Professionalisering
Menno Marrenga woont al
tientallen jaren langs de Boven-Surinamerivier.
Hij deelt zijn belevenissen met de lezers
Een organisatie heeft me gevraagd wat werk te doen en gaat me betalen. Dat werk doe ik al jaren, zonder betaling. Gewoon, omdat ik het zinvol vind. Als ze dat daar weten, dan houden ze het geld zelf. Daarom verklap ik niet wat het werk is en welke organisatie. Ik gebruik nu gefingeerde namen: de overheidsdienst X wil in het dorp Y de elektriciteitsgenerator ter beschikking stellen voor dorpsindustrie. Onwaarschijnlijk, want dat wil de overheid niet. Elektriciteit dient voor feestverlichting, koud bier en muziek – niet voor productie. Dit verhaal is dus onmiskenbaar een parabel.
Nu ben ik professioneel geworden en mag onkosten en uren declareren. Dat kan het werk alleen maar ten goede komen – dacht ik eerst. Maar na een tijdje urenstaten invullen begon ik te twijfelen. Eigenlijk zou ik op bezoek moeten gaan bij Jaaja. Interesse tonen in haar nieuwste kleinkind, roddelen over de buurvrouw en de schoolmeester en ondertussen vertellen wat de bedoeling is van die nieuwe driefasenleiding. De vrouwen achter het voetbalveld hebben nog helemaal geen stroom en de werkplaats wel, waarom krijgt de werkplaats dan een nieuwe leiding en zij niet? Het is een driefasenleiding, die wordt betaald uit een ander potje. Jaaja moet dat weten. Zij is geen dorpshoofd, geen basja, geen voorzitter van de vrouwenorganisatie. Een frèle oud wijfje, altijd op de achtergrond, maar ze regelt alles. Als Jaaja er niet achter staat, komt er in het dorp niets van de grond. Ik moet Jaaja erbij betrekken. Maar hoe vul ik dat in op mijn urenstaat – babbelen met een oude vrouw? Ik ga maar niet naar Jaaja’s kleinkind kijken.
Eigenlijk zou ik met Soliki en Daudi pazaa moeten gaan zoeken, om pijl en boog van te maken. Want de pazaapalm groeit in het moeras. Dat is waar Apale en Kwame de palen voor de nieuwe bovenleiding aan het kappen zijn – als het goed is. Er zijn verschillende soorten palenhout. De bomen op de heuvel zijn dichterbij, maar rotten sneller. In het moeras staan bomen in het water. Die wil ik hebben, want ze zijn rotbestendig. Apale zegt dat hij de stroompalen uit het moeras haalt, maar als de palen eenmaal in het dorp zijn kan ik hun herkomst niet meer achterhalen. Ik moet ze in goed vertrouwen accepteren, controle is onbeleefd. Maar als ik met de kinderen pazaa zoek, dan komen we elkaar toevallig tegen in het moeras; dat is geen controle. Maar hoe vul ik dat in op mijn urenstaat – pijl en boog maken met de kinderen?
Er moet een nieuw controlepaneel komen, een staalplaat met gaten voor drie ampèremeters en een driefasenschakelaar. Eigenlijk zou ik dat paneel eerst moeten staalborstelen, dan schoonmaken met benzine, dan met petroleum, dan met industriële zeep, dan verven met een etsprimer, dan menie voordat ik de lakverf erop smeer. Maar hoe verantwoord ik anderhalve dag werk voor een paneeltje? Ik smeer de lakverf maar gewoon over de roest heen.
Vroeger zou ik dat allemaal doen: Jaaja’s kleinkind bewonderen, pazaa zoeken, staalborstelen, dorpsfeesten bezoeken, boorgaten afbramen, schroefdraden opschonen, laselektroden in de zon leggen. Als professional kan ik dat niet, ik moet mijn uren zinvol besteden. De gevolgen zijn voorspelbaar. De dorpelingen zullen mopperen omdat zij de palen zonder betaling naar het dorp moeten slepen, terwijl Felu en Sinipe geld krijgen voor het omhakken en vierkant kappen van het hout. Dus blijven de palen in het bos en dan moet ik vergaderen met het dorpshoofd, die er ook niets aan kan doen. Er zal wat wit hout aan de palen zitten, dat is niet erg als het bovenin is, maar omdat ik er niet bij sta, zit het bij minstens vier palen onderin. Het meterpaneel zal binnen een jaar roesten. Dat is acceptabel, zo gaat het nu eenmaal in Saamaka. Omdat het project professioneel is uitgevoerd, kan ik over een jaar of wat wel een vervolgproject aanvragen. Maar liever staalborstel ik en zoek ik pazaa met de kinderen. Niet professioneel, maar wel leuker.