat ‘er rust moet komen in het land’, slaat natuurlijk nergens op. Het decemberstrafproces en het boven water halen van de waarheid hebben de afgelopen jaren voor nog geen greintje onrust gezorgd. Hooguit alleen bij de verdachten. Tot de aanvang van het proces, eind 1997, was er juist onrust, vooral in de harten van de nabestaanden.
Als men dan toch zo nodig moet kiezen voor een ‘oplossing’, lijkt die van Sandew Hira de meest bevredigende en voor de hand liggend. Met de nadruk op ‘lijkt’. In zijn columns op Starnieuws pleit hij voor een waarheidscommissie. Op het moment dat de verdachten voor de commissie de echte waarheid hebben verteld, wordt pas amnestie verleend. Dat lijkt voor de hand liggend, maar eenvoudig is dat niet. Tijdens het juridische proces waarbij verdachten en getuigen onder ede werden verhoord en verkla-
ringen aflegden, is maar een tipje van de sluier van wat er echt is gebeurd opgelicht. De waarheid is grotendeels bedekt gebleven.
Wie zegt dat tegenover een waarheidscommissie wel iedereen, tot Bouterse aan toe, het achterste van de tong zal laten zien? En wie vertelt de waarheid: Rozendaal die zegt dat Bouterse wel in het fort was op het moment van de moordpartij, of Bouterse die beweert dat dit niet zo was. Hoe gaan de leden van de waarheidscommissie bepalen wat die waarheid is op basis van verklaringen van notoire leugenaars, feitenverdraaiers en mensen die plotseling ‘vergeetachtig’ zijn geworden. Dat wordt wel een erg holle waarheid.
Hira schrijft verder: ‘De taak van de waarheidscommissie is om slachtoffers en daders van politieke moorden of martelingen de gelegenheid te bieden om die daden achter zich te laten en door te gaan met een normaal leven.’ Dat begrijp ik niet. Voor de daders zal dat zeker gelden, maar in mijn ogen kan een nabestaande nooit achter zich laten wat is gebeurd, een normaal leven leiden zit er al helemaal niet in. Maar mensen verschillen; Hira heeft zelf een broer verloren bij de Decembermoorden, ongetwijfeld gaat hij daar anders mee om. Dat is mooi voor hem. Maar vervolgens stelt hij: ‘Het is niet nodig dat de persoon spijt betuigt, want hij kan nog steeds achter de (politieke) motieven staan van zijn daad.’ Dat kan er bij mij niet in: een moord is een moord, ongeacht wat de motieven zijn geweest. Dus wil je als nabestaande, los van de waarheid, ook van de dader horen dat het niet zo was bedoeld en dat hij dus spijt heeft. Maar zoals het voorstel er nu ligt, is Hira van mening dat er een soort van waarheid moet komen, dat de daders met een opgelucht gevoel kunnen vertrekken zodra ze bij de commissie zijn geweest, geen ‘sorry’ hoeven te zeggen en de nabestaanden (met uitzondering van Hira zelf), met een enorm onbevredigend gevoel achterblijven. Dat kan niet de bedoeling zijn.
Kortom: gevreesd moet worden dat de echte waarheid voor altijd met de slachtoffers begraven blijft. Maar amnestie of niet: moordenaars blijven moordenaars. De nabestaanden kunnen misschien nog hoop putten uit de gedachte dat de gewetens van de daders zullen blijven knagen. En dat die daders pas daarvan verlost zullen worden als de dood hen komt halen en het volk dat ze zoveel leed hebben berokkend, van hen wordt verlost. Wat de moordenaar van mijn dochter aangaat, gun ik hem dat in ieder geval van harte.