Jerry Watramama
Een volgeladen pick-up stopt voor een vakantiehuisje te Berlijn. Daarachter komt een Toyota Rav4 aangereden, terwijl twee mannen uit de pick up stappen. “Buiten de stad”, schreeuwt John als hij in de richting van het huisje loopt. Zijn vriendin Jaya vraagt hem roepend of hij gaat helpen bij het uitladen. John gaat echter al helemaal op in de sfeer van de omgeving. Terwijl Jaya, haar vriendin en hun twee andere vrienden de pick-up beginnen uit te laden, loopt John langs het huis en verder naar de kreek achterin. Daar loopt hij blootsvoets het water in, doet zijn ogen dicht en geniet even van de koelte. Hij schrikt wanneer hij geritsel achter zich hoort en ziet Mike in het water naast hem komen staan. “Kom helpen met uitladen en dan gaan we met z’n allen zwemmen, man!” John kijkt nog even naar de kleine visjes die knabbelen aan zijn tenen. Hij knikt Mike instemmend toe en samen lopen ze terug . Na het zwemmen worden de voorbereidingen getroffen om te barbecueën. Terwijl Jaya en haar vriendinnen het vlees klaarleggen, beginnen de jongens onder leiding van Mike het vuur aan te maken onder de barbecue-set. Max komt op het briljante idee om ook een kampvuur aan te maken, zodat zij tijdens het eten er gezellig omheen kunnen zitten. Natuurlijk is John de uitverkorene om hout te gaan sprokkelen. Met een lichte tegenzin gaat hij die in het bos zoeken. “Hou er rekening mee dat het snel donker wordt en er hier geen verlichting is”, wordt hem nog nageroepen door de meisjes. “We willen namelijk niet dat je verdwaalt”, zegt Mike sarcastisch. In het bos loopt John richting de kreek om te kijken of er daar nog stukken hout zijn die hij kan meenemen. Hij vindt nog een paar blokken. Net wanneer hij aanstalten maakt om weg te lopen, hoort hij iets in het water bewegen. Nieuwsgierig loopt hij rustig langs de kreek en schrikt wanneer hij een vrouw ziet baden. Ze zit in het water en gooit rustig het water langs haar rug. John begint in zichzelf een beetje te glimlachen. ‘Laat mij even hiervan genieten’, denkt hij bij zichzelf. Nadat de vrouw haar lichaam heeft bevochtigd, begint zij haar haren te kammen met een goudkleurige kam, terwijl de nacht langzaam zijn intrede doet. John geeft zijn ogen goed de kost en merkt niet eens dat een van de blokken hout langzaam loskomt en op de grond valt. Door de stilte komt het geluid als een donderslag aan. De vrouw draait zich direct om in de richting waar het geluid vandaan kwam. John schrikt en maakt oogcontact met haar. Hij begint langzaam naar achteren te lopen. De vrouw kijkt hem strak aan en glimlacht sinister. John draait zich om en loopt snel weg. Hij ziet niet dat de vrouw zich omdraait en in het water verdwijnt. Letterlijk in het water. De vrienden genieten van de barbecue, terwijl zij grappen maken. De opzichter van het vakantiehuisje is er ook bij gekomen. Hij luistert naar de verschillende grappen. Mike vraagt op een gegeven moment of hij geen oude verhalen of mythen heeft over de plantage. De opzichter denkt even na. “Wat wil je weten.” Mike vraagt of er geen spoken van de slaven hier ronddolen. “Niet dat ik weet”, zegt de opzichter met een lach. “Natuurlijk zullen er mensen zijn die vinden dat ze spoken hebben gehoord of gezien, maar natuurlijk heeft niemand dat ooit kunnen bewijzen. Er was nog een maand geleden een toerist die zei dat hij een watramama had gezien.” “Een wat?” vraagt John geïnteresseerd. “Een watramama, hij beschreef de vrouw als heel mooi en lekker.” De groep begint hard te lachen. “En is het waar?”, vraagt John. De opzichter drinkt een slok van zijn biertje en zegt dat hij misschien iemand de omgeving heeft zien zwemmen en zich kon hebben vergist. “Want wat ik van mijn grootmoeder heb begrepen, is dat niemand echt een watramama heeft gezien en erover heeft kunnen vertellen.” “Waarom?”, vraagt Jaya. “Wel, omdat als je een watramama hebt gezien en zij jou, je niet lang meer te leven hebt.” John voelt een koude rilling, maar gooit dat op een koele bries. De groep eet lekker door en maakt het nog gezellig, tot ze besluiten in de vroege ochtend te gaan slapen. John schrikt badend in zweet wakker. Al twee nachten slaapt hij slecht en wordt hij gekweld door angstaanjagende dromen. In de dromen wordt hij achternagezeten door iets in het donker en schrikt hij steeds wakker wanneer ‘de gedaante’ hem pakt. Hij staat op en op zijn weg naar buiten neemt hij een fles water. Hij neemt een slok en kijkt even naar buiten. Wanneer hij richting het water kijkt, ziet hij iets in de verte glinsteren. Door de duisternis valt het direct op. “Hier is er geen verlichting, dus wat kan het zijn?”, vraagt hij zichzelf af. Zijn nieuwsgierigheid overmeestert hem; hij pakt een shirt en gaat richting het water. Daar aangekomen, kijkt hij van achter een boom waar het licht vandaan komt. Hij ziet de dame van twee dagen eerder weer. Zij is weer bezig haar haren te kammen. De kam geeft door het licht van de maan een glimmend effect. “Dat is wat ik zag”, denkt John bij zichzelf. De vrouw draait zich om en kijkt strak naar John. Hij schrikt even, maar blijft kijken. Ze loopt naar hem toen en komt langzaam het water uit. In het maanlicht kan hij haar welgevormde lichaam zien. Ze blijft hem echter strak aankijken. Met haar rechterhand wenkt ze hem om naar haar toe te komen en met haar linkerhand maakt zij duidelijk dat ze het water in wil. John trekt zijn shirt uit, maar houdt zijn broek aan. Hij loopt naar haar toe en zij pakt zijn hand vast. Ze lopen samen het water in en zij omhelst hem. Ze blijven elkaar echter aankijken. Langzaam gaan ze steeds verder richting het diepe van de kreek. Zij zoent hem en hij zoent haar terug. Plotseling voelt hij geen bodem meer en gaat met de dame in het diepe; hij probeert naar de oppervlakte te komen, maar zij houdt hem stevig vast. Hij snakt naar adem en merkt hoe alles om hem heen zwart wordt. Hij kijkt haar nog even aan en zij kijkt hem nog aan met dezelfde sinistere lach van eerder op de dag. Dan is alles zwart voor John. De autopsie wijst uit dat John door verdrinking om het leven is gekomen. Er waren geen tekenen op het lijk te vinden die duidden op een misdrijf. Hij was een goede zwemmer en had geen alcohol in zijn lichaam. Zijn vrienden gaven aan dat zij niets hadden gehoord toen John even een duik ging nemen in de nacht. Pas in de ochtend hadden zij door dat hij er niet was en vonden ze zijn lichaam aan de zijkant van de kreek. John werd 24.