Bitterballen
Het was hartje zomer en klapwiekend van de griep lag ik thuis op de bank. Vervuld van zelfmedelijden dacht ik geruime tijd aan mijn vrienden. Die zouden met dit prachtige weer vast en zeker in het park zijn neergestreken, of op één van de vele overvolle terrassen om een koud biertje te drinken of een glas koele witte wijn. En maar plezier maken met z’n allen, terwijl ik hier een beetje lag te verkommeren. Wat is vriendschap eigenlijk? Op wie kun je nog rekenen, als het er op aankomt? Uiteindelijk zijn we allemaal alleen en op onszelf aangewezen. Zouden ze er ook een portie bitterballen bij hebben besteld? Ik vind: er gaat niks boven een goede bitterbal met een flinke lik mosterd.
Zo ging het maar door, en een beetje moe van mijzelf liep ik naar de kast om het boek te herlezen dat de journalist Willem Oltmans in 1984 schreef over zijn gesprekken met de toenmalige legerleider van Suriname. De verschijning van het werkje veroorzaakte indertijd een storm van kritiek. Het was nog maar kort na de Decembermoorden en Oltmans kreeg het verwijt voor de voeten geworpen dat hij Desi Bouterse wel iets meer tegengas had mogen geven. Wat ook niet in het voordeel van de schrijver werkte, was zijn imago in die jaren van een ongeleid projectiel en vreemde snoeshaan, een querulant met een hartgrondige hekel aan de gevestigde orde. Die weerzin bleek trouwens niet helemaal ongegrond: in 2000, vier jaar voor zijn overlijden, kreeg Oltmans een schadevergoeding van acht miljoen gulden uitgekeerd nadat was vastgesteld dat opeenvolgende Nederlandse regeringen hem het werken als journalist onmogelijk hadden gemaakt.
Die gedeelde afkeer van het Nederlandse bestuur zal er ongetwijfeld toe hebben bijgedragen dat Bouterse veel tijd vrijmaakte voor Oltmans, iets wat hij sindsdien voor geen journalist meer heeft gedaan. Tijdens een reeks urenlange gesprekken vertelde de legerleider over zijn revolutionaire plannen met Suriname en de Surinamers. Oltmans spreekt in het boek inderdaad lovende woorden over zijn gesprekspartner, maar hij confronteert Bouterse wel degelijk ook met de moorden in Fort Zeelandia. Oltmans houdt Bouterse verantwoordelijk, of deze nu aanwezig was tijdens de moordpartij of niet, en steekt dat niet onder stoelen of banken. De legerleider houdt zijn kaken op dit punt helaas stijf op elkaar en wil niet meer kwijt dan de vaststelling dat er sprake is van ‘een traumatische ervaring voor het land en het volk van Suriname’. En, enigszins geïrriteerd wanneer Oltmans aandringt op openheid van zaken: ‘Ik hoop dat u niet naar Suriname bent gekomen om in dit potje te roeren en u met onze zaken te bemoeien’.
Met alle kritische kanttekeningen kan 25 jaar na publicatie worden vastgesteld dat Oltmans een bijzonder en zelfs belangrijk boek heeft gemaakt. Er is door de jaren heen heel veel geschreven over het fenomeen Bouterse, maar zo uitgebreid is hij zelf eigenlijk nooit meer aan het woord gekomen. Als hij al eens een interview geeft, houdt hij zich op de vlakte of strooit hij met verwijten naar zijn politieke tegenstanders. Dat is jammer, want het zou interessant zijn om te vernemen hoe Bouterse, kandidaat voor het presidentschap, terugkijkt op die revolutionaire jaren, een tijdperk dat met zo veel idealisme van start ging, maar eindigde in wantrouwen en bloedvergieten, een onzalige erfenis waar Suriname tot op de dag van vandaag mee te maken heeft. Hoe ziet Bouterse, zo langzamerhand toch ook in de herfst van zijn leven, zijn rol in de geschiedenis van zijn land?
Zou het er nog van komen? De kans is niet groot, vermoed ik, ook gezien de slechte verhouding met de Nederlandse journalistiek. Maar het mag natuurlijk ook een Amerikaanse collega zijn, of een Zwitser of een Cubaan. Als het een lezenswaardig boek oplevert, vind ik alles best. Bij deze: ik betaal de bitterballen.
Columnist Patrick Meershoek is journalist bij het Amsterdamse dagblad Het Parool