‘Mijn arm, arm land’
Jaap Hoogendam houdt de lezers op de hoogte
van interessante ontwikkelingen op cultuurgebied
‘Mijn arm, arm land’
We kregen een mail van Pim de la Parra. ‘Lieve lievelingen, zie onderstaande brief van Karel Bakker, wiens vader in 1956 een door mij in het Surinaams Museum te Zorg & Hoop geëxposeerd olieverfschilderij kocht voor 75 gulden. Bigi Brasa, Pim Sr. Jr.’
‘In 1956 bezocht mijn vader, prof. dr. J.P. Bakker, opnieuw Suriname voor fysisch-geografisch onderzoek. Hij bezocht Suriname voor de eerste keer in 1948-49 als deelnemer aan de wetenschappelijke expeditie naar geologie, bodemgesteldheid en vegetatie vanwege de stichting WOSUNA (Wetenschappelijk Onderzoek Suriname en Nederlandse Antillen). In 1956, na een expeditie naar de Voltzberg, kocht hij van u een van uw eerste olieverfschilderijen met een gezicht van een Surinamer met oerwoud op de achtergrond. Mijn vader overleed in 1969. Het schilderij is nu in bezit van ons, zijn kinderen. Begin zeventiger jaren schreef u in het huisblad van uitgeverij Querido dat u het schilderij, dat u aan ‘een Hollandse professor had verkocht’, graag wilde terugzien. Van een reactie onzerzijds is het toen helaas niet gekomen, maar dat willen wij nu veranderen. Mede namens mijn broer dr. J. A. Bakker en verdere familie, zouden wij u dit schilderij graag willen teruggeven. Indien u hier prijs op stelt, verzoek ik u vriendelijk met mij contact op te nemen, zodat we het u kunnen overhandigen indien u weer in Holland bent.
Met vriendelijke groet, Karel Bakker.’ Pim vertelt: “Ik werkte elke zaterdag in de parfumerie van mijn vader in de Keizerstraat. Hij kon wel 120 geuren herkennen en had de hele Surinaamse elite als klant. Gaat op een dag de telefoon. Zegt mijn vader: ‘Er is hier een man aan de telefoon, een zekere professor Bakker, die wil jou spreken over dat schilderij in Zorg en Hoop en hij wil het kopen’. Moet je nagaan, het was mijn eerste schilderij en dat wil een professor kopen! Mijn vader zegt nog, dat als hij iets biedt, dat ik dan drie keer zoveel moet vragen. Ik zeg dus tegen die man: ‘goed, wat wilt u er voor geven dan?’ Nou, 25 gulden zei hij, dus ik antwoord dat ik er 75 voor wil hebben en dat was ook goed. Hij zei dat ik nog wel moest komen om het schilderij te signeren. Moest ik met een potje olieverf op de fiets om mijn naam eronder te zetten.”
“Ik was pas vijftien jaar en had tekenles van Oom Wim Bos Verschuur in de Jessurunstraat en maakte aquarellen op prachtig papier dat je bij Varekamp, nu Vaco, kon kopen. Voor mijn eerste (en laatste) olieverfschilderij gebruikte ik een kartonnen plaat, dat was goedkoper dan een doek prepareren. Op zich al een teken dat het me niet echt interesseerde, want anders had ik wel vaker met olieverf gewerkt.”
Bij Pim denk je al gauw aan meisjes, dus vroegen we wie dat meisje is op het schilderij. “Nee, het is een zelfportret. Ik ben ‘een neger en dreig weg te zinken in het moeras Suriname’. Dat klinkt wel erg dramatisch, Pim. Heb je negerbloed in je dan, of was het meer de puberteit? “Nee, het lag emotioneel, de De la Parra’s hadden zich de slavernij steeds aangetrokken en ik had me zo geïdentificeerd met zwarte mensen dat ik pas in Nederland ontdekte dat ik niet zwart was. Dat kwam door mijn opvoeding, door het idealisme van mijn ouders.” Maar dan had je het toch beter Mijn arme, arme negers kunnen noemen? “Je snapt het niet: ‘mijn arm, arm land’ is de laatste zin van de bekende roman Zuid-Zuid-West van Albert Helman.”