Maître-Metter-Met
Rappa ontleedt op zijn typisch eigen(wijze) manier
bekende en minder bekende woorden
Binnen ons onderwijs wordt een ‘meester’ (een onderwijzer) vaak ‘Maître’ genoemd. Dit niet zo Surinaamse woord werd al gauw vervlakt tot ‘metter’ en ingekort tot ‘met’. Ik heb me altijd afgevraagd hoe dit typisch Franse woord zo ingeburgerd is geraakt in onze samenleving. Sinds vooral Saint-Laurent du Maroni in Frans-Guyana zo uitmuntend geschikt bleek om Franse criminelen, maar vooral ook critici van het bewind in Parijs weg te stoppen, wisten deze refugiés op allerlei manieren te ontvluchten, zelfs van Duivelseiland. Een oversteek van de Marowijne was daarbij vergeleken kinderspel. Velen van hen vluchtten dan vaak met behulp van de Inheemsen via de Wanekreek en kwamen via land of de rivier terecht in Moengo, alwaar zij werk vonden bij de bauxietmaatschappij. Van daaruit trokken velen naar Paramaribo. Omdat het vaak hoog opgeleide krachten betrof die gewoon vanwege hun kritiek op de regering waren verbannen naar de verste uithoek van het Franse rijk, vonden zij al gauw emplooi in Paramaribo. Het Frans was hier toen nog een verplicht vak, dus gaven velen bijlessen, ook in de exacte vakken, aan jongeren. Zo een jongeling hoorde dan thuis: ‘Ronald, je moet straks bijles bij Maître gaan volgen’. Zo vestigden de refugiés hun naam in Paramaribo. Velen van hen trouwden met hun Creoolse concubine of erkenden hun kinderen, vandaar dat er vandaag de dag nog vele typische Franse familienamen in onze samenleving bestaan. Het aantal succesvolle ontvluchtingen van ‘maîtres’ uit het bagno van Saint-Laurent nam zo een omvang aan, dat de autoriteiten in Cayenne vaker officiële brieven naar Paramaribo stuurden met het verzoek deze ontsnapten terug te sturen. De koloniale overheid alhier beantwoordde deze brieven simpelweg niet (een gewoonte die hier nog steeds bestaat) of verklaarde dat zij betrokkenen niet kende. Men zou toch gek zijn om zulke waardevolle krachten uit te leveren? Toen ik anderhalf jaar na mijn eindexamen les kwam geven in de onderbouw van een particuliere middelbare school, ontmoette ik daar vrienden die een paar keer waren blijven zitten en toen in de examenklas zaten. We babbelden wat op het schoolplein en eentje vroeg me: ‘In welke klas ben je?’ Ik zei: ‘In 1a, 1b en 2a ben ik parttime’. Z’n onderkaak zakte, z’n ogen gingen wijdopen. ‘Wat? Dus je bent een metter in de onderbouw. Sang!’ en betrokkene deed een stap achteruit. Daarmee letterlijk en figuurlijk afstand scheppend tussen ons beiden. Ik moest nog even wennen aan mijn rol als Maître.