Nederland worstelt met multiculti
Eerder heb ik erover geschreven dat Suriname beter met de multiculturele maatschappij lijkt om te gaan dan Nederland. De Surinaamse diversiteit heb ik een unique selling point genoemd in deze tijd van global economy. Of het nu gaat om een Indiër, een Afrikaan, een Chinees of een Europeaan: ze zullen zich allemaal thuis voelen in Suriname en zich ook herkennen in het veelkleurige culturele kleurenpalet.
Anders is het in Nederland. Dit land worstelt met haar identiteit na veertig jaar massa-immigratie. Via Bolkestein, Fortuyn en Verdonk is men uiteindelijk bij Wilders uitgekomen als de man die politiek bedrijft met de onderbuikgevoelens over immigratie. De ene keer gaat het bij Wilders over moslims, dan weer over Marokkanen. Hoe groot zijn aanhang precies is valt moeilijk in te schatten, maar er is een behoorlijke groep die niets moet hebben van al dat multiculturele gedoe. Ze verlangen terug naar het Holland van de spruitjesgeur en ze vinden dat zwarte Piet vooral zwart moet blijven.
Weinig mensen lijken zich te realiseren, dat Nederland al vier eeuwen ervaring heeft met de multiculturele samenleving. Voor de Tweede Wereldoorlog bestond de bevolking van het Koninkrijk der Nederlanden voor het overgrote deel uit moslims, maar die woonden vooral in het verre Indonesië, toen nog ‘Nederlandsch-Indië’ geheten. In dat koloniale imperium bestond vrijheid van godsdienst, maar er was een politiek systeem gebaseerd op uitbuiting en onderdrukking. Etnische groepen leefden langs elkaar heen.
Ooit ben ik gestuit op een brievenbundel van de Indonesische nationalist Sutan Sjahrir (1909-1966), de eerste premier van Indonesië. In de jaren dertig van de vorige eeuw, toen hij die brieven schreef, werd Sjahrir nog in ballingschap gehouden door het koloniale regime. Sjahrir was een genuanceerd denker. In zijn bespiegelingen vroeg hij zich af, hoe het mogelijk was dat de Hollanders eeuwenlang zo’n immens rijk bijeen hebben gehouden zonder ooit een visie op cultuurbeleid te ontwikkelen.
De sociaaldemocraat Sjahrir zag een modern cultuurbeleid gericht op de inheemse volkeren als een eerste stap in de richting van een zelfstandig en uiteindelijk onafhankelijk Indonesië. De Indonesische cultuur in al haar facetten moest veel meer deel uitmaken van het onderwijs en alle andere onderdelen van het beleid. In zijn brieven schrijft hij, vol ergernis, dat de meeste Nederlanders in de tropen cultureel gesproken niet veel verder kwamen dan Sinterklaas vieren in december, koekhappen op Koninginnedag en schuine moppen vertellen op recepties.
De ironie van het lot wil dat de multiculturele maatschappij die ten onder leek te zijn gegaan met het koloniale imperium, met een omweg Nederland weer is binnengekomen via de immigratie. Over oplossingen voor de spanningen die dit oplevert wordt veel gedebatteerd, maar de meningen verschillen hemelsbreed. Ergens blijft de opmerking van Sjahrir bij mij toch hangen. Ontbreekt het in Nederland misschien nog steeds aan een cultuurbeleid, dat rekening houdt met diversiteit?