Een fantastisch 2014!
Schrijver en theatermaakster Karin Lachmising
opereert in het maatschappelijk middenveld als
‘communicatiestrateeg met een filosofische inslag’
Fantasie in het onderwijs, te ambitieus?
Verhalen prikkelen de fantasie, waardoor we gemakkelijker een mening kunnen vormen en oplossingen kunnen bedenken. Waarom maken we dan niet vaker gebruik van onze orale cultuur in het onderwijs?
Ik lees met mijn dochter mee uit het geschiedenisboek van de zesde klas van de lagere school. Ik kan haar het gezucht en de vele poppetjes die ze tijdens het doornemen van de les heeft getekend, niet kwalijk nemen. Net als zij vind ik de les erg saai. Ik probeer een levendig verhaal te vertellen van hoe het nou zat met die geoctrooieerde sociëteit en de Koloniale Staten. Want daarover gaat de les: hoe ons land bestuurd werd ‘van Koloniale Staten tot zelfstandige republiek’. Ik voel samen met haar het ver-van-mijnbedgehalte. Wat nog niet eens zo een ‘verre’ geschiedenis is van ons land, spreekt maar moeilijk tot de verbeelding van onze kinderen. In deze tijd waarin informatie steeds sneller beweegt, is de fantasie van onze kinderen alleen maar moeilijker te prikkelen. Alle initiatieven voor een stimulerende onderwijsomgeving laten ons soms nog verder afdrijven van waar we sporadisch wel eens wat van hebben mogen proeven. Hetzij door projecten zoals ‘Ken je cultuur’, hetzij door initiatieven die de integratie van spel in het onderwijs moesten bevorderen. Ik had in mijn mulojaren juffrouw Smit als geschiedenisleerkracht. Zij was voor ons koning Nebukadnezar. Als machtige heerser van Babylonië liep ze met grote passen door het lokaal. Een waar stuk toneel waarin ze door middel van een denkbeeldig gevolg van keizerlijke adviseurs het Babylonische rijk tot leven bracht. Zij sleepte ons door de opkomst en de ondergang van het eens zo rijke Babylonië. Voerde ons mee naar het rijk van de Achaeminiden. We waanden ons soms strijdbare Arabieren, veroverden Perzië en gingen vervolgens weer ten onder, tot de bel ging. Huiswerk maken was niet meer nodig. Wij hadden immers midden in Paramaribo Nebukadnezar tot leven gebracht. De beeldende vertelkunst van de orale literatuur is een essentieel onderdeel van onze cultuur. Toch wordt het vertellen van verhalen te weinig gebruikt om onze kinderen enthousiast te maken voor een vak. De fantasie die woorden tot leven kan brengen wordt in de kiem gesmoord en tegelijkertijd willen we allemaal heel graag dat onze kinderen op podia debatten kunnen voeren en levendige discussies kunnen aangaan. Fantasie kan je wereld groter maken en heb je nodig om oplossingen te bedenken, schrijft Rita Kohnstamm in haar boek Kleine ontwikkelingspsychologie. We moeten leren beelden te vormen door informatie vanuit verschillende perspectieven te belichten, in plaats van die gegevens fantasieloos te benaderen als facts en figures. Dat maakt het voor kinderen makkelijker om een onderwerp te overdenken en er een mening over te vormen. Misschien lijkt het moeilijk om weer aandacht te vragen voor de levendige vertelkunst, in dit digitale tijdperk waar sociaal contact bestaat uit spelletjes spelen op tablets. Zou er nog ruimte zijn voor een verhaal? Of laten we liever ook thuis die taak liggen en leggen we ons neer bij het digitale gemak, waarbij kinderen zichzelf vermaken met het verwoed vergaren van punten en het steeds beter willen scoren. Inmiddels is het bijna normaal om kinderen van zelfs de kleuterleeftijd geobsedeerd bezig te zien met poppetjes die op en neer over een scherm springen, rennen of schieten. Terwijl wij als volwassenen ondertussen nog even een WhatsApp sturen voor de volgende afspraak, en de nieuwe iPhone vers uit de kerstverpakking op het voedingskabeltje aansluiten om bereikbaar te zijn. Waar zal 2014 ons heen voeren? Technische verhandelingen en kale onverklaarbare zinnen voeren te vaak de boventoon in het lesmateriaal. Een zin als ‘de Indianen bleven heftige aanvallen uitvoeren op de plantages’, of ‘De Nederlanders hadden last van de Engelsen’. Ik vraag me af hoe woorden als ‘heftig’ of ‘last van’ geïnterpreteerd moeten worden. In dezelfde les vind ik slechts de verklaring ‘dit zorgde voor moeilijkheden’. Zelfs juffrouw Smit zou denk ik in de problemen komen wanneer ze ‘lastig’ en ‘heftig’ zou moeten uitbeelden. In verschillende andere landen wordt er voor de geschiedenisles een film vertoond, of iemand uitgenodigd die iets persoonlijks vertelt over wat zijn familie ooit heeft meegemaakt in een bepaalde periode, zoals tijdens de Vietnamoorlog. Dichter bij het heden kan het verhaal van een Syrische vluchteling over het leven in zijn land een brug slaan naar de belevingswereld van onze leerlingen. Zulke lessen worden op school wel gegeven tijdens aardrijkskunde. In persoonlijke korte verhalen wordt verteld over het leven in en het reizen door het Caribisch gebied. Geen statische schema’s over de grootte van het eiland of wat het exporteert, maar een levendig beeld van de mensen die er wonen en wat zij doen. Een lichtpunt in het lesmateriaal dat helaas nog een eenzame plek binnen het totale lesaanbod inneemt. Ondertussen wordt er buiten het onderwijsveld heel wat verteld met beeld. 2013 was op dat gebied geen slecht jaar. Het thema ‘150 jaar vrijheid na de afschaffing van de slavernij’ bood kunstenaars de ruimte om het verleden op een fantasierijke manier in beeld te brengen. Of het nu met dans, film of in woord was, elke kunstvorm gaf weer een nieuwe dimensie aan het verhaal, en daardoor ook meerdere beelden. Hoe groter de diversiteit aan beelden, hoe beter leerlingen in staat zijn om een mening te vormen of discussiepunten vanuit verschillende hoeken te bekijken. De dans- en spokenwordvoorstelling Roots to Crown, die in augustus werd uitgevoerd, bracht ons een stukje geschiedenis in een nieuwe vorm van beweging, gedichten en theater. De verfilming van Cynthia Mc Leods roman Hoe duur was de suiker helpt onze fantasie een beeld te vormen van hoe het leven in Suriname eens is geweest. De hoofdrolspelers Sarit en de slavin Mini-Mini geven ons iets mee van de verveling in wat vroeger de kolonie was. Fantasie krijgt een kans, waardoor tijd en handeling niet slechts kale rijtjes met jaartallen zijn die ons vanaf verfrommeld of vergeeld papier aanstaren. De Koloniale Staten zijn mannen met gezichten geworden. De verhalen van onze voorouders zijn waardevol. We moeten ze vastleggen zodat wij ze in verschillende vormen weer opnieuw kunnen tonen. Het biedt ons een voordeel dat het ‘vrije’ Suriname slechts 150 jaar jong is en dat die geschiedenis daardoor nog levendig verteld kan worden binnen onze eigen families. Zoals ook is beschreven in het in november uitgekomen Nickerieboek, Verhalen van mensen en gebouwen. Hoewel het geschiedenisboek de aankomst van de Hindostaanse immigranten in het depot technisch beschrijft, komen deze zelfde immigranten tot leven door de vertellingen van twee verschillende families. De bouwkundige beschrijving in dit boek over de huizen in Nickerie vertelt ook haar eigen verhaal, waardoor de huizen mij een beetje aan mensen doen denken. Ze bestaan bijna allemaal uit materiaal van verschillende periodes. Ook in vorm combineren ze verschillende bouwstijlen. Verleden en heden tezamen verteld in één huis. Zoals wij zelf. En zoals wij ook met onze vertelkunst tijden met elkaar verbinden. Het zou mooi zijn om de beeldende woorden weer hun welverdiende plek in ons leven terug te geven en te gaan voor een fantasierijk 2014. Dat kan geen kwaad toch, als we bedenken dat we dringend oplossingen nodig hebben voor beter onderwijs?