Fruitexport plukt vruchten niet
De Surinaamse fruitexport lijkt langzaam maar zeker dood te bloeden. De citrusexport daalde van 88 ton in 2007 naar 14 ton in 2011. Het Surinaamse Capricorn Project Ltd gaf daarnaast cijfers vrij van de groente-export, die het met een lichte stijging opvallend beter doet. De overheid probeert de ontwikkeling van de agrarische sector te stimuleren, maar lijkt zich enkel te focussen op de groenten. Is de exporttoekomst van heerlijk Surinaams fruit voorgoed overboord gegooid?
Uit onderzoek van het Suriname Business Forum uit 2008 blijkt dat de schuld voor de geminimaliseerde export ligt bij een slecht macro-economisch beleid. De overheid zou weinig en slecht onderzoek uitvoeren, de diensten en afdelingen van het ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij (LVV) waren verouderd en hadden geen budget. En van een stimulerend beleid was er al helemaal geen sprake. LVV had in 2008 al twintig jaar geen enkel project gelanceerd rond bevordering van de fruitexport. In alle delen van het land worden agrariërs overstelpt met allerlei soorten trainingen. Die trainingen zijn de stokpaardjes van de regering in 2013. Cursisten krijgen informatie over irrigatiesystemen en teelttechnieken; kennis die de export moet stimuleren. Vooral ‘cassavetrainingen’ zijn populair. De regering wil van cassave immers het belangrijkste exportproduct van de landbouw maken. Maar wat gebeurt er ondertussen met het fruit? Er worden geen trainingen georganiseerd voor bijvoorbeeld het telen van citrusplanten. De enige financiële injectie die werd gegeven – met enige vertraging – is afkomstig van de Europese Unie: veertig miljoen srd voor de bananensector. Jammer genoeg zijn er andere bananenproducerende landen die dezelfde injectie hebben gekregen, waardoor de vraag rijst of deze actie wel een positief effect kan hebben op de Surinaamse fruitexport.
Drager van de economie
Umar Taus, voorzitter van de Vereniging Exporteurs Agrarische Producten Suriname, hoopt desondanks op een positieve fruittoekomst. “De agrarische sector is in elk land de drager van de economie. Daarom is het nodig dat de overheid er geld in pompt. Al is het in de vorm van een lening, maakt niet uit. De hele sector moet geprofessionaliseerd worden, anders staan we binnen enkele jaren aan de zijlijn.” De trainingen die de overheid organiseert, vindt Taus toch niet de beste oplossing. “De mensen worden gestimuleerd om te planten, om een moestuin aan te leggen. Als we de export willen laten stijgen, moeten we groter denken, in hectares. Producten uit een moestuin kan je niet verkopen. Je weet niet hoe ze behandeld zijn, de kwaliteit is verschillend.” Maar professionaliseren is niet goedkoop. Taus denkt dat 150 tot driehonderd miljoen srd nodig is om de agrarische sector te laten evolueren. “Er moeten banken komen die speciaal voor de sector kredietfaciliteiten beschikbaar stellen met lage rentes en lage drempels. Bestedingsplannen zijn belangrijk, net als gesprekken met luchtvaartmaatschappijen. Op jaarbasis betalen groente- en fruitexporteurs 120 miljoen srd aan transportkosten.” Eigenlijk zou de hele sector zelf voor een sneeuwbaleffect kunnen zorgen: meer export leidt tot meer geld voor de agrariërs, wat hen de kans geeft om hun producten te optimaliseren. Jammer genoeg wordt de Europese markt steeds strenger en de kwaliteitslabels vragen steeds meer aandacht. Daarnaast is er meer concurrentie van Aziatische landen op komst. Het Agro-foodproject van de Surinaamse regering wil tuinbouwbedrijven voorbereiden op export naar Europa van zowel groente als fruit. Jenna Wijngaarde, lokale vertegenwoordiger van het Europese Centrum voor de Bevordering van Import uit ontwikkelingslanden (CBI), geeft meer uitleg: “Het is niet alleen de bedoeling om de export te laten stijgen; we gaan ook op zoek naar meer exporteurs. De groentesector heeft zeker potentie. De fruitteelt ook, maar minder. Dat is iets moeilijker, omdat het langer duurt tot de producten exporteerbaar zijn. Fruitbomen hebben nu eenmaal een tragere groei.” De werving van bedrijven voor het Agro-foodproject zou in januari 2013 beginnen. Uiteindelijk ging het project in maart van start. “Toch heeft deze regering een beter luisterend oor dan de vorige”, vertelt Taus. “Tijdens de vorige ambtstermijn liepen we de deuren plat om ook maar iets gedaan te krijgen. Alles belandde in de ijskast. Toen lag de focus op mijnen, dit keer is het de beurt aan de agrarische sector.” Het verpakkingscentrum is daar een mooi voorbeeld van. Als alles goed loopt, kunnen de deuren openen in december 2013. Taus is verrukt: “Het is vast en zeker een stap in de goede richting. Nu verpakt iedereen op zijn of haar eigen manier. Er is geen uniformiteit in de verpakking of in de producten. Door de komst van dit centrum kunnen exporteurs gecertificeerd verpakken, waardoor je tijd en kosten wint en kwaliteit behoudt of verbetert. Er is betere controle op giftige stoffen en daarnaast verkleint de kans dat er drugs gesmokkeld worden via de producten. Als je volledig gecertificeerd bent, ben je niet langer afhankelijk van de vraag van gespecialiseerde winkeltjes. Hopelijk openen de deuren naar de supermarktketens nu ook.”
Uitbuiten
Die deuren zijn al geopend voor MN Food Impex, het grootste groenteen fruitexportbedrijf van Suriname. Riwaash Nanda, financieel directeur van het bedrijf, kan niet ontkennen dat er toch veel problemen zijn bij de export. “Het is moeilijk om als arm land te concurreren met landen uit Europa of Azië. Suriname focust zich op groenten; slechts tien procent van onze export is fruit. Manja, pommerak, markoesa, sterappel, knippa: al onze fruitsoorten zijn seizoensgebonden. Klanten plaatsen een bestelling en wij gaan op zoek naar de vruchten die er nog zijn.” Dat blijken er niet zo veel meer te zijn. “Als je in de jaren negentig een sinaasappelboom in de tuin had, hing die altijd vol vruchten. Nu zijn er zo veel ziektes en het klimaat verandert. De fruitbomen zijn bijna leeg nu”, legt Nanda uit. Het aanbod daalt dus, maar ook de vraag vanuit Nederland vermindert, net als de loyaliteit van de importeurs. “Ze wisselen voortdurend van exporteur”, klaagt Nanda. “Er zijn geen contracten, ze kiezen altijd voor de goedkoopste. Kwaliteit speelt geen rol meer. De mentaliteit is volledig veranderd, ook op het vlak van betalingen. Als je een prijs van bijvoorbeeld vijf srd afspreekt, krijg je maar drie of vier srd. Het lijkt meer op uitbuiten dan zaken doen. Importeurs zijn onbetrouwbaar geworden.” Nanda denkt dat de overheid kan helpen om de export te laten stijgen en het interessanter kan maken voor de Nederlandse importeurs. “Verschuif de focus van de groente naar het fruit, start een project op voor de fruitbusiness met alles erop en eraan. Van teelt tot verpakking. Ik heb gezien hoe de Europeanen verpakken en ik ben er zeker van dat dat hier in Suriname ook mogelijk is. Alleen hebben we er nu het geld nog niet voor.”