Haïtianen: blij in Suriname
Wij Haïtianen
Als broeders en zussen
Ze vallen niet op in het straatbeeld en laten zelden van zich horen. De Haïtianen in Suriname werken liever hard aan een betere toekomst. “Ze houden hun mond, omdat ze dat in hun land ook moesten.”
Een bijzondere dag voor de Haïtianen in Suriname: op 23 maart bezocht voor het eerst een Haïtiaanse president het land. Hij bracht hoop op betere levensomstandigheden voor zijn landgenoten. En plotseling gaven ook de media een kort moment aandacht aan de bevolkingsgroep waarover ze zo zelden berichten. ‘Er is maar weinig bekend over Haïtianen in Suriname’, stelde de Ware Tijd eerlijk vast. Hoog tijd dat de Haïtianen uit de schaduw stappen. Hoezeer ze geïntegreerd zijn in de samenleving, dat verschilt van persoon tot persoon. Marie Carline Exantus komt bijvoorbeeld verrassend uit de hoek als ze in vlekkeloos Nederlands vertelt dat ze een Haïtiaanse is. Ze is hier geboren, heeft Public Administration aan de Anton de Kom Universiteit gestudeerd en werkt nu als office manager. Haar afstudeerscriptie schreef ze over de Haïtiaanse diaspora in Suriname. Ze onderzocht daarmee als eerste de levens- en werksituatie van Haïtianen in ons land. “Ik heb dit onderwerp gekozen, omdat ik zelf Haïtiaanse ben en er nog niemand over geschreven had. Ik was afhankelijk van interviews.” Marie Ange Monel heeft meer moeite met het Nederlands. Op de landbouwmarkt bij Kwatta heeft ze een stand, bananen en schijfjes pompoen liggen voor haar op tafel. “Goedendag, mevrouw”, begroet ze een klant. Eenvoudige Nederlandse woorden beheerst ze wel, maar daarna schakelt ze snel over naar het Frans. Ze woont al twaalf jaar in Suriname. Haar ouders wilden toen uit Haïti emigreren vanwege de slechte economische situatie daar. “Daar was het moeilijk om werk te vinden.” Ze is ervan overtuigd, dat het haar in Suriname beter gaat dan in Haïti. “Ik voel me hier thuis.” Exantus, de academicus, en Monel, de marktvrouw, maken deel uit van een grote Haïtiaanse diaspora. In haar werkstuk van 2011 stelde Exantus vast, dat acht miljoen Haïtianen in Haïti zelf leven, anderhalf miljoen in het buitenland. Dat is bijna zestien procent van de totale bevolking. Suriname telt volgens haar onderzoek officieel vierduizend Haïtianen, tegenwoordig zal het aantal nog hoger zijn. De redenen dat deze mensen hun land, hun thuis achterlaten, heeft de jonge vrouw eveneens onderzocht: “Ze zien er gewoon geen toekomst voor zichzelf vanwege de economische en politieke instabiliteit. De bevolkingsdichtheid maakt het moeilijk daar werk te vinden.” Dat bevestigt ook Michael Vervuurt, honorair consul voor Haïti in Paramaribo: “Haïti is een klein stukje grond voor bijna tien miloen mensen, dat steeds opnieuw door natuurrampen getroffen wordt en bovendien onvruchtbaar is. Als gevolg daarvan is het moeilijk een stabiele economie op te bouwen. ”Het ontbreekt aan gezondheidszorg, opleidingen en andere officiële instituties. De mensen hebben geen zicht op een betere toekomst.” Naast economische en ecologische problemen is ook de criminaliteit in Haïti berucht: bendes, drugshandel, gewapende overvallen en ontvoeringen maken het leven moeilijk. En dan het politieke verleden: regeringen hebben vaak politie en leger ingezet om het volk te onderdrukken. Vooral tijdens de dertigjarige dictatuur van de Duvalier-clan, die tot 1986 voortduurde, dertigduizend slachtoffers eiste en duizenden mensen in ballingschap joeg. “Volgens mij emigreren de mensen nu alleen nog maar vanwege economische redenen. En niet alleen naar Suriname, maar ook naar de Franse Antillen, Frans-Guyana, Curaçao enzovoorts”, zegt Vervuurt. Hij vindt het belangrijk om Haïti, ondanks alle moeilijkheden, niet alleen als een rampplaats te beschouwen: “Je denkt bij Haïti altijd aan een onderontwikkeld land, aan mensen die in tenten wonen. Maar de Haïtiaanse maatschappij zelf is heel goed ontwikkeld. “Wie weet bijvoorbeeld dat Haïti in 1804 na de enige succesvolle slavenopstand het eerste onafhankelijke land in Latijns-Amerika werd?” Tegenwoordig geldt Haïti volgens de Human Delopment Index van de Verenigde Naties als het minst ontwikkelde land in de westerse wereld. In Suriname en andere landen zijn de Haïtianen daarom op zoek naar een betere toekomst, voor zichzelf en hun kinderen. “Ze vertrekken als gezin, of soms gaat eerst de man alleen, om zijn familieleden later naar zich toe te halen. De Haïtiaan zet alles op alles om zijn familie uit de misère te halen”, legt Exantus uit. Bovendien verwijst ze in haar scriptie naar de rol die Suriname speelt als tussenstation: “Sommige mensen kozen bewust voor Suriname als nieuw vaderland, maar het is zeker ook een brug om naar andere landen te gaan. Een deel gaat bijvoorbeeld illegaal naar Frans-Guyana, via Albina.” Hier hebben ze de voordelen dat Frans gesproken wordt, er een vermeend stabiele euro gebruikt wordt en er vaak al familieleden wonen. “De kinderen kunnen makkelijk naar school vanwege taal, en hebben een goede basis om later misschien in Frankrijk te studeren.” In de kleine woonkamer van Marie- Ange en haar echtgenoot Jean Louis staat de tv op een Surinaams programma. Jean Louis Monel spreekt Nederlands, hij is Haïtiaans maar al naar Suriname gekomen toen hij acht was. “Ook vanwege mijn ouders. Ze zijn al in 1982 geëmigreerd, in 1990 hebben ze me over laten komen.” Waarom hebben zijn ouders hun moederland verlaten? “De situatie in Haïti was toen best chaotisch. Meestal moest je een baan in de stad gaan zoeken, maar vooral daar was en is het nog steeds onveilig, er bestaat veel criminaliteit. In Suriname konden mijn ouders zonder vrees leven, dus kwamen ze hiernaartoe.” Makkelijk was het begin niet. In het verleden werden Haïtianen niet altijd met open armen ontvangen. Uit Exantus’ onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat na de staatsgreep van 1980 de mensenrechten van de Haïtianen werden geschonden: ze moesten onder dwang werken in het bedrijf Surland (tegenwoordig SBBS) te Jarikaba. Hun geld werd door militairen afgepakt en sommigen werden mishandeld. “De Haïtianen verstopten hun geld meestal in tomatenpuree, boter of zeep. Wanneer de militairen het geld vonden, werden de Haïtianen gedwongen de munten op te eten”, weet Exantus uit een interview met Pastor Jean, voorzitter van de Association Culturelle Haïtienne Suriname. Ook haar moeder werd door een militair beroofd, herinnert ze zich. In juli 1990 werden verder 28 Haïtianen gearresteerd en uitgezet door de militaire politie. Een opdracht van de officier van justitie ontbrak. Toen twee jaar later – na de val van de Haïtiaanse president Aristide – vluchtelingen naar Suriname kwamen, waren ook zij gauw teleurgesteld: de belofte van een beter leven die de Surinaamse regering hen had voorgehouden, werd niet waargemaakt. De vluchtelingen belandden in de armste onderlaag van Suriname, zonder huizen, werk of onderwijs voor de kinderen. De groep begon een staking, de helft ging uiteindelijk terug naar Haïti. Monel vindt de huidige situatie veel makkelijker voor Haïtianen. Op de vraag hoe hun werksituatie eruit ziet, zegt hij: “Er is overal werk te vinden.” Tenminste, in ambachtelijke beroepen. Daar zijn de Haïtianen meestal werkzaam, weet ook Exantus: in de landbouw zoals bij de Stichting Behoud Bananen Sector, in de bouwsector, in het huishouden of op de markt, waar ze hun waren vaak voor lagere prijzen aanbieden. Een betere baan krijgen blijft vanwege de taalbarrière moeilijk, ook voor academici. In plaats daarvan zijn ze daar werkzaam, waar Surinamers niet willen werken. Toch is er ook een tendens van welvaart bij de Haïtianen: “Ze investeren in onderdak, beter vervoer en een eigen stukje grond om later op te bouwen. Veel Haïtianen rijden nu dure auto’s en bouwen middenstandshuizen.”
Eigen bedrijf
De Haïtianen die hun land hebben verlaten zijn dus gemotiveerd om iets op te bouwen. Het echtpaar Monel heeft bij voorbeeld een eigen bedrijf opgezet. Samen met de ouders van Jean Louis verbouwen ze groenten en fruit op hun eigen stukje grond van drieduizend vierkante meter, dat zij van de eigenaar kregen: als cadeau. Al het andere hebben ze zelf gefinancierd, dus “alles wat wij daaruit halen, blijft voor ons.” De oogst verkopen ze op markten, zoals op de landbouwmarkt in Kwatta. Veel verdienen ze niet, maar het is genoeg om te overleven. “Als je een eenvoudige baan hebt onder een baas, verdien je tegenwoordig veel minder.” Een eigen bedrijf oprichten vereist motivatie, uithoudingsvermogen en hard werken. De Monels hebben het gered. Volgens Jean Louis zijn zijn landgenoten in het algemeen goede werkers. Hij gaat ervan uit dat meer dan 95 procent van de Haïtianen die in Suriname wonen, een baan heeft. “Het zal moeilijk zijn een werkloze Haïtiaan te vinden”, benadrukt hij. Vervuurt vertelt dat hij soms zelfs gebeld wordt door bedrijven die op zoek zijn naar Haïtiaanse werknemers. Haïtianen dragen bij aan de Staat door productie en belastingen. Maar vooral investeren ze in hun land van herkomst, in Haïti. Exantus concludeert in haar scriptie dat Haïtianen voor hun achtergebleven familieleden en de lokale ontwikkeling een essentiële rol spelen: “Ze financieren de bouw van huizen, die ze verhuren aan woningzoekenden, en investeren in de landbouw. Ze kopen bussen voor het openbaar vervoer en bevorderen het onderwijs van hun kinderen.”
Gesloten
De Monels voelen zich thuis in Suriname. Hun vriendengroep bestaat zowel uit Haïtianen als uit Surinamers. “Ik heb nooit vooroordelen of discriminatie ervaren, ik was steeds van harte welkom”, benadrukt Jean Louis. In hun buurt wonen vele Hindostanen en Javanen, ze praten en discussiëren vaak met elkaar. Dat het echtpaar zich in Suriname op zijn gemak voelt, heeft ook met het positieve imago van Haïtianen in de politiek te maken: “NDP, Nieuw Front, allemaal praten ze goed over ons, er is niemand die zegt: de Haïtianen moeten weg. En als de politici van een land goed over je praten, dan voel jij dat je thuis bent.” Desondanks worden de Haïtianen vaak als gesloten gemeenschap beschouwd. Exantus bevestigt deze aanname: “Jongeren trouwen met landgenoten en meestal zijn de Haïtianen niet aangesloten bij andere organisaties buiten de Haïtiaanse organisaties in Suriname.” Toch zou ze de groep niet als totaal gesloten kenmerken. “Ze integreren wel.” Bijvoorbeeld door hun hulpvaardigheid: zo geven ze groenten van hun grond aan de mensen in de buurt of aan de armen die naar de markt komen, stelt Exantus. En bij sociale projecten helpen ze graag mee, bijvoorbeeld na de grote overstroming in het binnenland van 2006. Hun sociale gedrag heeft zeker te maken met hun religiositeit. “Het zijn heel gelovige mensen”, weet Vervuurt. “Ze gaan regelmatig naar de kerk en zorgen voor elkaar, bijvoorbeeld als het om de opvoeding gaat.” Als je als nieuwe immigrant uit Haïti naar Suriname komt, kan je altijd terecht in een groep. Je hoeft alleen maar naar de kerk te gaan, waar je automatisch in contact komt met de Haïtiaanse gemeenschap. Maar toch zijn er nog steeds hindernissen die het aarden moeilijk maken, weet Exantus: ten eerste de taalbarrière. De meesten spreken slechts Frans, vaak ook SrananTongo. “Dat is makkelijker te leren dan Nederlands, omdat je daar geen grammatica voor nodig hebt”, legt honorair consul Vervuurt uit. Nederlands is echter essentieel om een adequate baan te krijgen. Daarnaast noemt Exantus het huisvestingsprobleem: “Enkele Haïtianen wonen onder erbarmelijke omstandigheden. Zeker de mensen die na 2000 migreerden, omdat zij nog niet in staat zijn een eigen huis op te zetten of een redelijk huis te huren.”
Illegaal
Bij zijn bezoek in maart beloofde de Haïtiaanse president Michael Martelly, dat er een Haïtiaans consulaat in Paramaribo opgericht zal worden, evenals een Surinaams consulaat in Haïti. Voor de Haïtianen een grote hoop. Omdat er geen volwaardig consulaat of ambassade van Haïti in Suriname bestaat, moeten ze hun officiële documenten naar Frans-Guyana of Curaçao sturen en daar laten verlengen. Dat duurt maanden. Honorair consul Vervuurt heeft al vaak op dit probleem gewezen, nu schijnt zijn verzoek gehoord te worden. Vanwege de moeilijke procedure leven op dit moment vele Haïtianen illegaal in Suriname. Ook zij vinden bij de Haïtiaanse kerken opvang. Bijvoorbeeld bij de Kerk van de Nazarener in de Sophia’slustweg, waar sommige van hun na een zondagsmis bereid zijn, over hun situatie te praten. Drie jonge mannen vertellen met zachte stem, dat ze sinds 2010 in Suriname wonen. “Vanwege de aardbevingen! Wij hebben zo veel verloren, ook onze huizen.” Hier vonden ze werk bij de SBBS. Hun vrouwen en kinderen zijn nog in Haïti, maar “het plan is, dat zij later ook naar Suriname komen.” Ze voelen de beperkingen die het illegaal-zijn met zich brengt. “Wij kunnen bijvoorbeeld niet naar de universiteit om onze studie af te maken. Of een andere baan krijgen.” In Haïti waren ze bezig met een studie machinebouw. Hier doen ze werk dat daarmee niets te maken heeft. Maar zelf als je een verblijfsvergunning hebt, zijn je mogelijkheden en je rechtspositie beperkt. “Als je geen Surinaams staatsburger bent, mag je bijvoorbeeld niet stemmen of een bedrijf opzetten”, legt Exantus uit. “Maar vele Haïtianen leven al vijftien jaar of langer hier en wachten nog steeds op hun naturalisatie. Ze leveren dezelfde bijdrage aan de Surinaamse economie, maar hebben minder rechten. Dat moet veranderen.”
Zwijgen
Misschien zou dat een taak voor een politieke vertegenwoordiger zijn. Maar politiek gezien blijven de Haïtianen liever op de achtergrond. Vechten voor hun rechten en belangen? Die Haïtianen zwijgen liever – en gaan werken. Vervuurt vermoedt, dat hun bescheidenheid met slechte ervaringen in Haïti te maken heeft: “Ze klagen niet, om hun werk te behouden. Ze houden hun mond omdat ze dat in hun eigen land ook moesten. Ze willen niet politiek actief zijn, omdat dat in Haïti ook niet gelukt is.” Exantus heeft een andere visie: “De mensen zijn nog niet klaar voor politieke werkzaamheden. Hun kinderen hebben echter de mogelijkheid een goede opleiding te volgen, de taal te leren. En dan zullen ze ook hun belangen vertegenwoordigen.” Wel bestaan er drie Haïtiaanse organisaties in Suriname: de Organisatie van Haïtianen in Suriname, de Association Culturel Haïtien Suriname en het comité Lavalas. Actief zijn ze echter zelden. Te zelden, vindt Monel. Zelfs in hun eigen groep zijn ze niet bekend. “Als ik een probleem zou hebben, zou ik eerlijk gezegd niet weten waar ik terecht kan.” Hij is klaar om actief te worden, “maar als wij samen iets willen bereiken, moeten wij ons bundelen tot één organisatie.” Zwijgen en werken was op de 23 maart echter misplaatst. Een terugblik op deze grote dag: Michael Martelly ontmoet zijn landgenoten op het terrein van de SBBS. Hier werken de meesten van hen, hier zijn ze belangrijk voor de Surinaamse samenleving. Vandaag spelen niet de bananen de hoofdrol, maar die Surinaamse en Haïtiaanse vlag, de nieuwe hechte band tussen de twee landen. Mensen zingen uit volle borst Haïtiaanse liederen, jongeren dansen. Ze dragen T-shirts met hun president en Bouterse erop, arm in arm. “Vandaag ben ik trots op mijn land”, roept een jongen. Op de vraag of hij zich thuis voelt in Suriname, zegt hij: “Ja, omdat ze ons als broeders en zussen benaderen.” In de tent begint intussen het eigenlijke feest. Martelly zingt zijn grote hits, het publiek jubelt. Zingen, dansen en een popster als staatshoofd – ook dat is Haïti.