Kort verhaal
Het merkwaardige verhaal van de wandelende tak
Het was al wekenlang bloedheet, een hitte die mij overdag verlamde en ‘s nachts uit de slaap hield. Ik was in de bibliotheek van Jaw Jaw, waar ik toen woonde, aan het werk maar voelde me uitgeput en verlangde naar een rustig, schaduwrijk plekje waar ik wat kon liggen en door niemand gestoord zou worden. Ik dacht aan Intelo, een rotsparadijsje aan de rivier vlakbij de school. Vrijwel zeker zou daar niemand zijn en onder het dichte bladerdak dat boven de rotsen langs de rivier hing, was altijd volop schaduw. De school was nog aan de gang dus geen van de kinderen zou me achterna komen lopen en als om één uur de school uitging, zouden ze me al lang vergeten zijn. Zonder enige gewetenswroeging sloot ik de bibliotheek en vertrok. Toen ik bij Intelo aan kwam, zat er een grote troep aapjes in de bomen. Ze maakten weinig haast om er vandoor te gaan en ze namen mij net zo nieuwsgierig op als ik hen. Ik ging ruggelings op de rotsen liggen om naar ze te kijken en hoopte dat ze door nieuwsgierigheid gedreven dichterbij zouden komen, maar hun voorzichtigheid won het van de nieuwsgierigheid en korte tijd later waren ze allemaal verdwenen. Ik draaide me op mijn buik, nam een meegebracht boek ter hand en begon te lezen. Maar ik was zo moe, dat ik hett boek al gauw dichtklapte, het als een kussen onder mijn hoofd legde en mijn ogen sloot om wat weg te dommelen.
Nou valt dommelen niet mee op een harde rots waar je voortdurend van alles om en op je heen hoort en voelt scharrelen, dus al snel zat ik weer overeind en zag nog net hoe een wandelende tak op wiebelige poten langs mijn tas omhoog kwam klimmen. Wonderlijk beesten wandelende takken. Om hem niet te verjagen, viste ik voorzichtig mijn camera uit de tas en filmde zijn bijzondere geklauter. Toen hij de klimpartij echter wilde vervolgen op mijn arm, schudde ik hem af. Ik hoef dat kruipend spul niet op mijn lijf, ik hou niet van het gekriebel en ben met insecten toch altijd bang dat ze zullen bijten of steken. Hij kwam terecht naast een ander, echt takje en het is dat ik wist dat hij het was, anders zou ik hem nooit als beest hebben opgemerkt. Even bleef hij verdwaasd liggen maar al snel stond hij weer op zijn gammele poo tjes en kwam hij traag mijn kant op gewiebeld. Nu had een vriendin me eens verteld hoe ze een slang die te dicht bij haar huis was gekomen, vanaf een veilig afstandje vriendelijk had toegesproken en verzocht om van haar erf weg te gaan omdat ze bang van hem was maar hem niet wilde dood maken. Het had gewerkt! De slang was terwijl ze sprak, stil blijven liggen en het had geleken of hij over haar woorden nadacht en toen besloten had te vertrekken. Hij was heel rustig omgedraaid en het bos ingekropen. Dit leek me een mooie gelegenheid om dat ook eens te proberen, een wandelende tak-fluisteraar. Overigens zullen vrijwel alle mensen in Jaw Jaw een slang eerder zijn kop afhakken dan toespreken of, als ze het zelf niet durven, heel hard ‘sindeki’ roepen; dan komt er geheid iemand op het kabaal af om dat in hun plaats te doen. Ik sprak de tak dus toe. ‘Luister, je mag gaan waar je wilt en ik wil je geen kwaad doen, maar je moet niet op mijn lijf komen, daar hou ik niet van’. Onverstoorbaar echter en zo op het oog nogal doelgericht, bleef hij in mijn richting wandelen. Volgens mij had hij geen zin om gehoor te geven aan mijn verzoek. Dat gaf niet, zolang hij de kritische grens maar niet overschreed maar daar aangekomen tjiepte ik ‘m toch weer weg. Dit keer tuimelde hij over de rand van het rotsblok omlaag. Ik schrok, dat was niet mijn bedoeling geweest, ik wilde hem beslist niet zijn pootjes breken, maar dacht wel berustend ‘weg is weg’. Ik draaide me om op mijn buik en wijdde me weer aan mijn lectuur. Al lezende wapperde ik voortdurend met handen en benen om me het ongedierte van mijn lijf te houden. Dat gewapper sluipt er ongemerkt als een tweede natuur in. Altijd zijn er wel mieren, muskieten of ander vliegend en kruipend ongerief om je te storen. Eén kriebel was echter erg hardnekkig zodat ik me maar weer eens omdraaide om te zien wat het was: potverdorie, daar zat weer een (dezelfde?) wandelende tak. Onmiskenbaar leek hij op het exemplaar dat ik eerder omlaag had doen tuimelen, maar vermoedelijk lijken ze allemaal op elkaar. Mijn vermanende woorden hadden blijkbaar onvoldoende geholpen. Hij stoorde me, dus ging hij zonder enig mededogen met een zachte tik opnieuw over de rand van het rotsblok. Blijkbaar konden zijn pootjes de val ongeschonden verdragen. Wie schetst echter mijn verbazing toen na een paar minuten de wandelende tak weer kwam aangewaggeld en niet zo maar nee, echt overduidelijk in mijn richting. Daar was geen twijfel over mogelijk. Ik ging bijna geloven dat hij me een of andere boodschap kwam brengen. In een land van winti, bakroes en dergelijke niet echt een vreemd idee. Ik liet hem komen maar waarschuwde wel ‘ik wil niet dat je op me komt, ik zal je niet doodmaken maar ik tik je wel weg als je te dichtbij komt’. Onverstoorbaar wandelde hij door tot vlak voor mijn voeten. Ik zette mijn voeten een eind uit elkaar. Hij bleef staan, draaide in een trage beweging zijn kopje met de grote uitpuilende ogen naar links, nam de wereld daar aandachtig op, draaide naar rechts, nam de wereld aan die zijde met dezelfde aandacht op, keek nog eens links, maakte kennelijk de balans op en begon met dezelfde doelgerichtheid als tevoren naar mijn rechtervoet te lopen. Nu was mijn nieuwsgierigheid toch wel echt gewekt. Wat had dit beest, wat wilde het, of wat had ik? Rook ik misschien als een vruchtbaar wandelende-tak-vrouwtje, zond ik geurstoffen uit die zijn lust opwekten? Je zult maar door een wandelende tak begeerd worden, niet echt mijn ultieme ideaal. Maar ik liet hem lopen. Toen hij bij mijn rechtervoet was aangekomen, tilde ik die op en zette hem naast mijn linkervoet en jawel hoor, meteen ging hij er achter aan. Hij maakte met een voor een wandelende tak verrassende snelheid rechtsomkeert en liep naar de verplaatste voet. Toen hij weer vlakbij was, schoof ik een eind naar achteren en ook hij kwam, linea recta, die richting op. Tegen de tas die tussen hem en mij was komen te staan, klom hij gewoon op. Het kostte wat tijd, maar verminderde geenszins zijn vastberadenheid. Ik was met stomheid geslagen. Toen hij boven op de tas was beland, stond ik op, stapte eroverheen en ging aan de andere kant zitten. Nog terwijl ik stapte had hij, mijn beweging volgend, zich ook razendsnel omgedraaid. Dit ging echt mijn pet te boven. Ik stond opnieuw op en ging nu een meter of twee naar rechts zitten. Je raadt het al: ook hij draaide zich om en kwam naar me toegelopen. Ik kon maar twee verklaringen voor dit gedrag bedenken: of hij had echt een boodschap maar dan ontging die me volkomen of het waren toch geurstoffen, rook ik dus naar een loopse wandelende tak. Parbode Ik besloot hem eens van dichtbij recht in zijn bolle oogjes te kijken, misschien dat dat duidelijkheid zou verschaffen. Ik liet hem op mijn boek stappen, wat hij zonder aarzelen deed, en tilde het toen met hem er bovenop tot vlak voor mijn gezicht. Toen ineens, echt waar, kwam hij met een noodgang over het opengeslagen boek naar me toe gerend. Ik schrok me een ongeluk en gooide het boek in een reflex van me af. Het werd me steeds raadselachtiger. Ik besloot nog één laatste test te doen en zei hem dat als hij weer naar me toe zou komen lopen, ik dat zou beschouwen als een boodschap dat ik weg moest gaan. Ik ging dit maal op een nog grotere afstand aan de andere kant van het rotsblok zitten. Maar het was duidelijk. Hij kwam weer naar me toe, zonder enige aarzeling. Ook ik aarzelde niet meer. Ik heb mijn spullen bij elkaar gepakt en ben weggegaan. Ik vond het bijna griezelig, in elk geval heel merkwaardig. Later die middag ben ik teruggegaan. Toch eens zien of hij weer zou komen opdagen en wat er zou gebeuren. Op weg er naar toen moest ik ineens denken aan een jongen, een toerist, die kort daarvoor een paar honderd meter stroomopwaarts was verdronken. Hij was al spelende in de sula gevallen, door de sterke stroming van het water meegesleurd en in een draaikolk verdwenen. Reddingspogingen door de toegesnelde familieleden mochten niet baten. Ze konden het kind niet bereiken. Na twee dagen hebben ze hem ter hoogte van Intelo aan de overzijde van de rivier gevonden. Ik dacht eraan hoe hij ongetwijfeld voor zijn leven heeft gevochten, steeds hopend op een reddende hand als hij even boven water kwam (als dat het geval is geweest), waarschijnlijk net zo volhardend in zijn wanhopige pogen aan het water te ontsnappen, als die wandelende tak in zijn pogen bij mij te komen. Ik kon het niet helpen er een parallel in te zien, maar kon er geen betekenis aan geven. Arm kind, hij kon niet zwemmen. En een wandelende tak heb ik die middag ook niet gezien.