De cultuur van feedback
Theo Para is essayist. Zijn bundel De schreeuw van Bastion Veere, om de rechtsorde in Suriname is in tweede druk verschenen
Scientia vincerit tenebras (kennis verdrijft het duister)
Wat zijn de gevolgen van mijn handelen? Voor de gemeenschap, mijn vrienden, mijn familie, voor mij? Nu en in de toekomst? Een mens die zijn verantwoordelijkheid neemt, stelt zich die vragen. Als hij (of zij) de antwoorden aandurft, zoekt hij feedback. Daartoe stelt hij zich open en toetsbaar op.
Hij verhult niet zijn fouten uit angst voor straf, maar wil ze kennen om te leren, te groeien en te dienen. Ruben Rozendaal, lid van de gevreesde Groep van zestien en 8 decemberverdachte, heeft na bijna dertig jaren het aangedurfd voor de Krijgsraad zijn verantwoordelijkheid te nemen. Anders dan de andere verdachten vluchtte hij niet in absentie, geveinsd geheugenverlies (gezondheidsfraude) of leugens. Hij heeft zich opengesteld voor de pijn en het verdriet van de nabestaanden en voor het besef dat de ‘hebi’ van 8 december 1982 zijn land verdeeld houdt. Hij liet het hoogste dat evolutionair tot stand is gebracht spreken: het geweten. Hij liet zich niet leiden door de vraag van de crimineel – ‘word ik gepakt of niet?’ – maar door die van de goedwillende mens: ‘doe ik goed of slecht?’ Hij zei dat hij niet had gemoord, bekende zijn misdaden, de willekeurige ontvoeringen en brandstichtingen in oppositionele gebouwen. Hij bood aan de families van André Kamperveen en Fred Derby, die hij had helpen ontvoeren, zijn excuus aan. Rozen-daal zag uiteindelijk, mede dankzij de vasthoudende publieke feedback van nabestaanden en mensenrechtenactivisten, het verschil tussen loyaliteit en gecompromitteerd zijn. Dat loyaliteit een illusie was binnen de Groep van zestien bleek uit het vermoorden van eigen kameraden. Rozendaal noemde Roy Horb, Roy Tolud en Guno Mahadew. De verdachte vertelde aan de rechters hoe president Bouterse, ambassadeur Harvey Naarendorp en advocaat Irwin Kanhai met vele bezoekjes, beloftes en zachte dreigementen hebben getracht hem van het getuigen af te houden. Kanhai stopte hem zelfs 250 srd (!) in de hand. Dat zijn dan de lieden die roepen om een ‘waarheidscommissie’! De verklaringen van Rozendaal bevestigden wat al eerder in het 8 december-strafproces duidelijk werd. De hoofdverdachte, die nu president is, heeft op 8 december 1982 een moordenaarstribunaaltje voorgezeten die de vijftien slachtoffers, voormannen van de democratie, zonder vorm van proces de dood heeft ingejaagd. Sommigen, zoals Ivan Graanoogst, nu Chef Secretarie (?) van de president, zaten volgens Rozendaal ook aan, maar hebben gewiekst aan de beklaagdenbak weten te ontkomen. Bijna dertig jaren geleden, op 23 november, schreef Kenneth Gonçalves, de toenmalige Deken van Advocaten in een brief aan de ‘Voorzitter van het Beleidscentrum, Luitenent-Kolonel D.D. Bouterse’ een schitterende kritiek op de totalitaire staatsopvatting. Hij hield een even erudiet als vurig pleidooi voor de democratie en politieke non-discriminatie. Hij drong aan op respect voor de Surinaamse bevolking, voor ‘haar niveau, haar cultuur-historische achtergrond, haar staatkundige traditie en haar geïnteresseerdheid in het politiek gebeuren’. Hij waarschuwde dat Bouterses keuze voor de totalitaire weg zou leiden tot ‘ongekende repressieve machtsuit-oefening’. Gonçalves nodigde uit tot ‘een proces van een constructief verlopende dialoog.’ De brief vertolkte de democratische en vredelievende aspiraties van de Surinamers en gaf op constructieve wijze feedback aan het militaire regime. Maar anders dan in een democratie, waarin politici via verkiezingen feedback op hun beleid van de kiezers zoeken en krijgen, wordt in de totalitaire cultuur de boodschapper aangevallen of zelf gedood als de boodschap de machthebber niet bevalt. Dat lot viel Gonçalves, evenals zijn veertien lotgenoten, ten deel. Zinloze moorden, omdat een aantal jaren later Gonçalves en zijn lotgenoten, met het herstel van de democratie alsnog gelijk kregen.
Wegkijkende media
De intimiderende toestand dat de Slager van Bastion Veere als president weer het geweldsmonopolie in handen heeft, lijkt zich psychologisch bij sommige journalisten te vertalen in het wegkijken of kritiekloos napraten van de officiële propaganda. Zelfcensuur in allerhande gradaties en gedaantes, inclusief het ontkennen daarvan, is een onmiskenbaar en helaas groeiend fenomeen in Suriname’s medialand. Zelfs Nederlandse journalisten die langere tijd in Suriname wonen, lijken niet te ontkomen aan die bias van de angst: they go native. Een van de belangrijkste mechanismen voor feedback in een beschaafde, moderne samenleving wordt gevormd door de media. Kranten, radio, televisie en internetmedia geven vorm en inhoud aan de openheid, het recht op informatie, meningsvorming en vrije meningsuiting van een samenleving. Zij hebben een belangrijke controlefunctie ten opzichte van de (gewapende) staatsmacht. Het is dan ook niet toevallig dat zelfzuchtige regimes de vrije media met hand en tand bestrijden. Op 8 december 1982 werden ook vier journalisten vermoord. Bram Behr, Lesley Rahman, Josef Slagveer en Frank Wijngaarde werden door hun lezers en luisteraars op handen gedragen. Ook mishandeling en doodsdreiging hielden hen niet af van hun professionele en ethische opgave: dienstbaarheid aan de openbaarheid. Het regime van zelfverrijking en grootheidswaan duldde geen tegenspraak. Alle onafhankelijke media werden verboden, wat nog mocht verschijnen kwam onder censuur. De studio’s van radio ABC en radio Radika werden in brand geschoten. Het gebouw en de drukkerij van het dagblad De Vrije Stem ondergingen hetzelfde lot. Tegenwoordig gebruiken de erfgenamen van die totalitaire macht geraffineerdere ‘democratische’ methoden om de media aan zich te binden. Belastinggelden worden misbruikt om pagina’s van kranten en zendtijd op te kopen voor verhulde partijpolitieke propaganda en persoonsverheerlijking rond de ‘leider van de revolutie’. Ministers worden afgeschermd van de pers, in plaats van de openbaarheid van bestuur en informatie, het rookgordijn van de demagogie. In mediabedrijven wordt geïnfiltreerd om achter de façade van een vrij medium propaganda te bedrijven. Hetzerige propagandisten á la Cliff Limburg verkleden zich als journalisten en vervuilen het metier. Of ze nemen de pose van overheidsvoorlichter en misbruiken publieke middelen om partijpolitieke aanvallen op de oppositie, een zo noodzakelijk onderdeel van een functionerende democratie, uit te voeren. De neutraliteit van de staat wordt ondergraven en de staat van allen wordt: L’état c’est moi! (‘de staat, dat ben ik’). In plaats van het organiseren van feedback wordt ernaar gestreefd van de media een echo van de officiële propaganda te maken. Als het parlement, de rechterlijke macht, de gewapende machten en de media tot verpolitiekte serviele instrumenten van de machthebbers zijn verworden, dan bestaat de democratie slechts als dekmantel van een autocratie.
Leven in waarheid
Dat juist dictator Teodoro Obiang Nguema Mbasogo van Equatoriaal Guinee de 25 februari staatsgreep van Bouterse luister kwam bijzetten en van onze ‘Leider van de Revolutie’ de hoogste staatsonderscheiding kreeg, is in dit kader reden tot zorg. Op zijn persoonlijke website verklapt Dino Bouterse dat hij samen met minister Lackin, Obiang als ‘bondgenoot’ heeft binnengehaald. Meer dan een relatie tussen staten lezen wij er politieke verwantschap. Hoe Dino Bouterse, die is veroordeeld voor illegale wapenhandel en door de Brazilianen zijn diplomatieke onschendbaarheid is afgepakt, als CTU-man diplomatiek werk doet is een raadsel. Vervuld van de cultuur van ‘branding’ ontgaat het de zoon van de president dat hij met zijn website bewijzen levert van het nepotisme van zijn vader. Op de branding-website van de jonge Bouterse, naar analogie van Baby Doc spreken sommigen al van Baby B., lezen we niets over de misdaden van de ‘bondgenoot’. In Equatoriaal Guinee bestaan geen noemenswaardige vrije media. Volgens Reporters without Borders staat het land qua persvrijheid op plaats nummer 167 van de 178 landen. De BBC liet zien hoe in de staatsmedia Obiang figureert als ‘God in de Hemel’. Hij zou vanwege zijn contact met de almachtige ‘beschikken over leven en dood’. Zijn familie eigent zich de rijkdommen van de olie toe, terwijl ruim zestig procent van de bevolking van een dollar per dag moet leven. De schrijnende armoede uit zich in de schandalig lage levensverwachting van 51 jaar. Freedom House noemt het land qua repressie ‘worst of the worst’. Human Rights Watch meldt ongebreidelde censuur, ontvoeringen van oppositieleden, martelingen en moorden door ‘het corrupte en autocratische regime’. Dat Obiang in zijn ‘verkiezingen’ bijna honderd procent van de stemmen haalt, mag dan ook niet verbazen. Obiang is wars van feedback.
Geen systeem overleeft uiteindelijk zonder de regulerende werking van feedback. In de industrie, de wetenschap en in professies wordt de kwaliteit verbetert door feedback te organiseren. Leren productief feedback te geven en leren te luisteren. Moderne systemen, organisaties en landen bewegen zich van authority-based naar evidence-based werken. Niet wie wat zegt, maar wat wordt gezegd wordt getoetst. Het niemand-staat-boven-de-wet is een van de uitdrukkingen van die gedachte. Niet de Sterke Man, maar de Rule of Law. Persoonsverheerlijking, waar de Surinamers steeds meer op worden getrakteerd, staat daar haaks op. Zeker in de tijd van de revolutionaire informatietechnologie, waardoor kennis op duizelingwekkende schaal bereikbaar is geworden, is die persoonsverheerlijking – ‘kijk hoe geweldig ik ben!’ – een potsierlijke factor van tijdverspilling, stagnatie en patronage. Onze jeugd moet niet leren opzien tegen een Sterke Man, maar moet leren leren. Zij moet delen in de wereldwijde wetenschap, kunst en cultuur. Zij moet opgroeien met respect voor feiten en kennis en de moed van de moraliteit leren leven. Effectieve feedback is onmogelijk in een land dat leeft in de leugen. Zonder integriteit is de cultuur van feedback ondenkbaar.