Antiquariaat – Parbode 97
Het Surinaamsche leeven: tooneelschwyse verbeeld
Het toneelstuk Het Surinaamsche leeven: toneelschwyse verbeeld verscheen vermoedelijk in het jaar 1771. Waarschijnlijk werd het in Suriname gedrukt, maar ook daarover kunnen we eigenlijk weinig met zekerheid zeggen. De auteur van het stuk noemt zichzelf Don Experientia, maar tot op heden is zijn ware identiteit nog niet achterhaald. Dat de auteur gebruikt maakte van een pseudoniem is niet zo verwonderlijk, aangezien er van de kolonisten en planters in het toneelstuk een niet al te fraai beeld werd geschetst. Het stuk wordt deftig opgedragen aan alle ‘heeren administrateurs in de Colonie van Surinaamen’ maar het motto dat het stuk meekreeg, is veelzeggend: ‘Diesie Soesoe fietie/ Pottie hem na foetoe’ (Wie de schoen past, trekke hem aan). Administrateurs namen een belangrijke positie in, omdat zij de opbrengsten van de plantages moesten controleren en administreren. Zij stonden in veel hoger aanzien dan plantagedirecteuren. Door de, vaak in Nederland verblijvende, eigenaren van de plantages werden administrateurs soms met tien procent van de plantageopbrengsten beloond. Uiteraard bood dit systeem vaak de gelegenheid om de eigenaren in Europa op te lichten. Zo wordt in dit stuk onder andere een administrateur met de toepasselijke naam Schraper ten tonele gevoerd, die probeert op slinkse wijze een plantage in handen te krijgen. Hij probeert de plantagedirecteur, genaamd Goetbloet, voor zijn karretje te spannen. Deze moet een brief naar de eigenares in Nederland sturen waarin staat dat de grond is ondergelopen en de koffieoogst mislukt is. Zo hoopt Schraper de plantage voor een prikkie in handen te krijgen. Hij belooft Goetbloet, als het plan slaagt, een gouden horloge en de slavin Mie Mie die zwanger van hem is. De meeste Duitse, Franse en Nederlandse kolonisten in Suriname (vooral de administrateurs en directeurs) drinken te veel, dobbelen (gokken) er op los, zijn lui en uiterst onbetrouwbaar. In het stuk wordt Suriname onder meer zo uitgebeeld: ‘O land vol list en schelmeryen, / Die Eerlyk is koomt in den noot,/ Opregte deugt loopt hier om broot, /Genoopt van honger luydt te schryen […] O Lantschap sonder mededoogen,/ Want yder die syn pligt betragt,/ Vind sig bedrogen en veragt,/ Gelyk men hier siet klaar voor oogen.’ Het stuk werd in Suriname opgevoerd. Mogelijk zelfs door een reizend gezelschap dat de plantages afging, omdat in het stuk vermeld wordt: ‘’t Spel speeld, en word nog gespeelt van ‘t eene Jaar in ‘t ander, in alle de Rivieren en Creecquen.’ Het is goed mogelijk dat de auteur van het stuk zelf slachtoffer was van de malafide praktijken van een administrateur (Experientia = ervaring). In Nederland zijn er voor zover bekend slechts vier exemplaren van dit boekje bewaard gebleven, onder andere in de Universiteit van Amsterdam en in de Koninklijke Bibliotheek.
Het Surinaamsche leeven, tooneelschwyse verbeeld. Don Experientia. Paramaribo, 1771