Professioneel counterpart
Toen Maku zestien was, praatten we en maakten toekomstplannen, en we ontdekten dat Maku lasser wilde worden. Dat werkt zo niet, weet ik nu. Toen nog niet en ik begon Maku te leren lassen. Maar Maku leerde dat men van lassen moe wordt, en koos voor een profijtelijker carrière: praten en toekomstplannen maken.
Maku werd politicus. Hij trad in dienst van een partij, hing rond op Atjoni en praatte over toekomstplannen. Maar toen de verkiezingen voorbij waren, bleek er voor hem geen overheidsbaantje in te zitten en hij verhuisde naar Paramaribo.
Hij hing rond bij het Leidseplein en praatte over toekomstplannen. Velen vonden hem een ouwehoer, maar Hollandse stagiaires luisteren graag naar een charmante jongeman van twintig die zo graag onderwijzer of medisch analist wil worden. Maku ontdekte dat er honderden aanspreekbare Hollandse stagiaires in Suriname zijn en werd zo toeristenbegeleider.
In ons dorp zegt men dat al die jongedames door Maku zijn genaaid, op twee manieren. Dat lijkt me overdreven. Want de jongedames hebben stellig een avontuur beleefd dat hen nog lang zal heugen, en daar was het toch om begonnen. Dat er misschien een bittere nasmaak aan vast zit, en dat het speciale arrangement van Maku door allerlei slim ingebouwde onvoorziene tegenvallertjes in de planning toch altijd duurder werd dan een volledig verzorgde luxereis – wel, onvoorziene zaken zijn de essentie van avontuur en geen enkele bonafide touroperator heeft iemand als Maku in het pakket en dat is toch ook wat waard.
Maar Hollandse stagiaires zijn nog te jong om echt rijk te zijn, en via een bezoekende stagiaire-moeder ontdekte Maku zijn roeping: professioneel counterpart. Hij specialiseert zich nu op oudere dames. Want die zijn écht rijk – en idealistisch. Jonge meiden niet. Als Maku vertelt dat hij voor dokter wil gaan studeren, dan antwoordt zo’n co-assistent: “Doe dat dan!” Maar diens moeder begrijpt dat Maku als arm Bosnegertje beperkte kansen heeft, en nooit dokter kan worden. Daarom praat Maku nu met oudere dames over toekomstplannen, en vertelt dat hij zo graag zijn moeders dorp tot ontwikkeling wil brengen. Hij is zelf al zesentwintig dus dokter wordt hij nooit meer (zucht) maar hij heeft jongere broertjes en zusjes en hij heeft voor God gezworen er voor te zullen zorgen dat die allemaal dokter of onderwijzer worden. Maku toont dan foto’s van zijn jongere broertjes en zusjes.
Moeders van Hollandse stagiaires smelten voor kindertjes met fluwelen ogen die eens dokter zullen worden en willen dan altijd iets geven, dat is bijna een dwanghandeling. Geven – maar dan niet via al die gladde NGO’s waar het toch allemaal maar aan de strijkstok blijft hangen, maar direct.
En dan is Maku er. Maku is zwart. En charmant. Bij Maku kan er toch onmogelijk iets aan de strijkstok blijven hangen? Maku is nog steeds toeristengids, maar hij specialiseert zich nu op doe-vakanties: Doneer een school en koop uw welkom in ons dankbare dorp. De zaken gaan goed. Potloden en schriften, verramsjte Nederlandse schoolboeken, opvoedkundig speelgoed. Geen computerspelletjes: om de een of andere reden houden oudere dames daar niet van. Maar van computers weer wel, en die liggen ook goed in de markt. En de gever moet mee naar het dorp, daar staat Maku op, om met eigen ogen te zien dat er niets aan de strijkstok blijft hangen.
En dat is ook zo. Er blijft niets aan de strijkstok hangen. Natuurlijk moet de schipper (Maku’s broer) betaald worden, de kosten voor verblijf in het huis van Maku’s moeder zijn ook niet mis en er moet er voor grotere projecten een speciale buitenboordmotor worden aangekocht. Maar de kosten om die computers en buitenboordmotoren naar Paramaribo terug te brengen en te verkopen, die betaalt Maku helemaal zelf. En onderschat het werk niet. De vorige partij schoolmeubilair moet duurzaam in de rivier gekieperd worden, en het valt helemaal niet mee om al die schoolboeken te verbranden.
BEELD: Menno Marrenga