FayaLobi: Moe ervan
Het draait in het leven vooral om Faya (vuur) en Lobi (liefde)
“Ik ben het moe om onze klanten te corrigeren.” Vanachter het loket gebaart de medewerkster hulpeloos met haar armen in de lucht en zucht gelaten. Ik had een opmerking gemaakt toen een andere klant doodleuk naast mij kwam staan, terwijl ik nog niet klaar was met mijn transactie. Blijkbaar had de goede man niet begrepen waar de gele streep voor dient en ik had hem vriendelijk gevraagd erachter te wachten. Tot mijn grote verbazing gebeurt het me nogmaals bij een ander loket; weer komt een klant over mijn schouder meekijken, terwijl ik nog geholpen wordt.
“Ik ben nog niet klaar”, zeg ik tegen de ongenode gast. “Ja, ik weet het”, antwoordt ze een beetje pinnig en blijft onverzettelijk staan. “Dan heb ik liever dat u achter de gele streep gaat staan”, maak ik duidelijk. Schoorvoetend geeft ze hier gehoor aan, maar niet zonder tyuri. Ook dit keer moet ik het niet van de baliemedewerkster hebben: “Ik heb geen zin om mensen op te voeden.” Bij het verlaten van het loket zie ik dat anderen zich keurig hebben aangesloten. Mooi, jullie staan keurig allemaal in de rij, denk ik triomfantelijk bij mezelf. Terwijl ik naar buiten loop, vraag ik aan een andere klant die bij haar beurt geen privacy had, of ze dat niet vervelend vond. Ze antwoordt: “Ach, iedereen is gewoon onbeschoft en zelf zeg ik er niets meer van.”
Ongelofelijk! Ik tref als nieuwkomer overal die gelatenheid aan. In het verkeer, in winkels, maar ook in de acceptatie van het moreel verval en van de vervuiling van de stad. En wat mij nog het meeste verbaast, is dat niemand er wat van zegt. Dezelfde gelatenheid zie je ook als het gaat om de Decembermoorden en de aanname van de amnestiewet: ’Het is al zo lang geleden‘ en: ’We worden er moe van’. Alsof tijd moord zou rechtvaardigen! Deze passieve houding wordt ook nog eens versterkt en gevoed door politici, die met halve waarheden moord goedpraten door onschuldigen te criminaliseren. Dat ze daarmee meewerken aan moreel verval, schijnt ze niet te deren. Je accepteert dat vreemden naast je komen staan bij je banktransacties, want ja, dat doen we hier. We bemoeien ons nergens mee, want ja, het is al zo lang geleden. En zo glijden we verder af, totdat niemand meer een ander ergens op durft te wijzen. Vaker hoor ik van vrienden: “Zo gaat dat nu eenmaal in Suriname.” Met andere woorden: wen er maar aan. Nou nee, ik ben niet van plan te wennen aan onbeleefd gedrag. Dat moeten we met z’n allen ook niet willen, toch?