Heden en verleden
Het wordt zo langzamerhand behoorlijk vervelend, dat gezeur van nazaten van slaven om excuses van de voormalige kolonisator over in een vervlogen verleden door voorouders gepleegde misdrijven. Niet omdat er geen reden zou zijn voor Nederland en de Nederlanders om zich rekenschap te geven van het aandeel in de slavernij, maar vooral omdat het per saldo weinig meer oplevert dan een onsmakelijk debat over hoe erg het nu allemaal was. Als modderkluiten vliegen de beschuldigingen over en weer: over het Hollandse gebruik om huilende slavenbaby’s in de rivier te verdrinken en over de Ghanese koningen die vrije mannen en vrouwen tot slaaf maakten en aan de Hollanders verkochten.
Tijdens zijn recente bezoek aan Suriname herhaalde Jan Peter Balkenende nog maar eens de verontschuldigingen die oud-minister Roger van Boxtel in 2001 in het Zuid-Afrikaanse Durban uitsprak namens de toenmalige Nederlandse regering. Ook nu weer betrof het diepe spijt over het leed dat is veroorzaakt door de slavernij. Geen woord over het Nederlandse aandeel in diezelfde slavernij, want dat zou ongetwijfeld leiden tot schadeclaims. Balkenende beseft dat wie zich verantwoordelijk verklaart, kan wachten op de rekening. Ook dat maakt het debat over het slavernijverleden zo onfris: het gaat beide partijen niet om het herstellen van een belaste relatie, maar om het wel of niet vereffenen van een eeuwenoude rekening.
Op veel meer dan een vrijblijvende verontschuldiging hoeven de nazaten ook niet te rekenen. In de laatste jaren van het Paarse kabinet was er een grote behoefte om schoon schip te maken. Dat leidde tot royale vergoedingen aan een reeks van getroffen bevolkingsgroepen. De Surinamers en Antillianen kregen een prachtig monument van Erwin de Vries in het Oosterpark en het nabijgelegen Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis. Inmiddels waait er een heel andere wind in Nederland. De grote populariteit van Geert Wilders en Rita Verdonk maakt het zeer onwaarschijnlijk dat er in de nabije toekomst nog eens op een dergelijke manier in de bus zal worden geblazen.
Is dat erg? Ik geloof van niet. Suriname krijgt namelijk iets anders van Nederland, iets wat misschien nog wel meer waard is dan tien monumenten of tien instituten, en dat is vrijheid. Als binnen enkele jaren de allerlaatste Verdragsmiddelen zijn overgemaakt, kan Suriname zich eindelijk een echt vrij land noemen. Geen bemoeienis meer door de voormalige kolonisator over de besteding van gelden, maar echte zelfstandigheid en echt zelfbeschikkingsrecht. Dat is een opwindend vooruitzicht, dat wel vraagt om een doortimmerd plan voor de toekomst. Over het verleden kunnen we het dan later nog wel eens hebben, bijvoorbeeld tijdens de opening van het Groot Historisch Museum in Paramaribo.
De auteur is journalist bij het Amsterdamse dagblad Het Parool