En ik dan?
Ik wil graag reageren op het artikel ‘Te dik? Nou en?’ in Parbode van maart 2014. Dit probleem is duidelijk alleen bekeken vanuit de mens met overgewicht. Het was een hele geruststelling om te lezen dat men zich wel van de nadelige gevolgen bewust was: lichamelijke kwalen, kortademigheid, mensen die je met de nek aankijken, kleding die niet meer past, enzovoorts. Dat werd echter direct daarna afgezwakt met de vraag: ‘Waar ligt de meetlat? Wanneer mag men spreken van overgewicht?’ Ik kan er in meekomen dat de scheidslijn tussen gewoon volslank en echt dik duidelijk moet zijn. Maar vervolgens werd het fenomeen ‘overgewicht’ van de minder zwaarwegende kant bekeken. Er werd gezegd dat de ‘dikkerds’ er niet wakker van liggen. Ze voelen zich happy met hun over gewicht; het vrijen loopt gesmeerd, zichzelf schoonhouden tussen al die vetplooien gaf geen problemen en een man vinden was ook geen struikelblok. Het dik-zijn werd zelfs gestimuleerd in een lied van Scrappy W. Maar ik wil ook de keerzijde van de medaille belichten: mensen met overgewicht kunnen een last voor hun omgeving worden. Een paar voorbeelden: – In een vliegtuig werd de plaats naast mij bezet door een zeer dikke dame. Het eerste wat ze deed, was de armleuning tussen de twee stoelen omhoog doen, zodat ze meer zitruimte had. Deze dame bezette doodleuk anderhalve zitplaats, zonder zelfs maar in de gaten te hebben dat degene naast haar krap moest zitten op een halve stoel. – Op de achterste bank van de bus zaten drie mensen. Omdat de bus bleef volstromen, riep de chauffeur dat de achterste bank bezet diende te worden door vier mensen, waarop een dikke vrouw zei: ‘Nanga mi bigi skin kan dat niet, chef’. De dame vond dat er rekening met haar gezetheid moest worden gehouden, terwijl ze slechts betaalde voor één plek. – Ik hielp als vrijwilliger mensen verplegen. Het gemopper van de verpleegsters was continu: ‘No, mij niet gezien, mi n’e til a fat vrouw, mi o broko mi baka’ Denk ook aan het ambulancepersoneel, wanneer ze een zwaar persoon op een brancard moeten tillen. Dikke mensen staan er niet bij stil dat het een groot probleem wordt als ze hulp nodig hebben. – Op een feestje waren er niet genoeg plastic stoelen. Verscheidene dikke mensen zaten namelijk op twee over elkaar gezette stoelen. Het kwam niet in ze op om een stoel af te staan. Hun denkwijze was: ‘Ik ben zwaar, dus heb ik twee stoelen nodig’. Een variant van dit stoelenprobleem hoorde ook een keer: ‘Als die op visite komt, maakt ze met haar gewicht alle stoelen kapot. Dus meisje, nodig haar niet uit!’ Dit is slechts een greep uit de vele voorbeelden van overgewicht als een last voor de omgeving. Het ergste is dat de dames en de heren met overgewicht ervan uitgaan dat men rekening met hen moet houden. Natuurlijk wordt er rekening met deze mensen gehouden, maar het is hun houding die mij zorgen baart. Niet van ‘sorry, ik zal proberen om af te vallen, zodat mijn omgeving er geen last van heeft’. Nee, het is de omgekeerde wereld; ze gaan op dezelfde voet door en verwachten dat men rekening met hen houdt. Aan de ‘dikkerds’ wil ik daarom vragen om ook een beetje rekening te houden met hun leefomgeving. Dik door het leven gaan is hun eigen keus. En ik gun ze van harte dat zij zich happy voelen met al dat overgewicht, maar mijn verzoek is: laat anderen er alsjeblieft niet onder lijden.