Baby Jaleesa is misbruikt!
” Juliettes mobieltje ging over; het was Juliettes baas. Morgen moest ze het jaarverslag afmaken; ze had huiswerk vanavond.
“Mammie, vandaag zag ik Leendert sluipen om die wagen van pappie Willem, hij had Jaleesa net van de crèche gehaald. Oma was bezig kleren te hangen. Dan opeens begon Leendert te schelden tegen pappie Willem. Eén kos-kosi daar; bijna hebben ze gevochten. Is oma is ze komen weghalen.” “Wat een gedoe! Als het zo doorgaat, ga ik Leendert wegsturen. Helene, blijf uit zijn buurt.” “Ja mammie.”
Toen Juliette die namiddag thuiskwam, riep haar moeder haar. “Mi gudu, er is iets met baby Jaleesa in de crèche gebeurd. Ik heb haar in haar bedje gelegd. Volgens mij heeft ze daar ogri ay gehad. Ze was zo wrevelig. En ik heb Leendert maar weggestuurd. Hij en Willem hebben weer ruzie gemaakt, en die Leendert werd verschrikkelijk driftig en begon toen heftig te stotteren.” “Wat is er toch tussen die twee? Helena vertelde me ook hierover.” “Ik weet het niet. Willem wil me ook niet veel vertellen. Hij zegt alleen maar: die jongen moet niet in m’n buurt komen; steeds loert hij wat ik doe. Hij wil me zeker beroven.” “Ik vind dit maar vervelend”, zei Juliette. “Leendert ken ik van kleins af. Inderdaad is hij een driftig type, maar verder is hij zo eerlijk als goud. Dat hij Willem zou willen beroven, nee, dat geloof ik niet. Maar ja, het staat niet op je voorhoofd geschreven met wat voor gedachten je rondloopt. Sang, je bent gedrest!” zei ze tegen haar moeder, het gesprek over een andere boeg gooiend. “Ja meisje, Willem komt me zo halen, we gaan wat rijden.” “Baya, geniet ze.”
Nadat oma weg was, ging Juliette naar haar baby kijken; inderdaad, het kind lag onrustig te draaien. ‘Misschien heeft ze een plasje gedaan en wil ze verschoond worden’, dacht Juliette en ze haalde de pamper weg. Het kindje begon meteen te huilen. ‘Wat is er met dat kind, waarom huilt ze zo opeens, wacht even, hier bij haar toennie, wat is dat? Rode vlekken? Bloed? Nee toch, nee toch, mijn hemel, mijn God, kijk iets hier, welke viezerik heeft dit gedaan. Nee. Nee!!!’ Juliette begon te gillen, de buurvrouw hoorde dat en kwam erbij. “Wat is er, waarom gil je?” Juliette wees haar. “Meisje, ga meteen, met die pamper en al, terug naar de crèche. Ga ze wijzen, dit kan niet. Iemand heeft dat kind misbruikt, je ziet het duidelijk. Ik let wel even op Helene.”
Bij de oppas kreeg Juliette te horen dat er niets aan de hand was met Jaleesa toen ze in de voormiddag was afgehaald. “Nou, kijkt u hier! Hoe komt dit dan?” “Mijn gunst! Dat weten we niet. U moet meteen met haar naar de dokter.” “Ja, dat zal ik zeker doen, dit kan toch niet!” “Mevrouw, was u thuis toen baby Jaleesa thuisgebracht werd?” “Wat? Mijn moeder vangt het kind ’s middags op. Wilt u de schuld op haar afschuiven?” “Maar u beschuldigt ons. En mevrouw, schreeuwt u niet zo tegen ons.” “Dat ding is hier gebeurd. Ik ga ook naar de politie, wacht maar. Ik heb m’n relaties daar.” De dokter onderzocht de baby en verklaarde: ”Ja, er is slijm in de vagina, en ja, er is sprake van penetratie, niet volledig, maar wel gedeeltelijk.”
Niet lang daarna kwamen twee agenten en een meerdere bij de crèche. De leidsters zouden net sluiten voor de dag. Onbehouwen stelden de wetsdienaren enkele vragen. “Wie hadden vandaag dienst? Ja? U? Meekomen. Nee, houdt uw mond! Wie nog meer? U ook? Meekomen. En u ook? Mooi zo. Alle drie. Stil mang, vrouw! Sla ze in de boeien. Deze smeerlapperij moet nou eens ophouden. Nee, niets mee te maken! Meneer, hoor’ie bek, no bemoei, al is het uw verloofde. Anders sla ik u ook in de boeien.”
De drie medewerksters werden de hele avond en nacht verhoord en moesten in de politiecel overnachten. De hele samenleving was in rep en roer, want voor je het dacht, waren de namen en foto’s van de drie leidsters verspreid via Fesibook en Flitter. Maar hoe konden de vrouwen de penetratie hebben verricht? “Met hun vinger”, merkte zo een wijsneus-beambte op. “En stoten vingers daarbij dan prostaatvocht uit?”, vroeg de advocaat van de crèche-leidsters, meester Schaarman. Daar wist die sabi sobeambte geen antwoord op. Een voor een werden de leidsters de volgende ochtend vrijgelaten. Hun collega-leidsters waren in sitdownactie gegaan en wachtten buiten het politiebureau hun onschuldig opgebrachte collega’s op. Geen excuus, geen officieel pardon van ‘onze beste kameraden’.
Oma werd thuis verhoord; Leendert kwam in beeld. Die werd meteen opgehaald en aan een kruisverhoor onderworpen. Toen bleek dat hij al eerder met de politie in aanraking was gekomen, kreeg hij het zwaar te verduren. In de politiecel zag hij kans met een scherp voorwerp z’n polsen door te snijden. Bijna bloedde hij dood. Hij werd onder bewaking in het ziekenhuis opgenomen.
Ook pappie Willem legde bezwarende verklaringen tegen Leendert af en toen een vrouwelijke agent de kleine Helena al spelenderwijs hierover vroeg, zei het kind dat Leendert en pappie Willem een paar keer bijna gevochten hadden. “Maar Leendert is lief voor alle plantjes en praat zo mooi over bloemen en vruchten als ik met hem in de tuin ben.” “Raakt hij je dan aan?” “Nee mevrouw, nooit. Maar pappie Willem wel als we spelletjes spelen.” “Welk spelletje spelen jullie vaak?” “Blindemannetje, mevrouw.” “Ow, wat leuk. En hoe gaat dat spelletje?” “Pappie Willem bindt een doek over m’n ogen dan zet hij lekkers in m’n mond, dan moet ik raden wat het is.” “En wat heb je zoal geraden?” “Een stukje manja, een stuk papaja, een gommakoekje, een stuk bojo, maar vaak is het een soort augurk.” De argwaan van de agente was meteen gewekt. “En was die augurk zuur?” “Nee, het had geen smaak.” “En mocht je er een stukje vanaf bijten?” “Nee, dat mocht niet. Ik mocht alleen eraan zuigen, net als een lolliepop. Maar het gaf geen zoetigheid.” “Waar was je oma?” “Bij de overbuurvrouw, tori gaan praten. Vaak is ze daar.” “En wat gebeurt er dan?” “Die ene keer hoorde ik Leendert in de keuken komen, toen ging die augurk direct weg uit m’n mond en begonnen hij en pappie Willem ruzie te maken. Toen haalde ik mijn oogdoek weg. Ik zag Leendert boos weglopen.” “En andere keren als pappie Willem met die augurk met je speelde?” “Wel, dan ging die zachtjes in en uit m’n mond, maar dan gebeurde er iets geks.” “Wat dan?” “Er kwam opeens iets uit die augurk; pappie Willem zei dat het die vulling ervan was. Het was warm en plakkerig en had een rare geur. Dan veegde hij m’n mond met een lapje en dan kreeg ik een lekker taartje.”
De dag daarop ging die agente op eigen houtje Leendert in het ziekenhuis verhoren. Hakkelend en stotterend vertelde die wat hij die dag in de keuken gezien had en wat hij pappie Willem die andere dag in de auto met baby Jaleesa had zien doen: hij had haar pamper uitgedaan en haar op zijn schoot op en neer bewogen, alsof hij met haar speelde. Maar z’n gulp stond open. Zo had Leendert jaren terug zijn oom ook betrapt en daarna mishandeld. De agente wist niet wat ze hoorde. Ze belde Juliette op haar mobiel en vroeg haar met spoed te komen. Gelukkig woonde ze niet ver van het ziekenhuis; ze was er binnen vijf minuten en kreeg het hele verhaal te horen. Ze werd er bijna gek van. Het enige wat ze kon uitbrengen was: “A kawr… sak… sak… beest. M’o kier’ing.” “N-N-Nee me..me…mev…v…v…vrouw Ju-Ju-Julliette, jo k-k-kot s-s-st-str-strafoe.” “Leendert heeft gelijk. Je zult de gevangenis ingaan. Denk aan je twee kinderen.” “Maar dan wat moet ik doen? Willem heeft valuta en zoveel relaties, ook bij justitie en politie. Straks weet een gewiekste advocaat hem met een hoop juridisch gefrommel vrij te pleiten of laat een corrupte cipier hem via het toilet van het ziekenhuis ontsnappen.” De agente zei:”Ik ben ook moeder; aan het werk krijg ik heel vaak met dit soort gevallen te maken. En soms lijkt het er inderdaad op dat deze smeerlappen hun straf ontlopen.” “Dan komt hij zo straks m’n moeder halen om uit te gaan. Ze wacht op me, die kinderen zijn anders alleen. “Als ik hem zie…, dan weet ik wat ik hem doe, ja…, die morserij gaat hij dan niet meer kunnen uithalen. Maar jullie…?” “Luister, zo meteen stuur ik die agent op de gang weg om iets voor me op het Bureau te halen. Ga dan snel en kom meteen terug. Weet wat je doet. Ik blijf hier en we zullen verklaren dat je al die tijd met ons was, toch Leendert?” “Z-z-zeer zeker be-be-beambte.”