Cultuur&Zo
Leerrijk wandelen
Het moment kon niet beter gekozen worden om een Monumentenwandelgids Paramaribo op de markt te brengen. Het boekje is verschenen te midden van alle ophef over hoe door de overheid en particulieren wordt omgegaan met onze historische binnenstad, wat onlangs zelfs voor de Unesco reden was om lanti de oren te wassen en te dreigen een streep te halen door de vermelding op de Werelderfgoedlijst. Dat Vaco architect Philip Dikland de gids heeft laten samenstellen, is niet zo verwonderlijk. Dikland bekommert zich al ruim dertig jaar in ons land om de monumenten en heeft tal van historische gebouwen in de oude glorie hersteld. Als geen ander weet hij van de meeste monumenten in stad en land de kleinste details te vertellen. Daarnaast is hij verbonden aan Commissie Monumentenzorg, een soort werkarm van de overheid die is belast met het beheer van het nationale monumentenbestand. Overigens houdt hij niet alleen van oude gebouwen, ook de moderne architectuur gaat hij niet uit de weg. Zo zijn het Parsascokantoor aan de Henck Arronstraat en de opgekalefaterde vestiging van Kirpalani aan de Maagdenstraat het resultaat van zijn creativiteit. De wandelgids gaat uiteraard over al die prachtige, unieke historische gebouwen. Dikland heeft een vijf kilometer lange route uitgestippeld die de lezer-wandelaar langs veertig panden voert. Uiteraard noemt hij talloze historische en architectonische wetenswaardigheden en is het geheel voorzien van gedetailleerde foto’s, en wordt uitgebreid ingegaan op de ontstaansgeschiedenis en de ontwikkeling van Paramaribo. Wist u bijvoorbeeld dat in 1750 de stad in het midden van de huidige Domineestraat eindigde? En dat het Vaillantsplein is ontstaan na de stadsbrand van 1821: als een open ruimte om brandoverslag bij toekomstige branden te voorkomen? Daar wordt tegenwoordig geen rekening meer mee gehouden, zo waarschuwen deskundigen al decennialang. De 96 pagina’s tellende gids is vooral bedoeld voor toeristen, daarom zijn de teksten ook in het Engels opgenomen. Maar het is ook raadzaam dat de inwoners van Suriname zelf eens een paar uurtjes uittrekken om de schoonheid en waarde van hun eigen hoofdstad te ontdekken. Zeker zolang het nog kan, want met het huidige rommelige beleid en de lakse houding van de overheid, is de kans groot dat een volgende generatie het moet doen met een binnenstad waar de historische monumenten zijn vervangen door grauwe lelijke betonnen bouwsels en lopen we het risico dat ons land een belangrijke toeristische trekpleister kwijt raakt, evenals de vermelding op de Werelderfgoedlijst. Eigenlijk zou een wandeling aan de hand van de gids verplichte kost moeten worden voor onze beleidsmakers, Assembleeleden en ministers incluis. Zodat ze weten wat er op het spel staat als zij verkeerde, of helemaal geen beslissingen nemen.
Nostalgie in tien delen
Wie is er niet mee opgegroeid? De boekjes van Wij en de wereld waren in de jaren vijftig, zestig en zeventig van de vorige eeuw verplichte kost op lagere scholen. Trouwens, ook in de decennia daarna werd er in de klassen nog veel gebruik van gemaakt. De leerlingen van toen bladeren nu nog steeds maar al te graag met hun (klein)kinderen door de bijzondere leerboekjes, samengesteld door Anne de Vries (1904-1964). Bij VACO kwamen ze op het briljante idee om een herdruk op de markt te brengen, tien delen verpakt in een keurige cassette. Dat juist Vaco dat doet, is niet zo verwonderlijk. Wij en de wereld was in 1952 een van de eerste uitgaven die boek- en schoolboekhandel Varekamp & Co op de markt bracht. Die was kort daarvoor opgericht door de twee broers Varekamp, die uit het Indonesische Medan afkomstig waren. In 1975 verkochten zij het bedrijf aan Interfund en werd de naam gewijzigd in Vaco. Tot zover een stukje bedrijfshistorie. Terug naar Wij en de wereld en Anne de Vries. Hij was niet zomaar iemand: in Nederland gold hij als een van de meest succesvolle schrijvers van zijn tijd, vooral voor wat betreft jeugd- en streekromans. Hij was daarnaast verreweg de meest productieve schrijver. In duizelingwekkend tempo kwamen met schijnbaar speels gemak soms wel zes boeken per jaar van hem op de markt. De Vries werd slechts zestig, er zullen echter maar weinig schrijvers zijn die zo’n omvangrijk oeuvre hebben achtergelaten of nog zullen achterlaten. Voor ‘schrijvers van formaat’ van de 21ste eeuw is het al een hele opgave om jaarlijks of tweejaarlijks een boek te voltooien. De Vries was verknocht aan zijn geboorteprovincie Drenthe, waar hij in the middle of nowhere, op een afgelegen boerderij, opgroeide. Later verhuisde hij naar Zeist in de provincie Utrecht, om als schoolmeester bij een blindeninstituut te werken. Maar de heimwee naar Drenthe knaagde aan hem, gevoelens die hij van zich af schreef. Zo ontstond in 1935 zijn meest bekende jeugdboek Bartje, dat nu nog steeds als een absolute klassieker geldt. In 1972 verscheen er een gelijknamige televisieserie, die Bartje helemaal onsterfelijk maakte. Vandaag de dag is de boerenjongen het symbool van de provincie Drenthe, die de bijnaam ‘Land van Bartje’ draagt. Een andere jeugdroman van De Vries, Reis door de nacht, was voor tienduizenden scholieren verplichte leeskost op de boekenlijst. Het werk was grotendeels gebaseerd op zijn eigen ervaringen in de Tweede Wereldoorlog. Maar niet alleen streek- en jeugdromans, ook veel leerboeken voor lagere en middelbare scholen werden door hem geschreven. En niet te vergeten de enorme stapel Bijbelverhalen die hij heeft nagelaten. De Vries was van strengchristelijke huize, gereformeerd om precies te zijn. Zelf beperkte hij zich in zijn denken niet tot wat in de oerconservatieve kerk van gelovigen werd verwacht, maar hij hield er uit commercieel oogpunt wel degelijk rekening mee. Zo schreef hij zijn schoolboekjes voor het openbaar onderwijs onder pseudoniem (zoals A. Nassau, A. van de Heide, H. Mast en Daan Deken), omdat het anders binnen het christelijk onderwijs zijn baan zou hebben gekost. Religieuze verdraagzaamheid was ook toen al een gevoelig punt in Nederland. Het schrijven van boeken voor scholen bracht hem begin jaren vijftig met zijn vrouw en vijf kinderen naar Suriname. Hij had het verzoek gekregen om leesmethodes op te zetten voor de lagere school. Voor de laagste klassen resulteerde dat in Ons eigen leesboek (bij veel mensen beter bekend als Loes en mama), voor de hogere klassen in Wij en de wereld. Die tien leesboeken bevatten een bloemlezing. Om die samen te kunnen stellen, schreef De Vries in 1952 een prijsvraag uit, die ertoe leidden dat zo’n zestig Surinaamse leerkrachten en andere schrijvers teksten instuurden. Die vulde hij aan met fragmenten uit zijn eigen kinderboeken en andere verhalen. Wij en de wereld werd uiteindelijk een populaire serie, die er mede toe heeft bijgedragen dat leerlingen op Surinaamse scholen met plezier het lezen onder de knie kregen. Maar ook andere boekjes van zijn hand zullen de oudere Surinamers nog bekend in de oren klinken, zoals de prachtige serie Jaap en Gerdientje. Over de Surinaamse periode van De Vries was tot enkele jaren geleden niet zo bijster veel bekend. Totdat in 2010 van de hand van zijn zoon Een zondagskind. Biografie van mijn vader verscheen. In een hoofdstuk wordt De Vries beschreven als een hardwerkende, serieuze man, die tegelijkertijd genoot van ons land en zijn bewoners, waar hij gemakkelijk mee overweg kon. Kort na zijn verblijf in Suriname schreef Anne de Vries ook nog onder meer Dagoe, de kleine bosneger (1954), Het kleine negermeisje (1957) en de jeugdtrilogie Kinderen van het oerwoud over het Inheemse jongetje Panokko (verschenen tussen 1955 en 1957), dat in de jaren zestig zelfs in het Deens werd vertaald. Werken die veel Surinamers onbekend in de oren klinken, dus wellicht een goed idee dat VACO die ook eens via een herdruk opnieuw onder de aandacht brengt. Maar met de tiendelige Wij en de wereld-serie zijn we voorlopig ook tevreden. Voor 170 srd kunt u uw kinderjaren herleven of uw (klein)kinderen ongetwijfeld een plezier doen. Een koopje voor wie zijn nostalgische gevoelens wil bevredigen.