Wie vermoordde Harold van Ommeren?
Het sobere in memoriam dat een paar maanden geleden in de Ware Tijd stond, viel direct op tussen de rouwadvertenties. ‘In liefdevolle herinnering, Harold van Ommeren, vergiftigd in 1976’. Een korte beschrijving van de overledene, maar geen namen eronder, geen uitleg. Over de nooit opgeloste moord doen na 37 jaar nog steeds tegenstrijdige geruchten de ronde. Parbode reconstrueerde de drie meest voor de hand liggende scenario’s aan de hand van archiefstukken en interviews.
Een gruwelijke dood moet het geweest zijn. Harold van Ommeren, de flamboyante architect, lag rochelend op de grond toen zijn echtgenote Asha* ’s avonds met de meisjes thuiskwam. De hoorn van de telefoon die op de bar stond, bengelde nutteloos naast hem aan het snoer naar beneden. Alles wees erop dat Van Ommeren nog had geprobeerd te bellen. Na Asha’s thuiskomst kwam er direct hulp uit de omgeving: de kindermeisjes en de tuinman met zijn familie, die op hetzelfde terrein woonden. Maar het gif deed genadeloos zijn werk. Strychnine, zo bleek later uit de toxicologische rapporten uit Suriname en uit Nederland. Een middel dat toen vooral gebruikt werd om zwerfhonden te vergiftigen, maar afhankelijk van de dosering ook bij mensen de dood kon veroorzaken. Kenmerkend voor het gif is dat de uitermate pijnlijke stuipen en ademhalingsproblemen bij volledig bewustzijn plaatsvinden. Degene die het middel had toegediend, moet zeer rancuneus zijn geweest. Volgens de krantenberichten werkte de telefoon in huize Van Ommeren niet goed die avond. Het lukte Asha van Ommeren daarom pas een uur later een vriend te bellen, die op zijn beurt de ambulance regelde. Maar het gezin woonde helemaal op Boxel. Tegen de tijd dat een ambulance uit de stad eindelijk de stervende architect naar het Academisch Ziekenhuis had gebracht, was het net te laat. Een markante Surinamer was niet meer. Wrang detail: hij werd begraven op de dag van zijn verjaardag, vrijdag 24 december 1976.
Grote mond
Harold van Ommeren viel op in de Surinaamse gemeenschap. De tenger gebouwde architect reed graag in zijn rode Mustang Cabrio door de straten, met een chique hoed op zijn hoofd en liefst geflankeerd door zijn Deense Dogs. “Een gentleman”, herinnert een kennis zich, “met een statige houding en altijd netjes gekleed. Maar wel eeuwig een grote mond!” Een ander omschrijft Van Ommeren als gepassioneerd – fanatiek bijna – en eigenzinnig. Een man die streefde naar perfectie. “Veel mensen dachten dat hij arrogant was. Maar wie hem leerde kennen, ontdekte een bescheiden mens. Sociaal voelend ook; hij zette zich belangeloos in als dat nodig was.” Van Ommeren werd geboren in een eenvoudig milieu; zijn alleenstaande moeder hield het hoofd boven water als wasvrouw. Maar de jonge Harold sloeg al snel zijn vleugels uit. Hij studeerde met een kleine beurs architectuur in Puerto Rico, en later aan de prestigieuze Columbia University in New York – al moest hij daar kranten verkopen en schoenen poetsen om aan de kost te komen. Daarna woonde hij enige tijd in Scandinavië en Amsterdam. “En hij was dól op Zwitserland”, vertelt een jeugdvriendin. “Hij nam altijd bergkristallen mee als hij terugkwam naar Suriname.” Van Ommeren was een man van de wereld. Hij sprak vloeiend Spaans en Zweeds, maar zijn reizen leverden hem niet alleen talenkennis op. Het verbreedde zijn horizon en zorgde voor een ruimere visie op de wereld dan gangbaar was in het relatief bekrompen Suriname. Niet verwonderlijk dat hij onmiskenbaar een stempel op het land drukte. Als architect was hij onder meer verantwoordelijk voor het Batcocomplex, de nieuwe vleugel van Hotel Torarica, het Celos, Natin en de LTS Geyersvlijt. Hij introduceerde de trendy ‘platte daken-architectuur’ in Suriname en een aantal modellen Bruynzeelwoningen was van zijn hand. Hij was degene die de contacten legde met het houtbedrijf in Zweden, voor het ontwikkelen en leveren van de bouwpakketten waarmee de Bruynzeelwoningen werden opgezet. Ook het idee van het Onafhankelijkheidsplein moet oorspronkelijk van hem zijn geweest, en hij was een van de initiatiefnemers van de Nationale Kunstbeurs. Van Ommeren was een veelzijdige en creatieve, maar geen makkelijke man. Hij stak zijn mening – en een mening had hij altijd – niet onder stoelen of banken. Wekelijks schreef hij een column in Vrije Stem, waarin hij vaak kritiek uitte; op de samenleving en vooral op de politiek. “Hij was scherp, tot aan het beledigende toe”, vertelt een kennis. En niet iedereen was daar blij mee.
Blinde muren
Op de fatale vrijdag 17 december 1976 was Harold van Ommeren ’s middags bij sociëteit Het Park geweest, dat toen nog gevestigd was waar nu de Nationale Assemblee staat. Hij at daar soep en moet voor zeven uur ’s avonds zijn vertrokken, want op dat tijdstip werd hij door een politie-inspecteur in zijn auto gezien. Kort daarna zou hij zijn auto hebben geparkeerd in de Heerenstraat, de straat waar zijn architectenbureau was gevestigd. Naar verluidt voelde hij zich toen al niet lekker. Mogelijk heeft hij daar een vriend gebeld, want hij werd thuisgebracht door deze vriend. Daar troffen zijn vrouw en kinderen hem rond negen uur aan. Dat Van Ommeren werd vermoord, is inmiddels duidelijk. Maar door wie, en vooral: waarom? Wie pogingen onderneemt om te achterhalen wat er precies gebeurd kan zijn, stuit voortdurend op blinde muren. De meeste intimi van Van Ommeren zijn inmiddels overleden. Bij het ministerie van Justitie en Politie is geen snipper papier meer te vinden. De familie van Asha wil er niet over praten en reageert achterdochtig, offensief zelfs. Ook andere insiders zijn afwijzend of raken plotseling hun geheugen kwijt. Neem de altijd zo toegankelijke rechercheur die destijds bij het onderzoek betrokken was. Natuurlijk wil hij praten over een moordzaak uit de jaren zeventig. “Ik weet alles nog hoor!” roept hij trots. Moeiteloos somt hij een aantal gruwelijke moorden op. Tot de naam ‘Van Ommeren’ valt, dan wil hij opeens niets meer vertellen. “Wil je het niet over een andere moord hebben?”, probeert hij nog.
Scenario 1: Smeergelden bij OWV
In de kranten van 1976 wordt de moord op Van Ommeren in verband gebracht met een bouwfraudeaffaire bij het ministerie van Openbare Werken en Verkeer (OWV). Dat verhaal begint met de heer Van Frederikslust, aandeelhouder en administrateur van een aannemersbedrijf. Tijdens een werkbespreking wordt hem verteld dat er tienduizend Surinaamse gulden betaald moet worden aan een hoge piet bij OWV, om de bouw van het Zusterhuis van het Academisch Ziekenhuis te mogen uitvoeren. Van Frederikslust geeft te kennen geen voorstander te zijn van dit soort zaken, maar dat wordt hem niet in dank afgenomen; enkele dagen later ontvangt hij zijn ontslagbrief. Van Frederikslust laat het er niet bij zitten en spant een proces aan tegen de eigenaar. Een paar weken later stapt hij met het verhaal naar journalist Jozef Slagveer, die tevens eigenaar is van persbureau Informa. Op 2 december 1976 staat het verhaal in de Ware Tijd. OWV-minister Achmed Karamat Ali verzoekt de procureur-generaal een onderzoek in te stellen naar aanleiding van de berichtgeving en eist schriftelijke bewijzen van Jozef Slagveer. Uiteindelijk spant hij zelfs een rechtszaak aan tegen Slagveer wegens laster. In de daaropvolgende dagen worden verschillende mensen van OWV gehoord door de politie; enkele hooggeplaatste ambtenaren en de minister zelf. Ook Slagveer en Van Frederikslust worden gehoord, de laatste zelfs zeven uur lang. Beiden noemen tijdens hun verhoor de naam van de ‘hooggeplaatste functionaris’ die de tyuku moest ontvangen, maar maken deze naam niet openbaar. Jozef Slagveer zegt daarna geschaduwd te worden door de Centrale Inlichtingendienst en Interpol. Het wordt een hele dyugudyugu, met aanklachten over en weer, die nog maandenlang zou duren. Leden van de oppositie vragen opheldering over de smeergelden, de Surinaamse en de Nederlandse verenigingen van journalisten bemoeien zich ermee omdat de persvrijheid in gedrang is. De hele smeergeldaffaire verdwijnt uiteindelijk in de doofpot.
Tyuku’s
In deze zaak zou Harold van Ommeren als belangrijkste getuige optreden, laat Slagveer direct na de moord weten. Van Ommeren zou vermoord zijn om te verhinderen dat hij een enorme smeergeldaffaire aan het licht zou brengen. Opvallend is wel dat de naam Van Ommeren vóór zijn overlijden helemaal niet genoemd wordt in deze affaire. Gebruikte Slagveer het om zijn zaak kracht bij te zetten? Volgens het redactioneel in de Vrije Stem van 14 januari 1977 kon de bouwfraude nooit een reden zijn geweest voor de moord. ‘Aangezien Harold van Ommeren altijd iemand is geweest met zijn hart op de tong, is het niet waarschijnlijk dat hij lang gezwegen zou hebben als hij iets wist van smeermiddelen in de bouwwereld’, aldus het redactioneel. ‘Harold was medewerker van de Vrije Stem, en ofschoon hij lang niet tevreden was over de werkwijze op OWV […] heeft hij nooit tegenover onze redactie duidelijke uitspraken gedaan over tjoekoe’s.’ Wie dat redactioneel geschreven heeft, blijkt niet meer te achterhalen. Maar de inmiddels 88-jarige Wilfred Lionarons, toenmalig hoofdredacteur van Vrije Stem, denkt nog altijd dat Van Ommeren het op de redactie verteld zou hebben als hij weet had van smeergelden bij OWV. “Hij was weliswaar geen vast redactielid, daarvoor was hij een te vrije geest, maar hij schreef regelmatig voor de krant. En hij was een goede vriend. Hij zou het zeker niet voor zich gehouden hebben.” Een argument dat hout lijkt te snijden. Iedereen kende Harold van Ommeren als ‘de man met de grote mond’. Als hij iets wist, had hij het geuit. Was het niet in Vrije Stem, dan wel ergens anders. Of was de relatie met Karamat Ali te gecompliceerd om een boekje open te kunnen doen over de gang van zaken op OWV?
Failliet
Als architect had Van Ommeren veel te maken met het ministerie. En dat contact was niet altijd positief. Begin jaren zeventig werden door de overheid vrijwel alle grote opdrachten aan buitenlandse architecten en aannemers gegeven. OWV-minister Goossen gaf dit in 1972 min of meer toe in een televisie-interview; hij zou daarbij hebben gezegd dat Nederland mede te bepalen had aan wie de werken werden gegund. Het waren inderdaad vooral Nederlandse architectenbureaus en Surinaamse bedrijven die met Nederlanders werkten, die de opdrachten kregen. De kritiek van de Surinaamse architecten, met Van Ommeren voorop, was niet alleen dat de (dure) materialen uit het buitenland gehaald werden, maar vooral dat werd gebouwd volgens Nederlandse normen in plaats van Surinaamse. Dure, logge gebouwen waarin veel airco’s moesten draaien, in plaats van een op de tropen afgestemde bouwstijl. De kritiek kwam hem duur te staan: nauwelijks opdrachten, en wat al gedaan was, werd niet uitbetaald. “Alle architecten hadden het moeilijk”, zegt een gepensioneerde aannemer, “maar Architectenbureau Van Ommeren had het éxtra moeilijk.” Op een bepaald moment gingen de zaken zó slecht, dat Van Ommeren zijn spullen moest verkopen en het personeel ontslaan. In een interview uit 1974 vertelt hij dat de overheid hem bewust heeft geprobeerd te treffen. Kort daarna volgt er een gesprek met de nieuwe minister van OWV, NPSminister Achmed Karamat Ali. In de krant staat het heuglijke feit dat de minister Van Ommeren heeft ‘gered’. “Nee, zo was het niet helemaal”, zegt een kennis. “Niet Harold, maar Asha van Ommeren is met Karamat Ali gaan praten. Zij waren heel goed bevriend. De volgende dag had Harold zijn geld al.” Als Asha inderdaad zo goed bevriend was met de minister, zat Van Ommeren mogelijk in een lastig parket als hij een fraude had willen openbaren. Misschien wilde hij voor één keer wél zijn mond houden. Met OWV is het in elk geval nooit meer helemaal goed gekomen. Op de begrafenis van Van Ommeren was een aantal prominente Surinamers aanwezig, onder wie president Johan Ferrier en de ministers Cambridge van Opbouw en Venetiaan van Onderwijs. Maar ondanks de jarenlange relatie met OWV, kwam er niemand van dat ministerie.
Scenario 2: De politiek
Van Ommeren was geen man om de geweldige stuurman aan wal uit te hangen. Hij had dus niet alleen kritiek op de politiek, hij was zelf ook actief. En dat was volgens Vrije Stem mogelijk zijn ondergang. ‘We hebben de indruk dat er via de dood van Harold van Ommeren een smerig stukje NPS-politiek wordt bedreven, waarbij enkele machtsgroepen elkaar proberen uit te schakelen. De prijs voor de winnaar is uiteraard de alleenheerschappij binnen de NPS.’ Dat ‘de NPS’ Van Ommeren vermoord zou hebben, valt nog steeds op Mamjo te lezen. ‘Ze’ zouden hem hebben vergiftigd in Het Park. Hoe waarschijnlijk is dat scenario? Van Ommeren was begin jaren zeventig secretaris van de Nieuwe Volks Partij (NVP) en tevens hoofdredacteur van het NVP-krantje Bigi-bugru. Het uniforme taalgebruik doet vermoeden dat hij het blaadje zelf volschreef. Het geeft hoe dan ook een aardig beeld van Van Ommerens idealen. ‘De bezem die alles schoonveegt is ons simbool [sic] voor de komende verkiezing’, staat in de editie van juli 1973. Een verenigde Hindostaanse partij was even ongewenst als een verenigde Creoolse partij; Van Ommeren wenste een ‘Verenigde Surinamers Partij, met integere Surinamers’, aldus de Bigi-bugru. Hij was zeer kritisch over de grote politieke partijen, die Suriname ‘naar de afgrond van de rechtse dictatuur’ zouden brengen. Hij wilde een herstructurering van de maatschappij, het evenredig verdelen van inkomens, het belastingstelsel herzien. Tamelijk revolutionaire ideeën dus. Voor de verkiezingen van 1973 ging de NVP een samenwerking aan met de Partij van de Arbeid (PvdA) en de pas opgerichte Bosneger Eenheids Partij (BEP). Van Ommeren ontwierp het logo voor de BEP, de rode raaf en werd lijsttrekker van de combinatie, die ervoor koos de naam van de BEP te gebruiken. Maar met alle idealen verloor de BEP-combinatie grandioos de verkiezingen. Grote winnaar was de Nationale Partij-kombinatie (NPK), waarvan de NPS de grootste partij was. Opmerkelijk is dat de naam Van Ommeren in de officiële kieslijsten van 1973 niet terug te vinden is. En in de literatuur worden de PvdA en de NVP niet eens vermeld, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Volkspartij van Ruben Lie Pauw Sam. In 1977 zouden er weer verkiezingen zijn. Werd Van Ommeren werkelijk als bedreiging gezien?
Militaire jongens
Emile Wijntuin, in 1973 voorzitter van de Staten van Suriname zoals de Nationale Assemblee toen heette, kan zich de PvdA en de NVP niet meer herinneren. “Nee, die kleine partijen waren absoluut geen bedreiging voor de gevestigde politiek. Toch waren de grote partijen doodsbang de macht te verliezen en ze gebruikten alle middelen, legaal en illegaal, om potentiële tegenstanders uit te schakelen. Karaktermoord sowieso, maar ik denk dat ze ook tot moord in staat waren.” Lionarons schaart zich echter niet (meer) achter de gedachte dat de NPS iets te maken zou kunnen hebben met de liquidatie. “Dat past niet in de stijl van de NPS. Maar de geruchten gingen in die tijd wel.” Dat de geruchten serieus genomen werden, blijkt ook uit het feit dat het onderzoek naar de dood van Van Ommeren in de militaire periode, de jaren tachtig, weer heropend werd. Met bijzondere aandacht voor de rol van de ‘oude politiek’. “Die jongens [militairen, TW] wilden er inderdaad het fijne van weten”, bevestigt een bron op een hoge post bij Justitie, die ten tijde van de moord werkzaam was bij de recherche. “Ze zijn het dossier komen halen en hebben het helemaal uitgepluisd. Ik meen dat Roy Horb het dossier bij zich had. Ze hebben echter niets kunnen vinden dat er op wees dat de NPS of de politiek betrokken zou zijn geweest bij het vermoorden van de architect.” Gezien de tijdgeest is het meer dan aannemelijk dat als er ook maar iets was dat zou kunnen wijzen richting NPS of de ‘oude’ politiek, dat zeker door de militaire machthebbers onder een vergrootglas gelegd zou zijn. Het was ook in deze periode dat de inmiddels afgezette ex-minister Karamat Ali van OWV alsnog vanwege miljoenenfraude werd veroordeeld tot tweeënhalf jaar gevangenisstraf, een boete van vijftigduizend Surinaamse gulden, vijf jaar ontzetting uit het ambt van minister en tien jaar ontzetting uit het actief kiesrecht. Maar er deed nog een derde hardnekkig gerucht de ronde in de Surinaamse gemeenschap.
Scenario 3: Vrouwen
Harold van Ommeren hield van vrouwen, en vrouwen hielden van hem. Hij had na zijn eerste huwelijk jarenlang een relatie met Joyce Cheung*, een energieke directiesecretaresse. Maar toen kwam Asha Panday in zijn leven. Een beeldschone, gesoigneerde lichtkleurige Hindostaanse, een paar jaar jonger dan Van Ommeren. Ook zij kregen een relatie, hoewel Asha toen nog getrouwd was met een ander. Toen haar echtgenoot achter de verhouding kwam, was de scheiding overigens snel geregeld. Op een bepaald moment waren zowel Joyce als Asha zwanger van Van Ommeren. Beide dames zouden bovendien in dezelfde maand gaan bevallen. Voor Asha Panday, die al twee kinderen had met haar ex-man, zou het een schande betekenen om ongetrouwd een kind te krijgen. Van een Creool nota bene, want we spreken hier over 1970, het tijdperk vóór Wan Pipel. Volgens insiders heeft ze Harold gedwongen met hem te trouwen. “Er was beslist sprake van chantage”, zegt een bekende van de familie. “Harold had geen keuze; met tegenzin stemde hij toe.” Het sobere huwelijk – zelfs Harolds personeel wist van niets – vond in maart 1971 plaats. En in april werden, met een dag ertussen, twee meisjes Van Ommeren geboren. Met Asha kreeg hij korte tijd later nog een dochter. Maar de relatie met Joyce zou volgens sommigen veel prettiger verlopen dan de relatie met zijn wettige vrouw. “Het ging helemaal niet goed in huize Van Ommeren”, vertelt een bron uit de omgeving. “Harold werd zelfs mishandeld door zijn vrouw. Hij heeft daar meer dan eens aangifte van gedaan bij de politie.” Kort voor zijn dood zou Van Ommeren zijn beste vriend verteld hebben dat hij zou gaan scheiden van Asha, om definitief terug te gaan naar Joyce. Wat zou een scheiding betekend hebben voor Asha? Allereerst de schande van twee keer gescheiden te zijn natuurlijk. Mogelijk zou ze er ook financieel op achteruit gaan. Harold van Ommeren had aardig wat opgebouwd aan bezit; een deel van de Heerenstraat en de Wagenwegstraat behoorde aan hem toe, evenals de villa op Boxel.
Opmerkelijk
Volgens een oud-politieman ging al snel na de moord het gerucht rond dat de wettige vrouw van Harold van Ommeren iets met de moord te maken zou hebben. Een zeer kwetsende veronderstelling natuurlijk. Maar er zijn een paar frappante details die irritant blijven knagen. Waarom wachtte Asha van Ommeren, die een medische opleiding had voltooid, urenlang op een ambulance terwijl haar man lag te sterven? Ze was met de auto thuisgekomen, dus waarom niet direct naar het ziekenhuis gereden? Er was een aantal volwassenen in huis om te helpen Harold van Ommeren in de auto te leggen: de tuinman, zijn familie, de nanny. Van Ommeren was een tengere man van ongeveer 1.70 meter. Het zou met drie personen makkelijk gelukt zijn. Naast Asha kon ook de tuinman een auto besturen. De nanny kon thuis blijven met de kinderen. En waarom is geen van de vrienden die op steenworp afstand woonden erbij gehaald? Volgens een van de aanwezigen in Boxel op de avond van de moord, was de reactie van Asha toen ze haar man stervend aantrof ook opmerkelijk. “Ze leek eerder geïrriteerd dan bezorgd.” Een andere bron vertelt dat er strychnine in de woning is aangetroffen. Het zijn niet alleen ordinaire roddels die hinten richting het gezin. Ook de politieman die het dossier kent, zegt met een veelzeggende blik: “Je moet je ook afvragen hoe en vooral wanneer het gif is toegediend. Voor wat wij hebben reconstrueren, is Harold van Ommeren in elk geval niet in Het Park vergiftigd. Je moet het dichter bij huis zoeken, al was het politieonderzoek niet duidelijk tot één bron terug te voeren.” Verder wil hij er niets over kwijt. “Vraag het maar aan de familie. Die weet er meer van.”
Eerbetoon
Het blijft duister wat er met Harold van Ommeren is gebeurd. Papieren zijn verdwenen en de mensen die de waarheid kennen, durven of willen het niet te vertellen. Een voor een zullen ze het verhaal meenemen in hun graf. Het ziet ernaar uit dat de nabestaanden de relatieve rust van ‘weten wat er gebeurd is’ waarschijnlijk nooit zullen krijgen. “Als familie hebben wij tot op de dag van vandaag zelfs nooit van officiële zijde gehoord wat de doodsoorzaak is geweest”, vertelt een naast familielid. Ook Hera van Ommeren, een van Harolds dochters, hoopt nog altijd te ontdekken wat er precies is gebeurd. “Ja, je mag mijn naam gebruiken. Ik wil niet meer zwijgen. Al kan ik je ook niet zoveel vertellen.” Ze spreekt bedachtzaam, elk woord afwegend. Bijna zes was ze, toen ze haar vader zag en hoorde sterven. Zij blijkt de in memoriam-advertentie in de Ware Tijd geplaatst te hebben. “Als eerbetoon”, zegt ze, “maar ook omdat ik hoopte op reacties. Iemand moet weten wie hiervoor verantwoordelijk was. Er werd thuis nooit over gesproken en het is nog steeds een taboe. Maar ik wil niet voorgelogen worden, hoe gruwelijk de waarheid ook is. Niemand heeft het recht mijn leven in te kleuren, dat doe ik zelf wel. Ik wil weten wat er met mijn vader is gebeurd. Uit respect voor Harold en zijn nageslacht moet iemand de moed kunnen opbrengen te praten. De waarheid moet een keer gehoord worden.”