Vastgeroeste machocultuur
Het imago van onze politie
Vastgeroeste machocultuur
De politie je beste kameraad, heet het. Maar de Surinaamse praktijk blijkt zeer weerbarstig. Legio voorbeelden van onprofessioneel en machogedrag. Een rapport van de Verenigde Naties (VN), dat het zorgwekkende imago van het Korps Politie Suriname (KPS) bevestigt, beveelt aan: dienstbaarder opstellen. Waar gaat het dan mis? “Onze vriendschap eindigt waar mijn werk begint.”
Het zijn slechts twee van de vele voorbeelden van burgers die een nare smaak hebben overgehouden over de handelwijze van de politie. De bevindingen van het United Nations Development Report 2012; Human Development and the shift to Better Citizen Security bevestigen het zorgwekkende imago van het Korps Politie Suriname (KPS). Zeven Caribische landen werden onderzocht op veiligheid gerelateerde vraagstukken, waaronder het vertrouwen in de politie en justitie. Als het gaat om fatsoenlijk communiceren, eerlijk optreden en respectvolle omgang, dan geniet het KPS het vertrouwen van slechts 7,2 procent van de ondervraagden. In het rapport wordt geadviseerd een omslag te maken van state security naar citizen security. Met andere woorden: de politie moet zich dienstbaarder opstellen. “De agent is in een machtspositie en is dan vaak geneigd, in feite onterecht, machtshandelingen te plegen”, geeft hoofdinspecteur, tevens KPS-voorlichter John Jones toe. “Soms gebeurt het, bijvoorbeeld bij het uitschrijven van een boete, dat mensen de agenten verwijten niet goed te hebben waargenomen waarvoor ze bekeurd worden. Dan wordt het een discussie en beginnen er woorden te vallen.” Aan de opleiding ligt het volgens hem niet. “Het wordt ons geleerd dat we onder alle omstandigheden nuchter moeten blijven.” Ook in het politiehandvest, het wetboek van strafvordering en bijzondere wetten zijn er genoeg instructies verwerkt. “Binnen de organisatie zelf worden steeds maatregelen getroffen tegen enkelingen die de instructies niet geheel naleven”, stelt Jones. Hij spreekt over ‘sporadische gevallen’ die zich voordoen. Die hebben kennelijk een zodanige impact, dat ze het totale imago van het korps besmeuren. Met een diploma van het mulo of hoger mag je solliciteren bij de politie. Tijdens de opleiding wordt in zes maanden zowel fysiek als mentaal veel geëist. De rekruut moet in staat zijn emoties, gedragingen en gewoontes aan te sturen. Hem of haar wordt geleerd betrouwbaar te zijn en zich tactvol aan te passen aan situaties. Eenmaal in de praktijk losgelaten, lijkt in het contact met burgers hiervan weinig terecht te komen.
Kleine-meisjesdroom
Vrijdagavond, kwart voor tien. Een groep van ongeveer veertig agenten en rekruten van de Verkeer Technische Dienst meldt zich voor appèl. Ze salueren respectvol naar de inspecteur en nemen plaats. Nadat de presentie is opgenomen, krijgt iedereen een taak toegewezen. De inspecteur gaat staan, zijn armen over elkaar en correct in de houding; het lijkt wel een scène uit CSI. “Vanavond zullen wij een operatie verrichten aan de Heiligenweg. We zullen letten op verlichting bij auto’s, de bescheiden controleren en indien nodig burgers onderwerpen aan de alcoholblaastest. Agenten, ik vraag u om ten alle tijden beleefd te blijven en duidelijk aan te geven wat u wenst te controleren”, instrueert de inspecteur toonzettend. De sfeer in de bus is zeer relaxed. Ook agenten blijken doodgewone mensen zoals de rest van de samenleving. “Zal cliché klinken hoor”, begint een agente over haar politiebaan, “maar het was een kleine-meisjesdroom.” Een collega van in de dertig vult aan: “Ik ben een zeer goede graafmachineoperator maar ik houd van het politiewerk. Ik let echt niet op het geld.” Nog een agent over zijn keus. Toen hij vijftien jaar was, kwam zijn jongere broer als fietser om bij een aanrijding. De bestuurder was onder invloed. “Het politieproces duurde mij te lang. Dat stimuleerde mij om agent te worden. Ik moest het beter gaan doen”, luidt het overtuigend. Nog voor het uitstappen, wordt eensgezind verteld dat je als agent thuis elke dag ‘heel goed’ afscheid neemt. “We weten nooit hoe laat of als wij überhaupt thuis komen. We maken ons elke dag op voor het ergste.”
Persoonlijke ombuiging
Het KPS is een ‘letterlijke weerspiegeling’ van de Surinaamse maatschappij, wijst Jones erop. Bij de rekrutenopleiding begint de persoonlijke ombuiging, die gerust heropvoeding genoemd mag worden. “Bepaalde rekruten komen uit een milieu met maatschappelijke problemen. Hij of zij komt uit een gezin waar er constant ruw en bot gecommuniceerd wordt of waar omgang binnen relaties niet is gebaseerd op respect. Deze aangeleerde eigenschappen nemen ze mee binnen de organisatie”, aldus Jones. Het ontwikkelen tot gezaghebbende functionarissen gaat niet zonder slag of stoot. “Het bevredigen van materiële en immateriële levensbehoeften heeft in zekere mate invloed op het gedrag van de individu.” De bezoldiging van een agent eerste klasse, bijvoorbeeld, is rond de 1.500 srd. Zie daar maar eens een gezin van te onderhouden.
Door overwerken kan er meer verdiend worden, maar dit veroorzaakt een ander probleem. Vermoeide, overwerkte en emotioneel prikkelbare agenten, die niet willen of kunnen toegeven dat het ze teveel wordt. “Politiemensen, en vooral de mannen, zijn macho”, zegt commissaris Krishna Hussainali- Mathoera. “Een cultuurverschijnsel in Suriname en Latijns-Amerika. Ik heb politiemannen gezien die moeite hebben emotionele dingen die op ze afkomen te verwerken, bijvoorbeeld kinderen die omkomen.” Na de omvorming wordt de ‘ideale rekruut’ tewerkgesteld binnen de vastgeroeste machocultuur van het KPS. Wat tijdens de opleiding is geleerd, wordt zwaar op de proef gesteld. Dit beaamt zelfs de hoogste in rang, korpschef Humphrey Tjin Liep Shie. “Wij proberen de mensen in de opleiding geestelijk sterk te maken en te leren weerstand te bieden tegen onethische gedragingen. Maar men begint de rekruut vanaf aankomst op de post te zeggen: ‘Luister, vergeet wat je daar hebt geleerd. Hier zijn we in de praktijk en zó doen we het’. Wij leiden de mensen goed op, maar op een bepaalde werkvloer is er vanuit leidinggevenden een achterstand in perceptie en omgaan met publiek. Als iedereen op één been hinkt, moet je ook op één been kunnen hinken. Het beïnvloedt de rekruut en die moet daar tegen vechten.”
Gillende massa
De samenleving is vaak ontevreden over het optreden van politiemensen. Maar als je in hun schoenen staat en zou worden uitgescholden of uitgedaagd, zou je wel anders piepen, zoals blijkt tijdens de verkeersactie aan de Heiligenweg. Op de parkeerplaats voor de lijnbussen staat een tafel klaar waar boetes en oproepingen worden uitgeschreven. Al gauw hangt er een boze en soms zelfs gillende massa omheen. “San, ik moet mijn sleutel hier achterlaten? Dus ik moet een taxi betalen? Ey, ik heb heel wat te doen, nodeloos laten jullie me geld uitgeven!” Of: “Jullie hebben niks te doen noh? Comma, je maakt me hoofd moe! Ik betaal niks en blaas niks, sluit mij maar op!” Naast boosheid vallen ook tranen en zijn geluiden van zelfmedelijden te horen. De agenten negeren wijselijk de provocaties, maar na drie uur hebben ze er duidelijk genoeg van. Begrijpelijk ook, omdat het veelal mensen zijn die een extra dienst draaien voor de dag. De vermoeidheid speelt parten en de tolerantie raakt op. “Meneer, wilt u zich meteen begeven naar de tafel”, zegt een agente geprikkeld tegen een man die na het zesde verzoek een meter voor de tafel staat, maar het niet nodig vindt hieraan gehoor te geven. Het politiewerk is niet makkelijk. Het behelst constant tegenstrijdige belangen. Agenten worden dagelijks geconfronteerd met negativiteit vanuit de burgerij. Het is actie-reactie. Opvallend is ook dat in onze kleine samenleving veel overtreders zich op ‘vriendschap’ beroepen om vrijuit te gaan. “Yu na mi mati”, zegt een dronkaard die de toegestane alcoholpromillage wel achtmaal heeft overschreden. De inspecteur kijkt hem heel nors aan en zegt kordaat: “Onze vriendschap eindigt waar mijn werk begint.”
Klacht 1
Na een vermoeiende dag komt René (39) ’s avonds terecht in een roadblock van de politie. Hij heeft geen rijbewijs bij zich en hoopt op door mogen rijden. Jammer. René wordt bekeurd. Als hij in de rij voor de tafel staat, commandeert een agent dat hij netter in de rij moet staan. “Dat kunt u mij ook gewoon vragen, meneer”, zegt René ontstemd. De agent is niet van repliek gediend en duwt hem. “U moet netter staan in de rij. Ik ben hier de agent.” Hij krijgt bijval van een collega die schreeuwt dat René de bevelen moet opvolgen. “Toen die agent dat tegen me zei, had ik het écht gehad.” Zijn vrouw wist hem te kalmeren. “Maar mijn rechtsgevoel was aangetast en het heeft een poos geduurd voordat die weer hersteld was.”
Klacht 2
Robin (20) is voor stage in Suriname. Op een dag, in een straattaxi, wordt ze door de chauffeur zonder aanleiding betast aan haar borst. Bang en radeloos vraagt ze om uit te mogen stappen. Als ze op het politiebureau Keizerstraat aangifte doet, krijgt ze niet bepaald de ontvangst die ze als slachtoffer zou mogen verwachten. Tijdens het wachten om proces-verbaal te laten opmaken, verbaast ze zich over de houding van de agenten: “Ik kreeg de typisch wellustige mannenblikken toegeworpen.” Bovendien krijgt ze alles behalve medeleven. Sterker nog: “Voor ik wegging, zei de agent, kijkend naar mijn borsten, op plagerige toon: ‘Ze zouden minder goed te zien zijn als je truitje niet zo strak zat’. Ik wist niet wat ik hoorde; ik had echt verwacht me bij de politie beschermd te voelen.”
Gedragscode
Politiemensen dienen als ‘maatschappelijke opvoeders’ voorbeeldig te zijn in hun optreden. Of het nu gaat om een verkrachtingszaak of iemand helpen bij het oversteken. Je verwacht geen beledigingen en afwijzingen wanneer je ze om hulp vraagt. Tjin Liep Shie zegt naar aanleiding van het VN-rapport: “Ik krijg ook negatieve feedback vanuit de gemeenschap, dat men de politie als arrogant en onbeleefd ervaart. Maar er zijn ook voorbeelden waarbij men aangeeft correct te zijn behandeld.” Agenten die in strijd handelen met de gedragscodes, worden ernstig aangesproken en voor zover de incidenten onacceptabel zijn, worden ze tuchtrechterlijke afgehandeld, benadrukt de korpschef. Er vallen schorsingen en ontslagen. En ten aanzien van het negatieve imago, zegt hij: “Daarnaast proberen we consequent de boodschap te geven in het korps dat die perceptie heeft postgevat binnen de samenleving en dat daar gezamenlijk aan gewerkt moet worden om dat beeld te verbeteren.”
Gewenst imago
Maatschappelijke oriëntatie, communicatieve vaardigheden, opvoeding en omgevingsdruk zijn deels onderliggende oorzaken die het imago van het korps niet veel goeds doen. “Dit gedrag zal,omdat we met mensen te maken hebben, nooit helemaal verdwijnen. Maar de norm moet wel veranderen”, beseft Tjin Liep Shie. Gezag en vertrouwen gaan daarbij hand in hand. Mathoera: “Dat heeft te maken met integriteit. Dat gebeurt voornamelijk op straat. Assisteren bij het oversteken of behandelen van meldingen die bij de politie komen; daar moet de politieman professionaliteit tonen. Dus veel rust op de schouder van agenten die in de eerste lijn opereren; op straat en aan de balie. Dat is een graadmeter voor ons imago.” De korpsleiding is bezig een inhaalslag te maken en steekt daarbij de handen in eigen boezem. “Als leidinggevenden tien jaar de vrije ruimte hebben gegeven, zal het even duren om dit gedrag te veranderen”, zegt Mathoera. “Repareren kost tijd. Door strakker, maar vooral coachend leiding te geven, moet in de toekomst structurele verandering worden bewerkstelligd. Het gewenste imago is dat tenminste tachtig procent van de samenleving vertrouwen heeft in een integer, klantvriendelijk en professionele politie korps. Twintig procent mag ontevreden blijven. Dat houdt de korpsleiding scherp.”