Boeken&Zo
Gouden Handel
Rond het slavernijverleden zijn de laatste maanden tal van non-fictie boeken en naslagwerken uitgekomen, maar nauwelijks romans. Gouden Handel van Kees Uittenhout is daar een van de weinige uitzonderingen op. Het boek bevat drie verhaallijnen. Centraal in de eerste staat Lucas Geluck, die als kind met zijn ouders en zusje in Middelburg woont, dat vroeger het Hollandse zenuwcentrum van de slavenhandel was. Bij een brand verliest hij zijn familie en komt als gevolg daarvan in een weeshuis terecht. Drie jaar later mag hij als assistent van scheepschirurgijn Van Spilberghen mee naar Afrika op het slavenschip Het Pleyzier. In de tweede verhaallijn wordt Shala Bachogu gevolgd, die in Angola woont. Ashanti-strijders dringen de leefgemeenschap van zijn familie binnen en ontvoeren de ouderen, die een leven als slaaf tegemoet gaan. Kinderen worden als nutteloos beschouwd en achtergelaten. Onder hen is Shala, die na verloop van tijd wordt opgevangen in een missiepost. Tot slot wordt het verhaal gebracht van verpleegster Mijntje Hadeweyn, dochter van een rijke suikerplanter in Suriname. Zij is opgegroeid met slaven en vindt hun trieste lot vanzelfsprekend, maar beschouwt ze tegelijkertijd soms als vrienden. Lucas ontmoet Shala in de missiepost. Ze raken bevriend en gaan samen naar Suriname, waar ze ook Mijntje leren kennen. De totaal verschillende achtergonden van de drie zorgen ook voor veel spanningen, vooral tussen Shala en Lucas, die elkaar op den duur zelfs naar het leven staan. Het is geen boek om vrolijk van te worden, daarvoor is de geschetste werkelijkheid te hard. De wreedheid van de slavernij heeft Uittenhout zo weten te verwoorden, dat je als lezer de pijn die de slaven hebben ondervonden, bijna lijfelijk voelt. Hij is een begenadigd schrijver die de sfeer van die tijd treffend weet weer te geven en op een pakkende wijze de drie verhaallijnen tot één geheel heeft weten te smeden. Tot zover het goede nieuws. Elk van de 56 hoofdstukken begint met een passage uit diverse boeken. Op zich aardig bedacht, maar ook onnodig: als lezer krijg je al zoveel informatie te verwerken. Informatie over de slaven, over de plantagehouders, over de naïeve Hollanders en over de plekken waar het boek zich afspeelt (Holland, Afrika, Suriname en Curaçao). Tel daar het vaak wat te poëtische taalgebruik bij op en bovenal de schijnbaar dwangmatige neiging van de auteur om alles tot in detail te beschrijven (ook de meest onbenullige zaken). Zoveel informatie tegelijk is soms moeilijk te behappen. Bovendien slaat de schrijver een paar keer de plank mis. Zo laat hij vredesonderhandelingen van de Surinaamse Marrons met het koloniale bestuur plaatsvinden rond de afschaffing van de slavernij in 1863, terwijl de vredesovereenkomst al een eeuw eerder was getekend. En dat Mijntje als verpleegster werkt in een ‘veldhospitaal’ in het binnenland, komt ook wat onwaarschijnlijk over in die tijd. Maar ja, het is de schrijver vergeven, het boek is immers fictie en dan mag je de waarheid geweld aandoen. Misschien is wel het belangrijkste dat je van Gouden Handel kunt leren, dat er ook wat de slavernij aangaat niet slechts één waarheid bestaat. Ieder weldenkend mens van nu zal beamen dat dit schandalige stuk Hollandse geschiedenis niet vergeten mag worden en zich ook nooit meer mag herhalen. Ten tijde van de slavernij keek iedereen er echter vanuit een eigen perspectief tegenaan, perspectieven die soms met elkaar botsten. Het was maar net waar je geboren en opgegroeid was: in Afrika als kind van slaven, in Holland als blanke en onwetende dorpsjongen of als welgestelde bakra in het verre Suriname, omgeven door zwarte dwangarbeiders. Als die verschillende perspectieven in toekomstige discussies over excuses en herstelbetalingen door alle partijen in ogenschouw worden genomen, dan ontstaat er ongetwijfeld meer wederzijds begrip.
Gouden Handel, Kees Uittenhout,
2012, Uitgeverij Conserve,
ISBN13978905429332
Claudetta Toney
Juliën Zaalman kennen we met name van zijn zes boeken over winti. Je kunt hem zonder overdrijven een van de grootste experts op dat gebied noemen. Maar wat hem heeft bezield om een biografie van Claudetta Toney te schrijven, is mij onduidelijk. Weliswaar hebben de schrijver en Toney een gezamenlijke interesse voor winti, maar dat is nog geen reden om een biografie aan haar te wijden. Dergelijke boeken zijn meestal voorbehouden aan mensen die van grote betekenis zijn (geweest) en een blijvende indruk hebben achtergelaten, bijvoorbeeld in de politiek of op sportgebied. Jagernath Lachmon en Jopie Pengel zijn daar voorbeelden van, of Ruud Gullit. Mensen die iedereen kent. Claudetta Toney zegt, met alle respect, niet zoveel Surinamers iets. Ze mag weliswaar een markante verschijning zijn met een opmerkelijke carrière en een van de rijkste vrouwen in ons land, dat wil nog niet zeggen dat het de moeite waard is om daar 293 pagina’s aan te besteden. Iemand die haar niet kent, zal niet de neiging hebben om het te lezen. Hooguit leuk voor haar familie, vrienden en bekenden. Zaalman heeft onbegrensde bewondering voor zijn onderwerp, wat de objectiviteit niet ten goede komt; kritische kanttekeningen zul je in het boek niet tegenkomen. ‘Vrouw Toney – zoals ze vaker genoemd wordt – is een bezige bij en begaafd’, zo begint hij op de eerste bladzijde met zijn lofzang. De rest van het boek is ook doordrenkt met complimenten, zowel van hem als van de vele geïnterviewden. Er valt geen onvertogen woord. Dan over Toney zelf: ze beweegt zich vooral op de achtergrond en boekt daar de nodige successen. In Nederland verdiende ze een dikbelegde boterham als eigenaresse van ‘chique massagesalons’. Daar maakt Zaalman relatief weinig woorden aan vuil. Hij heeft wel opgetekend dat het volgens Toney geen ‘ordinaire sekshuizen’ waren en dat ze niet tolereerde dat de dames daar ‘halfnaakt in bikini’ rondliepen. In 1994 keerde ze terug naar Suriname, waar ze zich met de Stichting Fiti Fu Wini stortte op de conservering en de ontwikkeling van Afro-Surinaamse verworvenheden. Daarnaast bouwde ze een goudimperium op; ze heeft zes concessies van in totaal zeventigduizend hectare weten te bemachtigen. In de september-editie van Parbode van vorig jaar stond ze als enige vrouw in de top tien van de machtigste goudbonzen in Suriname. Leuk en aardig allemaal, maar nogmaals: als buitenstaander die Toney niet of nauwelijks kent, niet echt interessant. Maar misschien vergis ik mij en blijkt over een jaar of wat dat Toney van veel grotere betekenis is geweest dan de meeste mensen zich nu realiseren. Zaalman weet de lezer daar echter niet van te overtuigen.
Claudetta Toney. Haar leven en werk,
Juliën A. Zaalman, 2013,
Stichting Tata Kwasi ku Tata Tinsensi,
ISBN 9991472119
Slavernij, een geschiedenis
Anders dan de titel doet vermoeden, is Slavernij. Een geschiedenis niet een klassiek boek over sec de slavernij zoals wij die in Suriname hebben gekend. Historicus Dirk Tang is op zoek naar het ontstaan van de slavernij en de denkbeelden daarover, vanaf de oudheid tot de afschaffing in de negentiende eeuw. Een onmogelijke opgave, zo erkent ook Tang, want ‘niemand weet wanneer de eerste mens tot slaaf is gemaakt of waar het is gebeurd. Misschien in Afrika, waar de wieg van de mens heeft gestaan. Vijftigduizend tot negentigduizend jaar geleden gingen groepen jagers en verzamelaars op zoek naar leefgebieden buiten het Afrikaanse continent. Rondtrekkende mensen zijn op zoek naar voedsel, water en een beschutte plek in een grot om te slapen. Ze stuiten op andere mensen die ook willen eten, drinken en slapen. Misschien is uit dat basale conflict over levensbenodigdheden de oorlog voortgekomen die de mensen nooit meer heeft verlaten. En naast winnaars kent een oorlog verliezers, die worden gedood of dwangarbeid moeten verrichten. Oorlog en slavernij zijn twee kanten van dezelfde medaille.’ Tang neemt de lezer mee op een reis door de tijd en langs de verschillende vormen die de slavernij aannam in de diverse culturen, bekeken vanuit verschillende invalshoeken. En komt dan uiteindelijk terecht bij de rol die Nederland heeft gespeeld bij de slavenhandel. Hij probeert een analyse te maken van hoe daar in het land van de kolonisator zelf tegenaan werd gekeken en over werd geoordeeld. Maar ook of het Nederland uiteindelijk baat heeft gebracht. ‘Hoe sussen kooplieden, huisvrouwen en dominees hun geweten tijdens de kerkdienst op zondag? Was Nederland de grootste en wreedste slavenhandelaar van het westelijk halfrond? Hebben wij onze prachtige Gouden Eeuw te danken aan de gekromde ruggen van miljoenen Afrikaanse slaven?’ Een hoofdstuk in het 240 pagina’s tellende boek is (uiteraard) gewijd aan Suriname, waar de meeste slaven door de Hollanders tewerk werden gesteld. Hierin wordt niet alleen een beeld geschetst van hoe de slaven werden behandeld, Tang besteedt ook veel aandacht aan de spanningen die bestonden tussen het koloniale bewind hier ter plekke en de kolonisator overzee. Bijvoorbeeld over de opgelegde straffen aan slaven. Slavernij. Een geschiedenis maakt duidelijk dat slavernij tot anderhalve eeuw geleden door de handelaren en kolonisator als iets gewoons en bijna vanzelfsprekends werd beschouwd, maar wekt geenszins de indruk dat het daarom anno 2013 goed te praten valt.
Slavernij. Een geschiedenis, Dirk J. Tang,
2013, Walburg Pers in samenwerking
met Bijzondere Collecties van de
Universiteit van Amsterdam, ISBN
9789057309052