Feuilletonroman
Zoveel weegt geluk is een roman, die in afleveringen
verschijnt en geschreven is door Henry Does
Zoveel weegt geluk
Rio is zestien jaar oud als hij met zijn moeder Celia zijn geboorteland verlaat, een dag nadat zijn vader, Rolando Leano, een van de slachtoffers werd van een politieke massamoord. Veertien jaar later keert Rio voor het eerst weer terug. Ditmaal voor zijn huwelijksfeest. Zijn verloofde is Aria, dochter en enig kind van de gevreesde President Dano, die de massamoord op zijn geweten heeft. President Dano laat de camera’s van de staatstelevisie op de huwelijksceremonie aanrukken om ‘de ultieme nationale verzoening’ te etaleren. Dan is de geest uit de fles…
Op hetzelfde moment dat een pelikaan zich overgaf aan de zwaartekracht en met zijn lange, brede snavel gestrekt naar beneden de donkerblauwe zee in plonsde, herinnerde Rio zich het devies van zijn meditatieleraar. ‘Richt je op wat je voor je ziet.’ Hij keek naar de nu drijvende pelikaan die, schuddend met haar kop, met golfbewegingen van de keel liet zien dat zij als visser was geslaagd. Nu eerst zag hij de veelkleurige luchtschilderingen van de zonsondergang in vol besef. Hij rook de zilte lucht van de nostalgie. In het mulle lichtbruine zand van deze stranden had hij met zijn vader zandkasteeltjes gebouwd en leren voetballen. De verwarrende herinnering aan zijn ontmoeting met Zana raakte op de achtergrond. Jarenlange training in concentratie maakte het voor hem mogelijk relatief snel weer open te staan voor wat hij zag en hoorde. De aandacht, gelijk een zoeklicht, bewust kunnen richten, was voor hem meer dan een vaardigheid. Tegenwoordigheid van geest was zijn levensfilosofie. Het was zijn reddingsboei, toegeworpen door de broer van zijn moeder Celia, oom Rudi. Door een speling van het lot was die als jonge matroos in het verre Oosten beland. Hij woonde tien jaren in een bergtempel, die uitkeek op een immense groene vallei waar doorheen een woeste rivier stroomde. Daar had hij van de kaalgeschoren monniken de traditionele kunst van de bewuste, neutrale aandacht voor het moment geleerd. Rio keek op zijn horloge. Over twintig minuten zou Aria er zijn. Hij rolde zijn broekspijpen wat op. Met zijn sandalen in de hand liep hij het strand op. Lopend in het spel van aanspoelend zeewater en zand bewonderde hij het afscheid van de zon. Het koele natte zand onder zijn voeten bracht hem terug in de tijd. Weer dacht hij aan zijn vader die bij herhaling zei dat ondergaande zon de beste schilder van alle tijden was. Meer dan voetballen, had zijn vader hem de moraal van de schoonheid bijgebracht. Waarom had hij Zana’s enthousiasme over haar leraar kunstgeschiedenis niet meevoelend beantwoord? Met de mentale technieken van oom Rudi kon hij het verleden veelal op afstand houden. Op dit strand was het verleden onontkoombaar. Hij dacht aan pa die samen met vijftien andere mannen in koelen bloede was doodgeschoten. Het verhaal van de macht dat zij op de vlucht waren neergeschoten, was vals. Een militair van het vuurpeloton die stuk ging aan schuldgevoelens, nachtmerries en cocaïne had het huilend aan ma, zijn nicht, verteld. Het schitterde sterren aan de avondhemel. Het bastion van het militaire fort was door het maanschijnsel verlicht. De gezichten van de slachtoffers, getekend door angst, verontwaardiging en ongeloof, waren goed herkenbaar. Na het eerste salvo van geweervuur zeeg pa ineen en mompelde: ‘Rio, Rio…’ Een stevige golf bezorgde Rio natte broekspijpen en haalde hem terug uit zijn trieste mijmering. De afspraak met Aria schoot hem te binnen. Hij droogde met zijn zakdoek zijn betraande ogen en liep terug naar het terras van het restaurant. Vanaf het strand leek de hoteltuin met honderden lichtjes in vele kleuren een kermis. Rio dacht aan een gezegde van zijn vader: ‘Te weinig maakt leeg, teveel lelijk’. Aria had vanaf de vroege ochtend in een staat van opwinding verkeerd. Haar personal trainer moest haar op de loopband in de gym temperen. In de middag bij de schoonheidsspecialiste had zij het lakken van de teennagels achterwege gelaten. Over haar jurk had zij zich geen zorgen gemaakt. Het was op maat gemaakt, ze was er meer dan tevreden mee. In de paskamer had zij het indringend van alle kanten geïnspecteerd. Het gedurfde rode satijn viel als gegoten om haar afgetrainde lijf. Ze had in de menshoge spiegel gekeken en geknipoogd nadat zij had gezien hoe de contouren van haar smalle taille zich toonden. Aria trok aandacht. Zij liep met muzikale souplesse in een cadans die hypnotiseerde. Als ze binnenliep, vielen de mannen stil. De vrouwen keken met jaloers ontzag. Maar zo expressief als zij zich bewoog, zo ingetogen was zij in het contact. Ze had een lieflijke blik die mededogen uitstraalde. Rio, in die tijd amper twaalf jaar oud, raakte er onmiddellijk door geboeid. Het was op een verjaardagsfeestje in de rijke buurt in het zuidelijke deel van de hoofdstad. Het land was nog een kolonie. Op de veranda schuifelden jongens en meisjes op soulmuziek van een schoolbandje. Aria was niet gevraagd te dansen. Ze zat alleen op een houten klapstoel aan een van de versierde ronde tafels, onder een met blauw vliegerpapier versierde lampion op het gazon. Ze was het enige zwarte meisje. Rio liep wat onzeker naar haar toe en maakte een lichte buiging terwijl hij zijn rechterhand als was het een dienblad opende: ‘Mag ik dit dansje van je’. Terwijl zij haar linkerhand in zijn hand legde, keek ze hem in de ogen. Ze glimlachte en zei opgelucht: ‘Ja, ik heb ook zin om te dansen’. Aria ging op weg naar haar verloofde. Ze pakte haar autosleutel en liep in rap tempo naar de voordeur. Plots hield ze halt, midden in de woonkamer. Ze liep terug naar de slaapkamer en pakte de ingelijste foto op het nachtkastje. Zij ging op het tweepersoons bed zitten en bekeek haar gezin onderzoekend. Ze leek als vierjarig meisje geborgen te zitten op de schoot van haar geüniformeerde vader, Benito Dano, die toen nog geen president was, maar de hoogste Commandant van de Revolutionaire Militaire Raad. Hij had zijn linkerhand op haar schoudertje terwijl hij zijn vrouw Julia, haar moeder, met zijn rechterarm tegen zich aanhield. Tussen de wijs- en middelvinger van zijn rechterhand brandde een sigaret. Ma keek zorgelijk. Hij leek stoer met zijn scherpe kaaklijnen en priemende ogen. Ze was zijn prinsesje, die aan cadeautjes nooit gebrek had. Hij was meestal op pad en als hij thuis was keek hij afwezig uit de ogen. Hij duldde geen tegenspraak en kon uit zijn slof schieten als de dingen niet gingen zoals hij dat wilde. Zij was er ooit getuige van dat hij ma tijdens een woordenwisseling met de handrug een klap gaf in het gezicht, zo hard dat zij flauwviel. Zij had gemengde gevoelens over hem, dankbaarheid en alertheid vochten om voorrang. Rio zag plots niets meer. Hij schrok niet. Hij voelde op zijn oogleden de warme, ranke vingers van zijn verloofde. ‘Ra, ra, wie staat achter je?’ vroeg Aria met zwoele stem. Hij draaide zich enthousiast om, nam haar in zijn armen en fluisterde: ‘Miss Leano’. Ze keek hem blij in de ogen, plaatste zorgvuldig haar lippen op de zijne terwijl ze haar handen in zijn golvende zwarte haren schoof. ‘Kom mijn lief, laat me je ons nestje van de toekomst laten zien’. De parkeerplaats van het staatshotel was omzoomd door een minutieus geknipte bloemenhaag. Vernuftig verscholen spotjes deden de bougainville, geel, paars en wit, oplichten in de donkerte van de vroege avond. Aria ontwaarde de vragende blik van haar geliefde, hij kende haar nieuwe auto niet. Met een zwierig gebaar richtte zij de afstandsbediening. De felrode SUV maakte een klikkend geluid en knipperde met de voor- en achterlichten. ‘Waw!’ riep Rio terwijl hij zich naast Aria neervlijde op het bordeaux leer. Zij reed langzaam de Weg van de President op. ‘Ik had liever een kleine hybride auto, goed voor het milieu en de portemonnee’. ‘Maar?’ ‘ Een verrassing van de president voor zijn dochter.’ ‘Waarom gaf hij je niet wat jij graag wilde?’ ‘Hoe groter de auto, hoe groter de dank’.