Column: sterke Surinaamse bedrijven
Voor ieder land is het belangrijk om over sterke bedrijven te beschikken. Dat kunnen staatsbedrijven zijn, maar ook bedrijven in particuliere handen. Sterke bedrijven zijn de motor van de economie, zorgen voor werkgelegenheid en welvaart en dragen eraan bij dat de overheid voldoende belasting ontvangt, waardoor er geld komt voor een beter sociaal, educatief en milieu beleid.
In Suriname is de success story van Staatsolie vaak belicht. Met steun van de staat (in de militaire periode) hebben enkele mensen met visie en daadkracht een prachtig bedrijf opgebouwd, dat vandaag een grote bijdrage levert aan de welvaart in Suriname. Toch zijn veel staatsbedrijven – in Suriname maar ook daarbuiten – ten onder gegaan aan fraude of bureaucratie. Het geheim van het succes van Staatsolie lijkt er in gelegen te zijn dat de leiding van het bedrijf de politiek altijd op afstand heeft weten te houden. Ook Nederland heeft een traditie van sterke nationale bedrijven die aan de basis staan van de welvaart. Iedereen kent Shell en Unilever, die overigens Brits-Nederlandse multinationals zijn. Ook het elektronicaconcern Philips en de KLM zijn over de hele wereld bekend.
Vroeger had je nog DAF en Fokker, maar die bedrijven zijn grotendeels verloren gegaan of overgenomen. Als voormalig politiek adviseur van een Surinaamse politieke partij heb ik het altijd een interessant vraagstuk gevonden hoe je vanuit de politiek de oprichting en de ontwikkeling van sterke nationale bedrijven kunt stimuleren. Ik sprak daar vroeger wel eens over met wijlen drs. Eddy Dap, mijn leermeester in de Surinaamse politiek en groot kenner van de marrongeschiedenis. Dap en ik waren het erover eens dat in Suriname bij deals met multinationals geprobeerd moest worden het emancipatoire element te versterken.
Zo kun je eraan denken om in de overeenkomst vast te leggen dat stapsgewijs het hogere management steeds meer uit Surinamers zal bestaan. Ook kun je een regeling bedenken waarbij de overheid, Surinaamse particulieren en het liefst ook de werknemers geleidelijk de aandelen kunnen overnemen, totdat uiteindelijk de meerderheid van de aandelen in Surinaamse handen is. Dit lijkt mij een minder riskante strategie dan wat we nu zien in de deal met SurGold, waarbij Suriname vooraf 300 miljoen euro op de kapitaalmarkt zal lenen om te participeren. Dit kan extra rendement opleveren, maar als de goudprijs daalt kan het de Surinaamse staat ook een netto verlies opleveren, aangezien het geld voor de investering geleend moet worden tegen rente. Daarnaast kun je ook erover filosoferen hoe je vanuit de politiek Surinaamse ondernemers kunt stimuleren bij het oprichten van sterke bedrijven. Dat hoeven niet altijd grote bedrijven te zijn, want ook kleine en innovatieve bedrijven kunnen een grote rol spelen in de economie en voor extra werkgelegenheid zorgen.