Het Surinaamse achterdeurtje
De backtrack
Het fatsoen van een achterdeurtje
Officieel kent Suriname langs de Guyanese grens maar één grensovergang. Maar sinds jaar en dag wordt er een achteringang gedoogd, de zogeheten backtrack. Die moet nu worden gereguleerd, vindt de overheid. “Deze mensen doen niets illegaals, ze willen alleen wat extra belasting vermijden.”
Al om zes uur ’s ochtends begint de bedrijvigheid aan de Corantijnpolder, het noordwestelijkste gedeelte van het district Nickerie, het uiterste puntje van Suriname. De Backtrackers onthalen de bezoekers nieuwsgierig en proberen hun clientèle te onderscheiden van voorbijgangers. “Gaat u over? Daar staat uw auto het veiligst.” Op het parkeerterreintje tegen de zeedijk staan wat overkappingen. Een hooggehakte vrouw, haar zonnebril hoog op het hoofd, komt met drie grote dozen van een bekende Surinaamse bakkerij het veld op. Ook zij wacht op het eerstvolgende motorbootje naar Springlands, Guyana. Al generaties lang vindt er goederenen personenvervoer plaats tussen Springlands en Corantijnpolder, tussen Guyana en Suriname. Illegaal, want de twee aanmeerplaatsen van de Canawaima, de veerverbinding tussen Southdrain en Molesoncreek 35 kilometer zuidelijker, gelden voor beide landen als enige port of entry. Daar zijn douane, immigratiepolitie en andere officiële instanties aanwezig. Hier aan de zeedijk is daarvan geen spoor. Zelfs een pier is er niet. Toch wordt de backtrack door beide regeringen gedoogd. “Er is nu een situatie waarbij je bijna kunt spreken van een soort gewoonterecht”, stelt Melvin Linscheer, directeur Nationale Veiligheid van het Kabinet van de President, “maar de verbinding is illegaal. Alles wat het land binnenkomt, moet worden gecontroleerd. Niet alleen door de douane, maar ook door de ministeries van Justitie en Politie, Volksgezondheid en Landbouw Veeteelt en Visserij.” De gedoogconstructie geldt tot de grenzen van het district Nickerie. Wie via de Oost-Westverbinding naar Paramaribo rijdt, moet bij een roadblock in Burnside halt houden. Vanaf dat punt moet iedereen over de juiste papieren beschikken. Aan die situatie moet een einde komen, vindt Linscheer. “Dat is de verantwoordelijkheid van Suriname aan de internationale gemeenschap.” Het voorstel van het Bureau Nationale Veiligheid: ‘verplaats’ de backtrack 35 kilometer naar het zuiden, als aanvulling op de veerverbinding. “Je stopt de illegaliteit aan de zeedijk, maar je vraagt de belanghebbenden om hun zaken in South Drain voort te zetten. Dan kan je gebruikmaken van de faciliteiten die daar zijn.” Het alternatief is dat de bestaande route wordt gelegaliseerd. Dan moeten alle betrokken instanties in Corantijnpolder een plek krijgen. Ook moet de veiligheid van de passagiers gegarandeerd worden door er bijvoorbeeld een pier te bouwen en te controleren of er voldoende zwemvesten aan boord zijn. Bovendien moet ook Guyana de route legaliseren: “Anders moeten die Guyanezen alsnog in Molesoncreek hun stempels halen”, verklaart Linscheer. Vooralsnog is Guyana dat niet van plan.
Backtrackers
De plannen worden met argusogen gevolgd door de backtrackers, bijna allemaal mannen uit de Corantijnpolder. Niet alleen boothouders en bootsmannen, maar ook sjouwers, verkopers en taxichauffeurs verdienen hun dagelijks brood met de verbinding. In de eerste consultatierondes die door het Bureau Nationale Veiligheid zijn gehouden, hebben zij hun bezwaren kenbaar kunnen maken. “We zouden voortaan 35 kilometer moeten rijden. Je begint onkosten te maken vanaf je huis: eten, drinken, benzine. En je weet nooit of je klanten gaat krijgen. En om één uur moet ik weer terug zijn om de kinderen van school te halen”, verklaart sjouwer John Ashokkoemar. Toch zijn de mannen niet tegen regulatie. Als het aan hen ligt, zorgt Suriname voor een douanepost in de polder. Ashokkoemar erkent: “De overheid heeft zwaar huiswerk: je moet alles op regels gaan zetten en er moeten kantoren en parkeerplaatsen komen. Maar het gaat juist heel goed zijn. De backtrack scheelt tijd en tijd is kostbaar.” Het is niet zozeer de lengte van de overtocht die van de oversteek per veer een tijdrovende onderneming maakt. Dankzij de controles, het rooster (slechts tweemaal daags) en de omweg, duurt het al gauw een halve dag. Daarnaast is een bootje veel goedkoper. Een overtocht via de backtrack kost ongeveer veertig srd. “Meestal kiezen mensen daarom toch voor de kleine boot.” “Waarom kan het niet hier?’, vraagt ook de oudste backtracker zich af. Zijn naam is Dewiednandan Baidjoe, “maar als je ‘Pee’ zegt, weet iedereen wie je bedoelt.” Hij heeft zich opgeworpen als spreekbuis van de backtrackers. In 38 jaar heeft Pee heel wat mensen zien komen en gaan. Terwijl hij vertelt, luisteren zijn twee zoons en wat collega’s toe. “Onze voorouders werkten aan de andere kant. Nu is het andersom en werken de Guyanezen hier. En er zijn onderlinge familierelaties. Als ik dood ben, moet het geregeld zijn.” Niemand van de heren heeft er moeite mee om met naam en toenaam genoemd te worden, ook willen ze best op de foto. “Kijk, als we nou dieven waren, of inbrekers”, verklaart Pee, “maar we verdienen eerlijk ons brood.” Toch zijn bootsmannen volgens het Smokkeldecreet uit 1986 ervoor verantwoordelijk dat de goederen die zij aan boord vervoeren van de juiste papieren voorzien zijn.
Papieren
De houten motorboten liggen luttele meters achter de waterlijn voor anker. Aan boord komen zonder natte voeten is onmogelijk. Zo lijkt het tenminste. “Spring maar op mijn rug!”, roept Ashokkoemar lachend. Her en der worden volwassen mensen op brede ruggen gehesen. ‘Paardjerijden’, noemen de sjouwers het zelf spottend. Garantie op droge voeten geeft dat niet, maar ze blijven in ieder geval redelijk schoon. Bovenal geeft het creatieve mensen als John Ashokkoemar een mogelijkheid om wat bij te verdienen. Maar als de backtrack wordt verlegd, is ook hij zijn baantje kwijt: in South Drain is geen modderstrand. Wanneer alle tien passagiers aan boord zijn, wordt de boot van de oever af geduwd. Voorin liggen zes reddingsvesten, die worden doorgegeven aan wie wil. De motor begint te ronken en de boot maakt vaart naar de overkant. Aan boord is Abena More. Ze woont in Georgetown en doet de route wekelijks. Trots laat ze de gouden ketting om haar hals zien die ze in Suriname heeft gekocht. Om haar pols schitteren zes nieuwe armbanden. In een plastic zak heeft ze nog een stapeltje T-shirts. Hoewel ze de sieraden nu zelf draagt, zal ze die in Georgetown of in New York verkopen. Ook handelt ze vaak met Trinidad. Maar slechts in kleine hoeveelheden, want “dat mag”. En alles met de juiste papieren. Zegt ze. Voor het legaal exporteren van de sieraden zal More op zijn minst een landencertificaat moeten kunnen overleggen dat de herkomst van de goederen bevestigt. Vijftien minuten later meert het bootje ongeschonden aan bij een lange pier, waarop annen elkaar luid roepend verdringen om geld te wisselen, of om passagiers te vinden voor een ritje naar Georgetown. Op de wal staat een enkele douanier in burger, met een nauwelijks zichtbaar pasje rond zijn nek. Hij werpt een snelle blik op personen en tassen. Om paspoorten wordt niet gevraagd: hij is van customs, niet van immigration. Er is een kantoor van immigratie ongeveer twee kilometer verderop, maar dat is volgens het bordje alleen tijdens kantooruren open. Dus niet op deze zaterdag. En papieren in orde of niet, Abena More mag doorlopen.
Markt
Hoewel de twee pieren waarop wordt aan- en afgemeerd prominent in zee steken, er een eenvoudige controle plaatsvindt en er zelfs een kantoortje is van een bootmaatschappij die de Corantijn bevaart, lijkt de aanmeerplaats vakkundig uit het zicht te worden gehouden. Het is even zoeken naar een van de smalle straatjes die naar de hoofdweg leiden. Daar is de markt in volle gang. Op straat worden groente en fruit verkocht, en middeltjes ‘to straighten the back and the front’. Bij de achteruitgang van het marktgebouw haalt een jonge kerel voorzichtig een verfrommelde papieren zakdoek uit zijn broek. Hij toont de inhoud aan een compagnon: drie zilveren kettingen. De tweede man neemt er één van en beent met flinke pas naar een betralied winkeltje twee hoeken verder. Enkele ogenblikken later breidt de verkoper zijn collectie uit. Legaal? Smokkel? Heling? Eenmaal op de markt is de herkomst van producten nauwelijks te herleiden. Hoewel er een constabulary office bij de ingang is en er gepatrouilleerd wordt, kan – of wil – de politie niet alles overzien. Voor het kantoortje wordt bijvoorbeeld volop geld gewisseld. “Sommigen zullen een cambiovergunning hebben, anderen niet”, verklaart een ambtenaar uit Corriverton, de gemeente die bestaat uit de kernen Springlands en Skeldon. De Berbice Anti Smuggling Squad patrouilleert volgens hem slechts zelden op de markt. “Waar een grens is, wordt gesmokkeld. Het enige wat je kan doen, is dat minimaliseren”, zegt hij. Maar daar heeft de marktwerking volgens hem al voor een groot deel voor gezorgd. “Inmiddels zijn er nog maar zes of zeven grote importeurs die hier handelen met Suriname. Zij kopen goederen in bulk in. Ook al betalen die bedrijven de juiste belastingen, daar kunnen kleine smokkelaars niet tegen concurreren.”
Cadeautje
“Dat klopt”, bevestigt een ervaren handelaar op de backtrack. Met gestreken overhemd en pantalon wacht hij bij een van de pieren op de overtocht. Maar dat concurreren moeilijk is, wil niet zeggen dat hij geen winst kan maken. In een tas, verborgen achter een plank even verderop, bewaart hij zeventien sloffen Marlboro-sigaretten, afgedekt met een oude krant. Die verkoopt hij in Suriname met tachtig procent winst. Hij berekent zorgvuldig met welke goederen hij iets kan verdienen en zoekt de grens op van waar hij mee weg kan komen. Hij heeft gestudeerd, “dus ik ken de wet beter dan de douaniers”. Wat dat betreft kan hij wel eens gelijk hebben: tijdens een telefoongesprek een paar dagen later verklaart een Nickeriaanse douanemedewerker dat de nieuwe Tabakswet het roken, verhandelen én importeren van tabak volledig verbiedt. In het Guyanese paspoort van de handelaar heeft hij, dankzij de Caricom, een verblijfsvergunning waarmee hij zes maanden in Suriname kan blijven. Gedurende die tijd kan hij aan beide kanten van de grens gaan en staan waar hij wil. De douanebeambten aan beide kanten kennen hem inmiddels, ze weten dat hij pas getrouwd is en aan gezinsuitbreiding denkt; ze weten dus dat hij meer te verliezen heeft dan zijn goede naam en geen onnodige risico’s neemt. Ook over de controlepost bij Burnside maakt hij zich geen zorgen. “Douaniers weten precies wat er gebeurt, maar ze laten de kleine vissen gaan.” Het is daarom belangrijk ze te vriend te houden. “Af en toe neem ik een cadeautje voor ze mee. In Guyana is de douane agressiever, omdat de beambten minder betaald krijgen. Surinamers zijn gemakkelijker.”
Timing
Het grootste voordeel van de backtrack is de tijdwinst, bevestigt hij. Het kost via deze route acht uur om van Georgetown in Paramaribo te komen. Met de pont wordt het altijd nachtwerk. Maar of hij nu in Springlands een illegale overtocht maakt, of in Molesonscreek in een legaal motorbootje stapt, dat zou voor zijn zaken niet uitmaken. De tijd die de omweg kost, is dan verwaarloosbaar. “De onkosten reken ik gewoon door in de prijs.” Des te meer pijn zal de verplaatsing van de backtrack doen bij de bewoners die hun handel lokaal houden. Voor hen is de timing essentieel. Een vrouw klimt met een stapel lege emmers aan boord. Ze zorgt dat ze aan de Surinaamse kant is zodra de vissers daar binnenkomen. De emmers gaan gevuld met de vangst van de dag terug naar Springlands en belanden daar op de markt. Als de route naar het zuiden wordt verplaatst, kost dat haar uren. En dus haar handel. De handelaars op de gedoogde route weten vakkundig te balanceren tussen wat mag en niet mag, en wat de autoriteiten bereid zijn om door de vingers te zien. “Dat noem ik nou het fatsoen van de backtrack”, stelt de handelaar, “deze mensen doen niets illegaals, ze proberen alleen wat extra belastingen te vermijden.” De échte smokkel vindt volgens alle backtrackers ergens anders plaats, op een ander tijdstip en een compleet andere schaal.
Veiligheid
Op de weg terug beuken de golven harder dan vanochtend. Twee meisjes voor in de boot gillen het uit van spanning en plezier. Dit keer is er geen reddingsvest te bespeuren. De handelaar wijst op het water in de bodem: de Surinaamse eigenaar heeft de boot niet goed onderhouden. De Maritieme Autoriteit Suriname (MAS) houdt toezicht op de boten op deze rivier, maar zegt weinig te kunnen uitrichten wanneer die geen vergunning hebben. “Deze bootsman is een van de besten”, verzekert de handelaar. En dit is het gunstigste getij om naar de overkant te gaan: de zee stuwt nu het water de rivier in. Als het hoogste punt is bereikt, en de rivier krijgt de overhand, dan creëert dat een gevaarlijk zuigende onderstroom. De backtrack kende een paar dieptepunten. Bijvoorbeeld in februari 2007, toen raakte de propeller van een buitenboordmotor vast in een visnet, waardoor het bootje water maakte en zonk. Twee mensen kwamen om het leven. De reddingsvesten die aan boord waren, werden niet gebruikt. Meerdere malen werd de route ‘gesloten’ met behulp van het Nationaal Leger. Onder andere vanwege onenigheid tussen gevestigde boothouders en nieuwe ondernemers. Het extra toezicht deed de prijs van een – daardoor nachtelijke – overtocht alleen maar stijgen. Het is dus niet waarschijnlijk dat het verplaatsen van de backtrack de noordelijke verbinding volledig opheft. “Dit soort dingen kunnen nooit gestopt worden”, erkent Pee. En ook Linscheer weerspreekt niet dat mensen de officiële paden zullen blijven ontwijken. “Weet je hoe lang die grens is? Dat kan je nooit allemaal controleren. Maar dat wil niet zeggen dat je niet verantwoordelijk bent voor wie en wat het land in komt en uit gaat.” Wanneer alle betrokken partijen zijn gehoord, naar verwachting deze maand, zal de president een knoop doorhakken. Zodra het bootje de luwte van de landtong bij Nickerie heeft bereikt, wordt het water kalmer. Een van de meisjes voorin begint de golven te tellen, maar al snel zoekt ze met haar hoofd de schouder van haar moeder op. “De Surinaamse wateren zijn altijd rustiger”, mijmert een andere vrouw in het Engels. Ook terug op Surinaamse wal is de rust teruggekeerd. De dragers doen hun werk. Een paar mannen leggen in de schaduw van het hokje een puzzel, wachtend op de volgende boot die terugkeert uit Guyana.