Peil daalt, stemming stijgt
‘Beloftes werken niet meer’, verklaarde de Propagandist die in ons dorp kwam. ‘De mensen geloven die niet meer. Daarom beloven we niet meer. Bij deze verkiezingen vertellen we dat onze Leider de mensen meer liefheeft dan de anderen. Wij hebben als opdracht meegekregen dat we met de mensen plezier moeten maken’.
En dat deed hij. Hij babbelde gemoedelijk, de mensen hadden plezier. En hij vertelde tussendoor hoe zeer zijn Leider de mensen liefheeft: drie meisjes op één nacht bij de vorige propagandareis. Hij documenteerde het uitvoerig: datum, naam van het dorp, namen van de meisjes. Dat dorp was niet ver weg, toehoorders kenden de meisjes, ze bestonden, het klopte. Alleen de naam van één meisje wekte verwondering: is die al in de puberteit?
Voor de goede orde: het is zijn verhaal, niet het mijne. Wie namen en data noemt, suggereert een exactheid die niet bewezen wordt. Sommige Bijbelvorsers menen uit het archeologisch bewijs dat Jericho en Nebukadnezar werkelijk bestaan hebben, te mogen extrapoleren dat ook de Verloren Zoon historisch moet zijn. Maar met dezelfde redenering kan worden bewezen dat Pierre Besuchov niet door Tolstoi is verzonnen, omdat de in ‘Oorlog en Vrede’ genoemde Napoleon en Moskou historisch zijn. Wat onzin is. Het dorp dat deze zwetsende propagandist noemt bestaat, en die drie meisjes ook – maar dat hij zijn Leider belastert, maakt nog niet dat ik hem geloof. Propagandisten vertellen niet altijd de waarheid, dat is bekend. Ook zijn Leider is veel van zijn wilde haren kwijt, maar hij is nog niet zo seniel dat hij kleine kinderen nodig heeft voor zijn gerief. Ik probeerde me het voor te stellen: zou de Leider in die nacht door het dorp geslopen zijn, op meidenjacht, gevolgd door zijn lijfwacht? Of had zich voor zijn hut een rij gevormd, netjes hun beurt afwachtend zoals dat op school geleerd wordt, en na de derde had de portier gezegd: ‘De Leider is nu leeg en slap, de anderen komen morgen aan de beurt of moeten zich behelpen met lijfwachten en propagandisten’. Onwaarschijnlijk.
Ik maakte dus wat sceptische geluidjes. ‘Ik zwéér het’, lalde de Propagandist. ‘Het hadden er nog meer kunnen zijn. Maar de Viagra was van slechte kwaliteit. Ik was er de volgende ochtend zelf ook misselijk van’. Komelia riep meewaardig: ‘Kééé!’ Zij heeft zelf een dochter van veertien, dus ik kon me haar afgrijzen wel indenken.
Maar toen vroeg ze hoe ze lid kon worden van de Partij. Misschien dacht ze toch wel aan haar dochter: Kodjo is een lieve jongen en zal later wel een goede timmerman worden, maar in een wereld van ratten zijn leiders en propagandisten misschien wel beter fokmateriaal, obesitas hypertensie en drankzucht ten spijt. Een ander dorpsmeisje is eerder door een concurrerende Leider liefgehad; dat heeft ze weliswaar niet overleefd maar de familie is ruimschoots schadeloos gesteld en daar gaat het toch maar om.
Later op de avond, toen de moeders zich verwijderd hadden met de vuile vaat, werd het gesprek toch nog serieus. Het ging toen over werkgelegenheid. ‘X heeft een geslachtsdeel van dertig centimeter’, zei de Propagandist (X staat hier voor een zoon van hoogwaardigheidsbekleder Y, beiden werden door de Propagandist met name genoemd, maar ik doe dat niet). ‘Als wij de verkiezingen winnen dan brengen we hem naar Nederland. Daar kan hij ontzettend veel geld verdienen bij de Nederlandse dames’. En hij vertelde over de standjes van de Nederlandse dames, en de prijzen. Hij was deskundig, had vorig jaar een dienstreis naar Nederland gemaakt, daar had hij zelfs kennis gemaakt met orale dienstverlening.
En nadat zo het punt van werkgelegenheid voor het binnenland afdoende was geregeld, zei hij nog: ‘Als onze
Leider de verkiezingen wint, komt er 24 uur per dag stroom. Elke dag feest. En overal telefoonbereik’. Dat beloftes niet meer werken, was hij al vergeten, ook dat de telefoon geprivatiseerd was. Toen hij eindelijk zijn hangmat opzocht, viel me op dat er zich toch geen rij van meisjes voor zijn hut had gevormd om zich te laten inschrijven in de Partij.