Eigenzinnig guesthouse
Boetiekhotel aan de Costerstraat
Een man en zijn passie
Geert van Kalken, beter bekend als Yayo, is het levende bewijs voor de stelling dat twaalf ambachten niet onherroepelijk tot dertien ongelukken hoeven te leiden. Integendeel. Zijn grote passie is de traditionele houtbouw.
We stellen u voor aan een man en zijn passie. Geert van Kalken, beter bekend als Yayo, is het levende bewijs voor de stelling dat twaalf ambachten niet onherroepelijk tot dertien ongelukken hoeven te leiden. Integendeel. Zijn passie, zijn grote passie is de traditionele houtbouw. Die passie kan resulteren in een huis voor de burgermeester van Saint Laurent, een restaurant in de vorm van een boot aan de oever van de Marowijne of een boetiekhotel aan de Costerstraat nummer 70 in Paramaribo. Allereerst de man. Yayo begint zijn carrière als student in de niet-westerse sociologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij komt vrijwel onmiddellijk in contact met de kraakbeweging. We schrijven begin jaren tachtig. Hij knapt een kraakhuis op, herstelt oude meubels die hij langs de straat vindt en verkoopt de gerestaureerde huisraad. Prima leventje dat zeker, maar van zijn studie komt niet veel terecht. In 1981 ziet hij zich dan ook genoodzaakt hals over kop uit Nederland te vertrekken, als hij vanwege tegenvallende studieresultaten wordt opgeroepen voor militaire dienst. Hij vertrekt met benastemming Zuid-Amerika. Daar verdient hij zijn kostje achtereenvolgens als cementsjouwer, sieradenmaker, leerbewerker en leraar vreemde talen. In Brazilië leert hij gedurende twee jaar de fijne kneepjes van de traditionele scheepsbouw. Uiteindelijk komt hij als lid van een commune, na tal van omzwervingen en omzeilingen aan boord van een schoener, ongewild terecht in Frans-Guyana na een hevige storm. De groep meert aan op het strand van de Marowijne. De boot is in een niet al te beste conditie en dat betekent helaas het einde van de vaart. Maar daarom niet getreurd, na ingrijpende herstelwerkzaamheden gaat de schoener een tweede leven in als restaurant onder de naam La Goélette. Een restaurant draaien is niet echt een passie van Yayo. Dus bouwt hij een huis voor de burgermeester van Saint Laurent en steekt heel wat vakkennis op tijdens de samenwerking met echte vaklui uit Frankrijk, de ‘compagnon de France’, een soort gilde. In Frankrijk krijgen timmerlieden een gedegen opleiding van zeker tien jaar om alle kneepjes van het timmervak te leren. In zijn ‘Franse periode’ bezoekt Yayo regelmatig ons land en om eerlijk te zijn, hij vindt het bij ons veel gezelliger. Op een mooie dag in het jaar 2004 rijdt hij door de Costerstraat en valt zijn oog op een terrein compleet met bouwval en bordje ‘te koop’. ‘Waarom niet?’, denkt Yayo en hij koopt in goed overleg met zijn echtgenote het stuk terrein inclusief bouwval. Hij droomt zich samen met haar op die plek een gastenverblijf. Het plan omvat geen betonnen kolos, met 140 kamers, maar een houten gebouw van drie etages met veertien gastverblijven, waarvan sommige geschikt voor een gezin met kinderen en weer andere voor een echtpaar zonder kinderen. Om die droom werkelijkheid te laten worden, maakt hij tekeningen. Yayo weet dat hij geen architect is en geen studie bouwkunde achter de rug heeft. Hij neemt voor de zekerheid bij de berekening van de afmetingen een veilige marge in acht. Dat worden dus extra dikke pilaren en extra stevige balken. Hij dient de tekeningen in bij de bevoegde instantie en krijgt na twee jaar toestemming om te bouwen. In 2006, de verbouwing is ondertussen al in volle gang, komt zijn gezin over uit Frans-Guyana. Al snel komen ze er samen achter dat het niet eenvoudig is met een gezin te wonen en te leven in een pand in aanbouw. Gelukkig staat er iets verder aan de overkant een pand te huur, geschikt om, na een stevige opknapbeurt van ruim een jaar, een guesthouse te beginnen. Komt goed uit, want dan kunnen ze vast wat oefenen met het ontvangen van gasten. Ondertussen wordt er verder gewerkt aan de bouw van de Costerstraat nummer 70. Yayo krijgt een loods te leen op Geyersvlijt en bouwt daar grote delen van het huis. Hij bouwt en bouwt gedurende tien jaar en als hij klaar is, of bijna klaar, zegt men, ‘kijk nou eens, dat is een boetiekhotel’.
Eigenzinnig
Wat is een boetiekhotel? Een boetiekhotel is, citaat: ‘een hotel dat een luxueuze, eigenzinnige, maar ook intieme sfeer heeft en vaak niet behoort tot een hotelketen. Boetiekhotels worden gekenmerkt door een eigen, persoonlijke stijl’. Tot zover, met dank aan Wikipedia. Waarom is dit hotel aan de Costerstraat een boetiekhotel? Laten we beginnen met de term ‘eigenzinnig’ nader uit te werken. Het hele gebouw is opgetrokken in hout en steunt op houten pilaren. Van het originele pand zijn weliswaar vier muren overeind blijven staan, maar die dienen niet als draagmuren. Nog niets eigenzinnigs zult u misschien zeggen. Dat komt, dat komt. De ouderwetse luiken met beweegbare schoepen zijn van hout, de deuren zijn van hout, de meubels zijn van hout, van bed tot tafel tot stoel tot bureau, alles zelf vervaardigd door de man met de gouden handen en zijn medewerkers, stuk voor stuk vakmensen. En dan de vloeren, die zijn uiteraard ook van hout. Misschien nog niet zo heel eigenzinnig, maar nu komt het. Aan de bouw komt geen spijker te pas, alle verbindingen zijn van hout. Daar waar een andere aannemer bruusk een spijker in het hout timmert, maakt deze man gebruik van een ouderwetse pen-en-gatverbinding. Terug naar Wikipedia voor wat achtergrondinformatie, zodat u van dit artikel ook nog wat opsteekt. ‘De penen- gatverbinding is een houtverbinding waarbij twee houten onderdelen door middel van een pen en een gat met elkaar verbonden worden. In het ene deel wordt een rechthoekige pen gemaakt, in het andere onderdeel wordt een rechthoekig gat gehakt met dezelfde afmetingen.’ Maar we zijn nog niet klaar wat die eigenzinnigheid aangaat. We moeten het dak nog behandelen. Dat dak is namelijk ook van hout, walabahout om precies te zijn. Van dat hout zijn shingles gemaakt. Dat proces kunnen we als volgt beschrijven: men kapt de walababoom en zaagt de boom in de lengte in stukken van ongeveer vijftig centimeter. De stukken kapt men taartpuntsgewijs in dunne plakken van ongeveer een centimeter dikte, shingles genaamd. Die shingles rangschikt men zorgvuldig drie dik over elkaar op het dak. Walabahout is sterk en duurzaam en bevat een olieachtige substantie. Vanwege die kwaliteiten is het hout bijzonder geschikt voor het maken van shingles. Een ander belangrijk voordeel is ook dat de shingles isoleren, zowel warmte als geluid. Bovendien vatten ze pas vlam na ongeveer drie kwartier en zijn ze dus goedgekeurd door de brandverzekering. Tussen haakjes, de shingles zijn zeer gewild in de Verenigde Staten en onze buren in Guyana zijn dan ook druk bezig de export van shingles naar Amerika te bevorderen. Zij wel.
Sfeer
Nou, wat eigenzinnigheid betreft lijkt de zaak wel voldoende onderbouwd. Een volgend kenmerk van een boetiekhotel is luxe. Komt dit hotel in aanmerking voor het predicaat luxueus? Een airco zult u op geen van de kamers aantreffen, maar dat is ook niet nodig. Elke kamer beschikt over een ventilator en mede dankzij de shingles is het overal in het gebouw aangenaam van temperatuur. Nog even geduld en het zwembad is klaar. De bouw van het zwembad was tijdelijk stilgelegd, toen bleek dat er een aparte vergunning vereist is voor de aanleg. Nu die vergunning er is, kan het zwembad worden voltooid en in gebruik genomen. Ook de buitenkeuken en de bar zijn in de afrondende fase. Van de luxe over naar de intieme sfeer. Dat is een wat lastiger onderwerp. Met sfeer weet je het maar nooit. Dus verwijzen we u ten aanzien van dit aspect naar de foto’s. Die beelden geven u een indruk van het hotel en zo kunt u zelf beoordelen of u zich hier op uw gemak zou voelen. Het gebouw is vervaardigd door een vakman, zoveel is wel duidelijk, een man zoals gezegd met een grote passie voor traditionele houtbouw. Een man ook met een doel. Dat doel is niet zozeer een etablissement exploiteren, maar wel iets moois neerzetten, bouwen, met hout bezig zijn, timmeren. Tien jaar tekenen en timmeren, tien jaar passen en meten, maar nu staat er dan ook een gebouw dat volgens Yayo de komende vierhonderd jaar meekan. De ‘buurman’ aan de overkant op nummer 69, geven we geen vierhonderd jaar meer. Het monumentale pand staat, I love Su, weerloos te verrotten. Yayo houdt zijn hart vast voor de dag dat het pand bezwijkt en de eigenaar zijn verschrikkelijke wil zal doen met het terrein; een stalen magazijn optrekken bijvoorbeeld, vrachtwagens die laden en lossen, af en aan rijden door de smalle straat. Overigens, ‘bootrestaurant’ La Goélette in Frans-Guyana is er nog steeds. De eetgelegenheid loopt fantastisch en Yayo ziet de inkomsten van dat restaurant als een verzekering voor zijn ‘oude dag’, als die er ooit mocht komen. Sommige mensen kennen geen oude dagen, ze lijken de eeuwige jeugd te bezitten. Voor Yayo is de klus hinnenkort geklaard, over en uit. Het doel is bereikt. Hij heeft zijn droom verwezenlijkt en neemt een verdiende pauze. Tijd voor een ander doel. En dat doel wordt ongetwijfeld binnenkort geformuleerd.