Feuilletonroman
Zoveel weegt geluk is een roman, die in afleveringen
verschijnt en geschreven is door Henry Does
Zoveel weegt geluk
Rio is zestien jaar oud als hij met zijn moeder Celia zijn geboorteland verlaat, een dag nadat zijn vader, Rolando Leano, een van de slachtoffers werd van een politieke massamoord. Veertien jaar later keert Rio voor het eerst weer terug. Ditmaal voor zijn huwelijksfeest. Zijn verloofde is Aria, dochter en enig kind van de gevreesde President Dano, die de massamoord op zijn geweten heeft. President Dano laat de camera’s van de staatstelevisie op de huwelijksceremonie aanrukken om ‘de ultieme nationale verzoening’ te etaleren. Dan is de geest uit de fles…
Aflevering 1
Haar jurk van zacht roze katoen oogde als een uniform, mode van de discipline. Het liep wijd uit tot onder de knieën. Keurig gestreken, met helderwitte zomen aan de mouwen. Haar wat te ruime honkbalpet, waaronder haar opgestoken haar was opgeborgen, leek een knipoog van vrijgevochtenheid. Haar gezicht oogde extra jeugdig in de ouwelijke kledij. De gitzwarte pupillen achter ronde brillenglazen met zwart montuur, waren onontkoombaar. Haar oogopslag was alert en gereserveerd. Zij liep onopvallend, met bezem en stofblik, naar binnen in de airconditioned lounge van Golden Republic Grand, het vijfsterren staatshotel dat lag aan de weidse, met koningspalmen en verlichte fonteinen geflankeerde Weg van de President. Zij had vluchtig oogcontact met de enige hotelgast die er zat, een knappe, kastanjebruine jongeman in een beige guayabera-hemd, dat aan de kraag met donkerbruine Oosterse motieven was versierd. Hij keek op vanachter zijn krant en knikte vriendelijk. Zij bewoog haar lippen als het stilgehouden begin van een glimlach. Al vegend, ging zij snel weer op in het decor van wit marmeren tafels, lange, geelbruine fluwelen gordijnen en brede, roodleren fauteuils. Haar jurk deed Rio denken aan zijn rebelse oma van vaderszijde, die haar parmantige billen bleef kleden in strakke, zwarte of witte spijkerbroeken. Sommigen lazen daarin de ontkenning van het ouder worden. Zij zelf sprak met opgeheven vinger van de opstand tegen de slavinnenjurk. Onvermoeibaar bleef zij vertellen dat de witte plantagehoudster uit vroegere tijden met die superwijde jurk trachtte het magnetisme van de lichaamslijnen van de jonge zwarte slavin aan het oog van manlief te onttrekken. Met een ondeugend lachje sprak zij van de creatie van de illusie. Maar omdat oma nog altijd kon rekenen op aandacht van nakijkende jonge mannen, behield Rio onuitgesproken vraagtekens bij het motief van haar opstand. ‘Mag ik u wat vragen mevrouw?’ sprak Rio met zachte stem. De schoonmaakster boog het hoofd wat en keek hem boven haar bril uit aan met opgetrokken wenkbrauwen. Het vegen vertraagde. Rio stelde zijn nieuwsgierige vraag op bescheiden toon met een zachte stem: ‘Waarom doet u mij meer denken aan een lerares dan aan een schoonmaakster? Ik doel niet op uw lichte huidskleur.’ ‘U bent opmerkzaam’, antwoordde de schoonmaakster, terwijl ze stopte met het vegen van de glanzende parketvloer. Hoewel ze zich maar een fractie van een seconde lieten zien, waren de twee vertederende kuiltjes die bij haar glimlach in haar linkerwang verschenen onze hotelgast niet ontgaan. Als op een spreekgestoelte legde zij beide handen op de bezemsteel. ‘Ik was hoofd van de Sectie Curriculum Ontwikkeling Kunst en Cultuur van het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur.’ Rio keek met vragende verbazing. ‘Ik ben op staande voet ontslagen, omdat ik het niet kon opbrengen de Eed van Nationale Loyaliteit af te leggen.’ Ze schrok van haar openhartigheid tegenover een onbekende en corrigeerde zich abrupt. ‘In dit land wordt het geweten niet op prijs gesteld. Het is beter dat ik het hierbij laat.’ Ze ging voort met vegen. Bij Rio won mededogen het van zijn brandende nieuwsgierigheid. Hij ontwaarde zweetdruppels op haar gelaat, terwijl hij koelte ervoer. ‘Zal ik een beker water voor u pakken?’ Ze knikte instemmend. De waterkoeler stond pontificaal midden in de lounge. Het leek een langwerpig vlechtwerk van vijf reuze, zwetende reageerbuizen waar het gekoelde water, met laserstralen als regenboog gekleurd, doorheen bruiste. Het gevaarte steunde op een glimmend mahoniehouten voetstuk waarop aan vier zijden in glazen schreefletters stond geschreven: Presidential World Waters. Volgens de barokke website van het hotel stroomde in elk van de buizen water van een van de vijf continenten. Toen Rio met een speels lachje aan zijn gesprekspartner vroeg van welk werelddeel zij water wenste, maakte zij een snerpend geluid met haar getuite lippen, terwijl zij haar blik demonstratief afwendde van de koeler. ‘Kwik is als damp van de gele hebzucht op de vleugels van de wind ook in onze zuidelijkste rivieren en kreken neergedaald. De vis wordt vergiftigd, kinderen krijgen hersenschade. Maar hier wordt voor het vreemde oog een potsierlijke watershow opgevoerd.’ Zij kneep haar lippen op elkaar, als was haar onbedoeld toch weer die zucht van onbehagen ontsnapt. Nadat Rio, net bekomen van de lyrische kritiek, haar de beker ijskoud water met een lichte hoofdbuiging had gegeven, stelde hij zich voor. ‘Ik ben Rio Leano. Na veertien jaren ben ik voor het eerst weer terug.’ Haar ogen verrieden ontroering. Rio ging onverstoord verder. ‘Ik ben hier om te trouwen en misschien blijf ik hier wonen en werken.’ Aangemoedigd door zijn ontwapenende openheid sprak zij haast fluisterend als om vertrouwelijkheid te suggereren: ‘Ik heet Zana Cariana.’ Zij pakte haar bril over de volle breedte tussen middelvinger en duim en leek het steviger op de neusrug te plaatsen. ‘Toeval in relaties komt in deze kleine gemeenschap zo vaak voor dat het de tweelingbroer van de regel wordt genoemd. Bent u familie van Rolando Leano?’ ‘Ik ben zijn zoon en voor zover ik weet zijn enig kind’. ‘U lijkt niet op hem!’ Het was haar ontglipt voordat ze daar erg in had. ‘Ik wilde niet indiscreet zijn. Maar uw vader was mijn leraar kunstgeschiedenis op de middelbare school. Zonder hem had ik de weg naar de kunst niet gevonden. Uit zijn mond klonk poëzie als muziek.’ ‘Dat is fijn voor u’, onderbrak Rio haar op neutrale toon. ‘Zeg maar je’, ging Zana verder: ‘Ik herinner mij als de dag van gisteren de laatste keer dat ik hem zag. We waren op schoolreis.’ Zana zei dat ze zo pauze had. Ze trok haar jurk iets omhoog en ging op het puntje van de fauteuil tegenover Rio zitten. ‘We zaten op het witte savannezand rond het knapperende kampvuur. De volle maan lichtte zelfs het zwartlijkende kreekwater op. Meester Rolando las voor uit Land van mijn Jeugd van Eduardo Perrana. Het beeld van de felle maan in het zuiden en de doffe maan in het noorden is mij altijd bijgebleven. Uw vader klapte het boek langzaam dicht, legde het weg en pakte zijn Spaanse gitaar. Hij zong een klassieke bolero over de pijn van afscheid en wij huilden.’ Rio zag haar ogen vochtig worden, maar leek zich af te sluiten voor haar weemoed. Zana stond op en nam een slok water. Hij keek op zijn horloge. ‘Ik heb een afspraak met mijn verloofde, ik moet helaas opstappen.’ Zij kon haar nieuwsgierigheid niet bedwingen. ‘Ken ik jouw verloofde?’ ‘Ze heet Aria.’ Het gezicht van Zana vertrok. Ze gooide de lege beker in de prullenmand, pakte haar bezem en stofblik en zei zonder Rio aan te kijken ‘veel plezier’ en liep naar de uitgang. Verrast door het abrupte einde van het gesprek, kon Rio niets anders uitbrengen dan: ‘Tot ziens Zana.’ De hoteltuin lag er majestueus bij. Wuivende palmen, bruisende jacuzzi’s, vier van kleur veranderende zwembaden, themabarretjes, restaurantjes met namen die internationale allure suggereerden, zitjes met parasolletjes van gedroogde palmbladeren en daartussen rondwandelende troubadours. Fris gedoucht, in lichte kleuren gekleed flaneerden hotelgasten, waaronder familie en vrienden van de President, op de met zwart en grijs graniet betegelde paden. De verkoelende passaat en het hemelse kunstspel van zacht zonlicht, blauw, rood, oranje, groen, dat aan de snel invallende avond vooraf ging, misten nu voor Rio hun gebruikelijke bekoorlijkheid. Op het terras van El Restaurante de la Musica Revolucionaria, dat uitliep op het strand, mijmerde hij over zijn onverwachte ontmoeting met Zana. Haar glimlach, haar vochtige ogen, haar opstandigheid, haar pet, zij liet hem niet los. Hij had slechts de voornaam van zijn verloofde genoemd, waarom liep zij plots weg? Over een half uur moest hij op deze plek Aria ontmoeten. met Zana. Haar glimlach, haar vochtige ogen, haar opstandigheid, haar pet, zij liet hem niet los. Hij had slechts de voornaam van zijn verloofde genoemd, waarom liep zij plots weg?