Lus’ a skin
Schrijver en publicist Karin Lachmising
opereert in het maatschappelijk middenveld als
‘communicatiestrateeg met een filosofische inslag’
Suriname op weg naar het ‘sportiefste land’
Ik denk dat ik Pim zie, is het Pim? Het is inderdaad Pim de la Parra. We kijken thuis op de bank vol interesse naar Sranan lus’ a skin. Natuurlijk overvalt je een soort van schuldgevoel als je te lang kijkt. Want, toegegeven, het is niet de bedoeling dat je lui in de bank hangt en luistert naar “op en…neer, ja, goed zo, links… en weer naar rechts”, kijkend of Pim en zijn medesportievelingen de opdrachten van de enthousiaste trainers goed uitvoeren. Suriname maakt een bewegingsrage door. Want wie de wandellopen goed bijhoudt zal ondertussen een aardige collectie aan T-shirts in zijn kast verzameld hebben. Een goede zaak, zoveel beweging in ons land. Zumbathons en dansbathons. De Bigi broki waka, de Pink Ribbon-wandelloop, Saaf Camp en wie Paramaribo-Noord kent is inmiddels gewend aan de bordjes ‘langzaam rijden, trimmers’. Het doet goed om families te zien wandelen, hetzij met kinderen in wandelwagens of op de fiets, met tussen hen in soms een in strakke broek en kleurig shirt sjezende wielrenner. ‘Dat is toch mooi?’ Zo begint Alphons Levens’ gedicht ‘De sportiefste ploeg’, geschreven naar aanleiding van een bericht in de krant over voetbalclub Inter Moengotapoe, de club met de minste gele kaarten en geen enkele rode kaart. Dat is mooi ja, want wie Inter Moengotapoe-wedstrijden heeft meegemaakt, weet dat het ook wel eens anders kan lopen. Het lijkt erop dat Suriname ook goed op weg is naar de prijs voor het sportiefste land. Of is er misschien nog wat meer nodig voor deze eretitel?
Als bewegen de graadmeter voor sportiviteit mag zijn, zijn we in elk geval aardig op weg. Wie beweegt, leeft gezond en daar zet ook ons ministerie van Volksgezondheid zich sterk voor in. Een paar maanden terug hebben we een anti-tabakswet aangenomen, we voeren campagnes en houden seminars om overgewicht tegen te gaan en biologisch geteelde groente wordt door menigeen gekocht. Genoeg ingrediënten voor een sportief ingesteld leven in ‘de geest van de sport’. Want, zo staat het in het woordenboek: wie sportief is, is bezield van, of in de geest van de sport. Dit is interessant. Want wat is die ‘geest’ dan eigenlijk en hoe sterk moet die zijn om sportief genoemd te worden?
Die sportieve geest zou dus eigenlijk ook getraind kunnen worden. Inderdaad worden er genoeg spreekwedstrijden gehouden om ‘de geest te trainen’. Contestanten krijgen de tijd om hun mening te verwoorden en stellingen te verdedigen, maar wanneer ze vervolgens het ‘echte’ veld in willen gaan, worden dat gedrag en dat spreken eerder onder de noemer opstandig- en vrijpostigheid geschaard, in plaats van onder sportiviteit. Voordat je het weet krijg je een rode kaart en word je van het veld gestuurd, of om deze beeldspraak wat realistischer te maken, de klas uit.
Dit gebeurt vele leerlingen op school die proberen vragen te stellen, proberen hun mening te geven of hun wensen en out-of–the-box-ideeën proberen te verwoorden. Dat is jammer, want waar kan de geest beter getraind worden dan op school. We kunnen veel leren van de binnenlandse krutu als we onze samenleving willen trainen in sportiviteit van geest. Aanhoren van de stelling, afwachten voor je vragen stelt, aandacht geven aan argumenten: het hoort allemaal bij het systeem van de traditionele krutu. Wanneer de stelling is geponeerd, trekt men zich terug in groepen om te discussiëren, tegenstanders te overtuigen of niet, om daarna weer terug te komen met tegenargumenten en eventuele nieuwe ideeën of discussiepunten die naar voren zijn gekomen te bespreken. Dat concept werd, met een ietwat kortere tijdspanne, overgenomen door The Backlot om ‘de geest te trainen’ in het programma Krutu. Jongeren werd geleerd om zich voor te bereiden op een stelling, daar sportief mee om te gaan en vooral op elkaar te reageren. Geen persoonlijke beledigingen, de discussie moest hoe dan ook binnen de gegeven tijd stoppen en er moest respectvol gehandeld worden. Niets is goed of fout. Degene die het beste speelt, beargumenteert en verdedigt, krijgt bijval voor zijn stelling. In het dagelijks leven schijnt dat nogal moeilijk te gaan. Ik weet dat een vriendin wier zoontje de lagere school bezoekt, verschillende malen heeft geprobeerd om met goede argumenten aan te geven dat het bevorderen van gezond eten niet moet blijven bij een boekje over de maaltijdschijf, maar eveneens praktisch aangepakt zou kunnen worden. Door bijvoorbeeld de verkoop van bami en soft op school te weren en over te gaan op gezonde voeding: fruit, vers sap, of bruine bolletjes. Haar ‘inmenging in interne aangelegenheden’, werd haar door de schoolleiding niet in dank afgenomen. Als het een voetbalwedstrijd was geweest, had ze met een rode kaart het veld moeten verlaten.
Naast alle sportieve activiteiten die zoveel aandacht op onze televisiezenders toebedeeld krijgen, denk ik dat het gebrek aan discussies met open goals en af en toe een score, een harde verdediging of een trapje hier en daar, een groot gemis in het aanbod. Er zijn helaas nog te weinig mogelijkheden om onze geest actief te trainen, zoals jong en oud dat doet op de vele wegen in en rond Paramaribo met sportbroek en patta’s aan. De vele ‘nieuws’-programma’s die er wel zijn, missen de gezonde beweging van actie en reactie. Sportieve discussies op het scherpst van de snede, stellingen die beargumenteerd kunnen worden in plaats van gasten die ellenlange redevoeringen houden alsof ze op het preekgestoelte staan. Daar kunnen die gasten eigenlijk weinig aan doen. De programma’s zijn niet gericht op het trainen van de geest, laat staan op de sportieve aanpak om maar eens te proberen een vraag te stellen waar de gast niet op voorbereid is. Alles lijkt voorgekouwd te zijn, als een soort bewegende advertorial. Zoals Ismene Krishnadath aangaf in haar toespraak bij het ontvangen van de Henri Frans de Ziel Literaire Prijs, zou het goed zijn om de Surinaamse toritraditie te professionaliseren, om ons ‘torivertellen’ te ontwikkelen tot een talkshow. Een die ruimte geeft aan sportiviteit. Een die onze gedachten laat bewegen, soms verhit maar ook weer afkoelt met een soepele strekbeweging, iets verder dan waar we aan het begin van de tori toe in staat waren. Want het zou jammer zijn als we het voorlopig moeten doen met op het scherm rennende mensen met flessen water, denk ik. Dat geeft ons een vertekend beeld van sportiviteit. Want een trainingskamp is fijn en soepele spieren en een gezond lichaam voelen goed aan, maar wat voor een geest mag daarin huizen? Een sportief leven houdt meer in dan lus’ a skin. Lus’ a prakseri, en daardoor lus’ a denki, zou de volgende stap kunnen zijn, ik hoop dat Pim dan ook weer meedoet.