Uitgekeken
Armand Snijders beoordeelt
elke maand een of meer
tv-programma’s
Lijkenvoyeurisme
Weet u waar ik tegenwoordig nooit meer naar kijk? Naar In de Branding van Apintie. Omdat ik tot de conclusie ben gekomen dat het met journalistiek weinig te maken heeft en, bovenal, het lijkenvoyeurisme spuugzat ben. Een tijd terug verraste het programma de kijkers weer eens met een verkeersslachtoffer waarvan een been deels was afgerukt. Na de kritiek op close-ups van uit de schedel gestuiterde oogballen en andere onaangename gevolgen van ongevallen, moorden en soortgelijke fatale gebeurtenissen, schijnen ze in de Apintie-studio maar niet te begrijpen dat de meeste kijkers hier niet van gediend zijn. Na het ‘beenincident’ hoorde ik dat de juf van een vijfde klas van de lagere school, op ouders het dringende beroep had gedaan om hun kinderen ‘s middags niet meer naar In de Branding te laten kijken. Bloederige beelden zorgen een dag later voor te veel onrust in de klas, waardoor normaal lesgeven onmogelijk wordt. Ik kan mij dat heel goed voorstellen.
Media hebben de taak het nieuws te brengen. Ook verkeersongevallen en andere drama’s behoren daartoe. Maar diezelfde media hebben ook de morele plicht de nodige piëteit en terughoudendheid in acht te nemen. Vooral naar de nabestaanden toe. Ik prijs mijzelf gelukkig, in zoverre je in deze omstandigheden van ‘gelukkig’ kan spreken, dat een kleine zeven jaar geleden In de Branding nog niet bestond. Toen werd mijn dertienjarige dochter Ximena vermoord. Wanneer op dat dieptepunt in mijn leven Gail Eijk en haar collega’s hijgend met een camera klaar hadden gestaan in de hoop een smeuïg shot van lichaam of nabestaanden te schieten, zou dat voor mij onverteerbaar zijn geweest. Dat is het laatste waar je temidden van je verdriet op zit te wachten. Met verslaggeving, laat staan journalistiek, heeft het tonen van lijken niets te maken. Het is vooral een vorm van ranzigheid die ieder doel voorbijschiet. De dooddoener waarmee de makers van In de Branding alle kritiek beantwoorden, dat ze de beelden doelbewust zo brengen in de hoop mensen wakker te schudden, slaat natuurlijk nergens op. Een verkeerscrimineel zal echt niet opeens denken van ‘gut, laat ik met mijn dronken kop eens niet met 120 door rood rijden, ik zag gisteren immers hoe Gail op teevee heeft laten zien hoe bloederig de gevolgen kunnen zijn’. En een potentiële zelfmoordkandidaat die niet van de Bosje-brug is afgesprongen nadat ons de gruwelijke beelden zijn getoond van een opgeblazen lichaam dat uit de Surinamerivier is gevist, moet ik nog tegenkomen. Die zijn er niet, ze belanden uiteindelijk allemaal toch in het mortuarium. ‘Kom’, sprak de verstoten jaloerse minnaar, ‘laat ik mijn meisje vandaag maar niet in een vlaag van verstandsverbijstering om zeep helpen, Gail heeft immers gezegd dat dat niet goed is’. Gelooft u het? Ik heb oprecht bewondering voor de energie en bevlogenheid van Gail Eijk en haar Apintie-collega’s. Er zijn maar weinig mensen in ons land die zo hard werken en met hart en ziel zoveel tijd in hun arbeid stoppen. Ze zijn overal rap bij, dat kun je maar van weinig andere nieuwsverzamelaars zeggen. Maar nogmaals, met journalistiek heeft het weinig te maken; ze doen vooral verslag van geagendeerde evenementen zoals persconferenties, overhandigingen van een geschenkje uit Nederland of een diploma-uitreiking, op het brengen van echte primeurs na eigen onderzoek zul je ze niet betrappen. Op zich is dat niet erg, verslaggevers zijn immers ook hard nodig om ons op de hoogte te houden. Maar als ze ooit serieus genomen willen worden in de journalistieke wereld, dan moeten ze de ranzigheid achterwege laten. Anders hebben ze straks alleen nog maar medevoyeurs als kijkerspubliek.