Chinese kwaliteit
Menno Marrenga woont al tientallen jaren langs de Boven-Surinamerivier. Hij deelt zijn belevenissen met de lezers
Ik koop niet graag Chinees maar had geen keuze. Ik moest een partij zware machines transporteren, dat lukt niet zonder takel en ik kon alleen die Chinees vinden. Ik overwoog: smeed- en gietijzer, dat is 150 jaar oude technologie, dat kunnen ze in China toch wel? Mijn zwaarste machine woog anderhalve ton; ik kocht een drietons takel om wat reserve te hebben en hoopte dat het goed zou gaan.
Vier machines takelden we de vrachtwagen af, dat ging goed. Bij de vijfde bleef de takel steken, met de machine anderhalve meter boven de grond bungelend. Ik ondersteunde de machine met een stapel stenen en demonteerde de takel. De fout was snel gevonden: iets tussen de tandwielen. Het leek wel een afgezaagde vierduims spijker. Hoe kwam die daar? Verdere demontage leerde dat het een kogel was uit een hoofdlager. De binnenste lagerschaal was de smeedijzeren as, de buitenste was direct gedraaid uit het takelframe: een tien millimeterplaat van pisbakkenstaal – dat is staal, geschikt voor pisbakken maar niet voor lagerschalen. De lager was dan ook uitgesleten, na een uurtje gebruik. Zo versleten dat de kogels er uit waren gevallen en tussen de tandwielen terechtkwamen.
Ik overwoog de lagerschaal op te lassen met widiastaal. Maar toen ik de takel nader onderzocht, begon ik er niet aan. Het was allemaal even slecht. Repareren had geen zin, de volgende mankementen zag ik al aankomen. Ik mopperde op die Chinezen, net als iedereen. Maar toen ik de onderdeeltjes schoonmaakte en inspecteerde, begon de takel mij een verhaal te vertellen. Het was het verhaal van een dorpsindustrie. De kogeltjes uit het hoofdlager waren allemaal van verschillende lengte en er zaten bramen aan. Ze waren dus met de hand gezaagd, misschien echt wel uit een vierduims spijker. En dit hulp-asje: schroefdraad uit een handsnijplaat die bot was, en in het begin niet helemaal recht stond.
De jongen die dat deed was niet erg handig. En ook niet sterk, want waar de draad schuin oploopt, is hij gaan wrikken. Dat kan je allemaal zien. Misschien twaalf jaar oud, een neefje van de baas, doodmoe aan het eind van de tien-urige werkdag voor kost en inwoning. Of een slaafje, wat hetzelfde is.
En dat draaiwerk hier, dat moet van een geoefend bankwerker zijn, misschien de baas zelf. Nee, toch niet: hier is de draaibeitel uitgeschoten en de bankwerker heeft geprobeerd dat te corrigeren. Waarom? Beter en zelfs goedkoper zou zijn om dit weg te gooien en een nieuwe te maken. Maar hij heeft zijn fout proberen te verdoezelen. Hij is dus niet de baas zelf, misschien een ouder neefje, bang voor de baas, die hem zou uitschelden: ‘Wat! Alweer uitgeschoten met de beitel? Dat gooit zomaar weg. Denk je dat het ijzer me op de rug groeit? Dat trek ik van je loon af. We zijn toch al achter met de productie, de opkoper komt morgen. Vannacht doorwerken dus.’
Dit was het verhaal dat de takel me vertelde; het verhaal van een dorpsindustrie met moeilijkheden, vermoedelijk met een geldschieter. De baas heeft vast eens gehoopt om uit te groeien tot de Kubota of de Honda van zijn generatie – de Japanners zijn vijftig jaar geleden ook begonnen met rotzooi, en kijk waar ze nu zijn: topkwaliteit. Na deze partij van honderd takels komt er geld voor een goede snijplaat, na de volgende partij een afsteekbeitel en daarna – wie weet, misschien is er dan wel geld voor echte lagers. Zo moet de baas gedroomd hebben – want wie niet droomt gaat niet de productie in maar de handel of de politiek.
Maar deze takelfabiek haalt het niet. Met arbeiders die bang zijn en fouten moeten verdoezelen, groei je niet naar kwaliteit. ‘Wat? Alweer een ijzerzaag gebroken? Ik heb geen geld voor een nieuwe. Probeer maar of je die vierduims spijkers met de betonschaar kunt knippen. Dan rolt de lager wat minder goed, maar het kan niet anders.’
Toen de takel mij dit verhaal verteld had, was ik niet meer boos op de fabrikant. Hij werd me sympathiek. Ontluikende dorpsindustrie, dat is toch precies waar ik me al jaren voor inzet?
Takels en fietsen kunnen we in Suriname nog niet maken, wel al waterfilters en cassavemolens: Surinaamse kwaliteit. Misschien halen wij over vijftig jaar de Chinese kwaliteit wel.