Saamaka
Menno Marrenga woont al
tientallen jaren langs de Boven-Surinamerivier.
Hij deelt zijn belevenissen met de lezers
Chinese winkel
Er is een winkel in het dorp. Die verkoopt maggiblokjes, tandpasta, worstjes in glazen potten, sieuw, gekleurde elastiekjes, badslippers, eieren en vooral bier en vier soorten sterke drank. Geen zout, geen rijst, geen petroleum. De winkel heeft dievenijzers, maar de deur staat altijd open en wie iets wil kopen, moet eerst de winkelier zoeken. Dat valt soms niet mee, niemand weet waar hij is; soms is hij ergens in het dorp, soms is hij vissen op de rivier. Vaak kom ik in de verleiding om maar zelf te pakken wat ik nodig heb en dat bij een andere gelegenheid te betalen. Ik doe dat niet: het is een kleine gemeenschap, ik heb de reputatie niet te stelen en dat wil ik zo houden. Ik koop er maar zelden. Het is gemakkelijker om alles wat ik de komende drie of vier maanden nodig denk te hebben, in Paramaribo te kopen en zelf mee te brengen. Ik heb de winkelier proberen over te halen spijkers te verkopen, touw, bougies, kapmessen en vijlen, want dat soort dingen zoeken mijn klanten. Maar daar wil hij niet aan. Waarom niet? De argumenten die hij noemt, kloppen niet. Ik denk dat het gewoon om traditie gaat: een dorpswinkel in Saamaka verkoopt geen spijkers, dat is nu eenmaal zo, al een kwart eeuw of langer. Geen enkele dorpswinkel in Saamaka draait goed. Alle winkeliers doen het als een soort hobby. Gasten van een winkelier betalen voor het bier, dat is winst. Maar waar weinig geld rouleert en iedereen op dezelfde manier redelijk zelfvoorzienend is, is geen marktmechanisme.
Ruim tien jaar geleden startte een organisatie een gesubsidieerde winkel in Saamaka. Ik ben er nooit achtergekomen wat ze daarmee wilden bereiken. Men subsidieert dingen die men wil propageren. Zo worden in Europa zonnepanelen gesubsidieerd, en treinen. Maar wie wil rijstverkoop aan rijstboertjes propageren? Verkoop van gesubsidieerd bier en worstjes in glazen potten? Wat is het nut van het gesubsidieerd beconcurreren van dorpswinkeltjes? Laat ik er verder niet over piekeren, misschien hebben de initiatiefnemers dat ook niet gedaan en die winkel is spoedig weer verdwenen. Hoe pathetisch de dorpswinkeltjes ook zijn, ze hebben hun gesubsidieerde concurrent toch maar overleefd. In Saamaka doen we het zoals we het gewend zijn. Tot twee, drie jaar geleden. Toen verschenen ineens een paar grote supermarkten op Atjoni. Ze verkopen alles wat een grote supermarkt in Paramaribo ook verkoopt, alleen hondenvoer heb ik er nog niet gevonden. Niets gesubsidieerd, gewoon particulier initiatief. Atjoni is wel een toplocatie: dagelijks komen daar honderden mensen langs, evenveel als in een zijstaat in Paramaribo, maar op Atjoni foerageren ze wel voor weken of maanden. Toch vind ik het bijzonder. Want er was al twintig jaar een winkel op Atjoni, maar die kwam nauwelijks uit boven het niveau van de dorpswinkeltjes. Waarom nu ineens wel? De enige verklaring die ik kan bedenken is deze: de uitbaters zijn Chinezen, geen Saramaccaners. Zij hebben geen honderd familieleden die een zak rijst komen lenen en een biertje bij hun oom komen drinken. Het valt in Saamaka namelijk niet mee om bedrijfskapitaal en familie-inkomen gescheiden te houden. Een paar supermarkten op Atjoni, het lijkt triviaal. Maar ze hebben een grote invloed op de economische ontwikkeling van Saamaka. Het hele bestedingspatroon verandert. Vroeger als bezoekers suiker in hun thee wilden, kon ik zeggen: suiker is op, en op is op. Nu zeggen ze: “Waarom vraag je niet een schipper om suiker voor je te kopen op Atjoni?” Als de batterij van mijn zaklantaarn leeg is, hoef ik niet drie maanden te wachten. Een klant die in mijn werkplaats komt met een lostrillend boutje, kan ik adviseren op Atjoni Super Glue te kopen. Het zijn kleine dingetjes, maar het leven in Saamaka verandert. Decennia lang hebben ngo’s geprobeerd iets te doen aan sociaaleconomische ontwikkeling. Toen kwam een Chinees, en die deed het. Gewoon. Zonder subsidie, zonder pretenties, en nog goedkoop ook.