Slipje in de kist
Surinaams afscheid in Nederland
Slipje in de kist
Surinamers in Nederland hechten net als andere migranten aan gewoontes uit het geboorteland. In hoeverre volgen zij de tradities wanneer van een dierbare het laatste afscheid moet worden genomen? “Vroeger mocht je in de rouwperiode van zes weken geen seks hebben, maar dat verwatert.” Een onderzoekje op en rond Nederlandse begraafplaatsen.
Laten we hem om privacyredenen Guido noemen. Hij werd in 1960 in Paramaribo geboren en overleed in Amsterdam, zomer 2012, net 52 jaar oud. We wonen de afscheidsdienst bij in de Koningskerk in Amsterdam, sinds 1994 in gebruik door de Evangelische Broedergemeente. Er is samenzang en schriftlezing. De zuster van de overledene herdenkt hem. Guido leek me geen gemakkelijke jongen, brutaal noemt zijn zuster hem, niet zonder tederheid. Guido had in Nederland vele jaren naar volle tevredenheid gewerkt bij een multinational, als kok. Maar hij werd ontslagen, pure discriminatie was dat, in zijn ogen. Het heeft hem zijn hele leven dwars gezeten, evenals de houding van Nederland tegenover Suriname. De meeste vreugde beleefde hij aan lekker eten, wat hij tot zijn dood is blijven doen.
We lopen met z’n allen de kerk uit, richting begraafplaats. Als we bijna bij het opengemaakte graf zijn, waar Guido bij zijn moeder komt te liggen, roept de zuster vertwijfeld uit: “Maar dit is het graf helemaal niet!” Men heeft een verkeerd graf geopend. “Dwars tot het einde!”, meent zijn zuster. Na excuses van de uitvaartorganisator Ellen Rhebergen gaan we naar het juiste graf. Daar zegt de dominee nog een enkel woord, voordat men vertrekt om wat te gaan drinken. Straks, als het correcte graf geopend is, zal men terugkomen voor een teraardebestelling op de goede plek. Dit incident kan elke dode overkomen, ongeacht herkomst of huidskeur. Maar afgezien van het feit dat vrijwel alle dames in het wit gekleed waren en dat er hartstochtelijk werd meegezongen, week deze uitvaart toch niet erg af van een doorsnee, typisch Nederlandse begrafenis.
Dezelfde rituelen
Ellen Rhebergen: “Daar heb je gelijk in. Vaak is bij de begrafenis een zogenaamd bazuinkoor ingehuurd, dat uit een aantal mannen bestaat, spelend op saxofoons, koprotu (een soort tuba), trommel. Ze spelen geestelijke muziek tot de kist in de aula staat en vrolijke, soms zelfs opzwepende muziek als we naar het graf gaan. Achter de kist wordt vaak gedanst, meestal wordt de kist gedragen door familieleden en soms dansen zij onder de kist. Nederlandse dragers zie je dat natuurlijk nooit doen. Dezelfde rituelen uit Suriname worden hier ook toegepast, zoals de singi neti, de avond voor de begrafenis, de broko dé, de dodenwake, en de ait dé, de rouwbijeenkomst acht dagen erna. En natuurlijk de rituele wassing.”
Wie hier meer over wil weten, leze het proefschrift Levende doden uit 2007 van Yvon van der Pijl. Ze kent een drietal functies toe aan lijkbewassers of afleggers: zij richten zich op de fysiek-hygiënische verzorging van het lichaam, ze bekommeren zich over de spirituele en symbolische toestand van zowel overledene als nabestaanden en ze begeleiden en ondersteunen rouwende familieleden. Van der Pijl laat daarbij een Creools-Surinaamse lijkbewasser aan het woord: ‘Wij verzorgen het lichaam van de overledene alsof het naar een bruiloft gaat, of alsof hij zelf de bruidegom of zij de bruid is. Hij of zij krijgt dan ook de mooiste kleren aan. Het appelleert aan gevoelens van respect die wij voor de overledene hebben’. En hij vervolgt: ‘Er gebeuren absoluut geen rare dingen tijdens het afleggen, er is geen reden om geheimzinnig te doen. Maar het is uit eerbied voor de overledene dat de lijkbewassing niet toegankelijk is voor buitenstaanders en dat afleggers niet over hun werk praten. Zoals een arts of psycholoog een beroepsgeheim heeft, zo houdt ook een aflegger zijn mond over wat hij tijdens het afleggen ziet’. In Nederland blijken er tal van Surinaamse afleggersverenigingen te bestaan. De oudste (geregistreerde) is Bethania. Van der Pijl denkt zelfs dat hun aantal toeneemt, volgens haar is er ‘een groeiende interesse merkbaar voor de eigen doodscultuur en -rituelen’.
Dinari
Iemand uit de praktijk is de uit Suriname afkomstige Ria Clydesdale. Ze is nu ruim twaalf jaar werkzaam bij een Amsterdams uitvaartcentrum en is aangesloten bij een lijkbewassingsvereniging. Dat gaat trouwens niet zomaar, er volgt een intensieve inwerkperiode. “En je mag ook niet te jong zijn, je mag niet meer menstrueren, dat zou onrein zijn. Vrouwen leggen vrouwen af, mannen de mannen. Bij het ontvangen van rouwbezoek speelt een aantal rituelen een rol. Als aflegger, dinari, moet je ervoor zorgen dat alles goed verloopt, in goede harmonie. Daarbij komt het voor dat plotseling vriendinnen van de overledene zich melden. De echtgenote heeft de macht om dat toe te laten of niet. En inderdaad bestaat de mogelijkheid, als in het verhaal van San A Jong, een slipje in de kist achter te laten.” Ruth San A Jong debuteerde vorig jaar met een bundel verhalen met de dood in de hoofdrol: De laatste parade. In een van de verhalen ontmoeten we een vrouw die het lijk moet wassen van haar vermoorde, geliefde buurjongetje. En in een ander treffen we een buitenvrouw die volgens de traditie een onderbroekje in de kist van de dode minnaar moet gaan leggen: ‘Als ik het niet zou doen, zou zijn geest me ’s avonds komen kwellen’.
Clydesdale: “De overledene wordt in de regel binnen vijf werkdagen begraven of gecremeerd. Dat laatste komt steeds vaker voor. Het lichaam naar Suriname vervoeren, is zeer kostbaar. Tegenwoordig zie je steeds meer dat de nabestaanden de urn met de as naar Suriname meenemen.”
Dat de taak van een dinari niet makkelijk is, wordt wel duidelijk: “Het is zeker lastig. Je wilt niet weten hoe vaak er ruzie wordt gemaakt! Een poosje geleden maakte ik nog een sterk staaltje mee. Een jonge Surinaamse vrouw was overleden en haar ex-vriend, een Antilliaanse jongen, wilde afscheid van haar nemen. Maar dit werd verboden door haar moeder. Hij werd zo kwaad en raakte in gevecht met de moeder, waarbij zelfs een pistool getrokken werd en de politie erbij moest komen. Je wenst dan dat de mensen verstandiger waren. Als dinari heb je met veel belangen te maken, we kunnen ook niet alles zeggen. ‘Horen, zien en zwijgen’ is niet voor niets ons motto.” Xandra Bunwaree kwam op haar 21ste vanuit Paramaribo naar Nederland en werkt nu zo’n twintig jaar op de Nieuwe Ooster, een begraafplaats en crematorium in Amsterdam: “Dé Surinamer bestaat natuurlijk niet, dé Surinaamse uitvaart evenmin. Creolen, Hindostanen, Javanen, Joden, Indianen – allen hebben hun eigen tradities. Over het algemeen zijn de toespraken en de reacties emotioneler dan bij oorspronkelijke Nederlanders.
In graf springen
Flauwvallen gebeurt, ook dreigen mensen soms bijna in het graf te springen. En: muziek is erg belangrijk, men zingt liedjes en de kist wordt, begeleid door zang en dans, naar het graf gedragen. Er bestaan speciale troostliederen, Mario Hiwat heeft er in de bundel Trowstu Singi een groot aantal bijeengebracht.’ Een karakteristiek voorbeeld was de uitvaart van de laatste gouverneur en de eerste president van Suriname, Johan Ferrier (1910-2010). Hij stierf in Nederland, net voor zijn honderdste verjaardag. Zijn dochters Joan en Kathleen vertellen over zijn begrafenis in Eindeloos, het blad van uitvaartonderneming Monuta: ‘De kleinzonen droegen de kist, kleindochters, neven en nichten liepen achter de kist met bloemen en onderscheidingen. Bij het vertrek uit de kerk (van de Evangelische Broedergemeente) begon men uit het publiek te zingen. Op de achtergrond zong het koor tweestemmig mee. Dat is echt Surinaams: je begeleidt degene op zo’n moment naar de andere kant, naar de hemel’.
Dat zingen en dansen is ook prominent aanwezig in de voorstelling Free Mason, die de jonge Surinaamse theatermaker Tjon Rockon uit Rotterdam in 2011 maakte. Het stuk gaat over de uitvaart van de 67-jarige Mason Blankendaal, waarbij allerlei tradities bij een uitvaart aan bod komen, rooms-katholieke, islamitische, boeddhistische en, niet te vergeten uit de vrijmetselarij: freemason betekent immers vrijmetselaar. Twee zonen en een dochter houden een toespraak waaruit blijkt dat hun vader een buitengewoon onaangenaam heerschap was geweest. Al zingend en dansend brengen de aanwezigen Mason naar zijn graf. Free Mason is een vaak hilarische voorstelling. Rockon kwam op het idee door de begrafenis van zijn Surinaamse tante die, vlak voordat zij stierf, zei: ‘Waar de dood is, moet ook gelachen worden’.
Verschillen
De Surinaamse uitvaarten in Amsterdam vinden over het algemeen plaats op de Nieuwe Ooster, onder begeleiding van medewerkers van het Uitvaartcentrum Zuid. Een van hen, Marco Uyttewaal, spreken we als laatste. Hij werkt hier sinds 2007, na dertien jaar in de horeca werkzaam te zijn geweest: “Als student was ik drager, dus die wereld kende ik al wel een beetje. Na een opleiding van een half jaar kon ik aan de slag. Inderdaad kom ik met veel Surinaamse mensen in aanraking. Wat ik in het begin heel bijzonder vond: er worden geen rouwkaarten gestuurd, zoals hier gebruikelijk is. Het wordt persoonlijk doorverteld of verspreid via de radio. “Ik kom overigens net bij een man vandaan die zijn 42-jarige Surinaams-Hindostaanse vrouw moet begraven. Omdat hij dat op een speciale dag wil doen, moesten we de overledene, zoals wij dat noemen, licht balsemen. Dat kan gelukkig bij ons, we proberen zo veel mogelijk aan de wensen van de nabestaanden tegemoet te komen. Je ziet hoe langer hoe meer dat bij een uitvaart elementen uit verschillende culturen worden overgenomen, de persoonlijke inbreng is groter geworden.” Ria Clydesdale vult aan: “Tradities veranderen hier, ze verwesteren; zo mocht je vroeger in de rouwperiode van zes weken geen seks hebben, maar dat verwatert. En in Suriname zul je niet zo gauw jonge meisjes bij een begrafenis zien met zulke korte rokjes aan als hier. Of met losse haren.” Er blijken geen belemmeringen te zijn waardoor een uitvaart in Nederland niet ‘op z’n Surinaams’ zou kunnen plaatsvinden. Veel verschil is er dus niet, een begrafenis in Nederland hoeft in niets af te wijken van die in Suriname. Of het zou de kilte rond het graf moeten zijn.