Toen & nu
Suriname telt honderden oude gebouwen met een mooie geschiedenis
Mariënburg
1918 – 2012
Een vervallen gebouw waarlangs een wildernis zich optrekt, ingevallen ruiten en schroot op de grond. De fabriek verkeert dan wel in een erg verloederde staat, toch is het domein een toeristische bezoekplaats. Achter het gebouw staan de restanten van een suikerrietpers. Het afdak is inmiddels verdwenen en roest heeft zich vastgezet aan het metaal.
De plantage Mariënburg werd in 1745 gesticht door Maria de la Jaille, maar werd eind negentiende eeuw niet meer gebruikt. De Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM) kocht het verlaten terrein op en opende er op 23 oktober 1882 een suikerfabriek op anderhalve kilometer van de Commewijnerivier.
Aangezien het domein omgeven was door plantages, werd een twaalf kilometer lange spoorweg aangelegd om de aanvoer van het suikerriet te vergemakkelijken. De fabriek bestond uit een hal met stoommachines, een werkplaats en een distilleerderij waar toen de nog steeds bekende Mariënburg Rum gemaakt werd.
De NHM was in Nederlands-Indië al in aanraking gekomen met de gevolgen van gokverslavingen: nadelig voor het welzijn van werknemers en vooral voor de productie. Dat wilde ze voorkomen in Suriname door veel aandacht aan ontspanning te besteden. Daarom werden er ruimtes ter beschikking gesteld om feesten, theater- en filmvoorstellingen te houden. Toch slaagde de NHM er niet in om de contractarbeiders rustig te houden. Door de tegenvallende winst werd er regelmatig bezuinigd op het loon van de ‘koelies’, zoals de contractarbeiders genoemd werden. De maatschappij betaalde de laagste lonen van alle Surinaamse plantageondernemingen. Op 29 juli 1902 escaleerde de toestand: enkele arbeiders achtervolgden hun directeur, James Mavor, en vermoordden hem. Dezelfde dag nog arriveerde een troep van het Koloniale Leger. De arrestaties op 30 juli werkten als een rode lap op een stier. Een groep woedende arbeiders kwam in opstand en het leger opende het vuur. Meer dan twintig werknemers verloren het leven. Precies 104 jaar na die zwarte dag, op 30 juli 2006, werd op dezelfde plaats een monument ter nagedachtenis van de opstand onthuld door vicepresident Ramdien Sardjoe, op initiatief van de Stichting Gevallen Helden 1902. Het moderne herdenkingsteken steekt af tegen de vervallen fabriek.
In de twintigste eeuw waren de lage suikerprijzen op de wereldmarkt moordend en in 1964 werd het bedrijf verkocht aan de Rubber Cultuur Maatschappij Amsterdam, maar ook zij kon de fabriek niet uit het slop halen. Tien jaar later werd ze door de Surinaamse regering overgenomen voor het symbolische bedrag van één gulden, de schuld die ermee gepaard ging was zes miljoen gulden. Ook dat mocht niet baten: in 1986 werd de fabriek gesloten. Wettelijk zijn de ex-arbeiders nooit ontslagen, een aantal van hen woont nog in veelal armoedige toestand op Mariënburg.