Surinaamse adel
Wat jammer dat hij geen honderd heeft mogen worden. Net na de jaarwisseling overleed op 99-jarige leeftijd Johan Henri Eliza Ferrier, de laatste gouverneur en, na de onafhankelijkheidsverklaring van 1975, de eerste president van Suriname. Een half jaar na de staatsgreep van Desi Bouterse en zijn sergeants verruilde Ferrier het presidentieel paleis in Paramaribo voor een eenvoudig rijtjeshuis in Oegstgeest, niet ver van Leiden. Het was een zelfgekozen ballingschap: zijn verantwoordelijkheidsgevoel, plichtsbesef, beschaving en liefde voor het vaderland waren niet opgewassen tegen de ruwe krachten van de militaire revolutie.
Enkele jaren geleden mocht ik Ferrier interviewen voor de krant. In Oegstgeest trof ik een man op leeftijd die, anders dan ik had verwacht, geen spoor van verbittering of teleurstelling toonde over wat de geschiedenis hem had aangedaan. Ik herinnerde me de beelden in korrelig zwart-wit van de viering van de onafhankelijkheid in het stadion: Ferrier in gala-uniform naast prinses Beatrix, Henck Arron en Jaggernath Lachmon. En na het strijken van de Nederlandse vlag en het hijsen van de Surinaamse vlag: de ontlading van de vreugde op de tribune over de zelfstandigheid van het land, hoewel op dat moment niemand wist of de onafhankelijkheid nu te vroeg, te laat of precies op tijd gekomen was.
Ferrier was geknipt als staatshoofd om Suriname door deze bijzondere periode te loodsen, omdat hij een diepe liefde voor Suriname combineerde met een diepe liefde voor Nederland. Ook tijdens het interview in Oegstgeest woog hij zijn woorden op een goudschaaltje. Bijgestaan door zijn dochter Joan (Ferrier werd hardhorend op zijn oude dag) vertelde hij honderduit over de hoogtepunten en de dieptepunten van zijn jaren in het hoogste ambt, echter zonder ook maar een moment af te geven op of uit te varen tegen de mensen die hem het leven als president toch behoorlijk zuur moeten hebben gemaakt. Ook in de rijtjeswoning in Oegstgeest bleef hij uiterst presidentieel; een vader voor alle Surinamers.
Toen ik later in Nederland en Suriname tijdens verschillende gelegenheden kennis maakte met kinderen van de president (Joan, Kathleen, Cynthia en Derryck) begreep ik dat de vader zijn beschaving en vaderlandsliefde had weten over te dragen op zijn zoons en dochters. Ieder op zijn manier leveren zij een bijdrage aan de ontwikkeling in Suriname. Kennelijk bestaat er zoiets als Surinaamse adel: families die zich van generatie op generatie willen inspannen om het land vooruit te helpen. Misschien een goede gedachte tijdens de verkiezingscampagne voor de huidige politieke leiders: al het goud, hout en grond in uw bezit weegt niet op tegen de innerlijke adel van een oude, hardhorende man in een leunstoel in een eenvoudige woning in Oegstgeest.
Columnist Patrick Meershoek is journalist bij het Amsterdamse dagblad Het Parool