Tan bun fu skin
“Wie wil weten wat zich afspeelt in het land, moet regelmatig een bezoek brengen aan de rechtszaal”, adviseerde een minister mij eens tijdens een interview. Ik volgde dit advies op en vond in deze bezoekjes inderdaad nieuwe inspiratie om het leed van het volk vast te leggen. In de rubriek ‘Rechtszaal’ leest u over de aanleiding tot een arrestatie – met een tikkeltje fantasie.
Edje en zijn vrouw Helga liggen al uren te slapen wanneer om half een in de ochtend de telefoon rinkelt. Het Boslandcreoolse stel van middelbare leeftijd werkt de hele dag hard, en gaat dagelijks vroeg naar bed. “Suma e bel a yuru disi”, klinkt de stem van Helga geïrriteerd onder de lakens vandaan. “Liever neem jij op, want mi o kos’ a sma!” Haar man pakt het mobieltje van de vloer en zit dan slaperig rechtop in bed. Hij herkent direct het nummer van zijn broer en neemt geschrokken op. “Ai boi, san pasa di y’e bel a yuru disi?” Er is gelukkig niets gebeurd, maar zijn broer heeft een dringend verzoek. “De schoondochter van een vriend van mij, Amanda, heeft hulp nodig. Zij komt nu nu met spoed naar de stad, maar heeft een plek nodig om een paar dagen te verblijven. Y’o man yepi?”
Edje richt zich zachtjes tot zijn vrouw. “Henri o seni wan uma pikin kon na foto, ma a no abi wan presi fu tan. Vind je het erg om haar een paar dagen op te vangen?” Helga ergert zich aan de situatie, maar het kind in de steek laten, wil zij ook niet op haar geweten hebben. “Doe maar”, zegt ze dus. “Maar als het mij niet bevalt, dan moet zij weer weg.” Edje vertelt zijn broer het goede nieuws: “A mag tan dya. Later w’o tak’ moro bun.” Dan stapt hij uit bed om de voorkamer alvast in te richten, zodat het meisje voorlopig daar kan slapen.
Zakenvrouw
De volgende ochtend staat Amanda al heel vroeg op de stoep. Ze had geen geld voor de bus en kon onverwachts een lift krijgen van vrienden van haar schoonvader, verklaart ze het vreemde uur. Het meisje, dat negentien jaar oud is en nergens anders dan Marowijne en de ‘Franse kant’ is geweest, blijkt een dochter te zijn van een bekende van Edje. “Ja, je vader ken ik van toen ik nog op Albina woonde. Maar wat kom je eigenlijk doen in de stad?” En Amanda begint haar verhaal. Ze is van alle markten thuis, heeft voor elke zakelijke mogelijkheid een plan en voor elke branche een unieke manier om nog meer geld te verdienen. Alles wat zij vertelt, klinkt zó veelbelovend, het koppel hangt aan haar lippen. Dat zij niet eens een koperen cent had om naar de stad te reizen, vergeet het stel al gauw. Als zij naar Amanda luisteren, zien zij gouden munten, stapels biljetten, srada’s en euro’s. “Maar om dit alles goed te kunnen doen, moet ik baden. Dat mek’ mi kon na foto, fu was wan yeye watra. Den taigi mi wan Haiti man ey tan na foto sa e du en bun.” Edje kent de man niet en weet ook niet waar hij woont, maar hij laat weten dat hij haar verder graag wil helpen. “Ma a wasi sa yu mus wasi, mi no man du. Mi kan was’ yu wan tan bun fu skin, moro mi no man du.” Amanda vindt het prima, en zo weet zij de twee over te halen om te investeren in haar ‘zaken’.
Investeren
Op het moment is zij bezig met een hoteleigenaar in Frans- Guyana, legt ze Edje uit. “Hij heeft bedden, matrassen, televisies, nachtkastjes en klerenkasten nodig om zijn kamers in te richten. Die spullen zijn hier veel goedkoper. Als ik alles aanlever, krijg ik de onkosten plus mijn arbeidsloon uitbetaald in euro’s. Als jij mij een deel voorschiet, als investeerder bij dit project, dan betaal ik je alles uit in valuta.” Het idee om een van haar investeerders te zijn, spreekt Edje erg aan. Zonder twee keer na te denken stapt hij naar de bank en geeft haar tweeduizend Surinaamse dollar. Amanda vertrekt vervolgens na een paar dagen met haar inkopen naar Albina, en belooft Edje dat hij na een week van haar hoort als zij alles naar de Franse kant heeft gebracht. En dat gebeurt ook. “Maar ik ben nog niet uitbetaald. Ik moet nog enkele spullen aanleveren; dan pas heb ik de hele lijst afgewerkt en kan ik ontvangen.” Edje wil de zaken bespoedigen dus gaat hij wederom naar de bank en voorziet Amanda dit keer van zesduizend srd. Maar in plaats van Edje te bellen voor uitbetaling, benadert Amanda hem hierna voor een nieuw project. “Een kennis van de hoteleigenaar wil ook zaken doen, maar hij heeft veel meer spullen nodig. Ben je geïnteresseerd of zal ik mijn andere zakenpartners vragen? Yu ab’ wan aiti dusun na mi k’ba.” Edje hoort zijn geldkas al rinkelen en wil ook hierin investeren. Hij is echter door al zijn spaartegoeden heen en bedenkt een andere optie. Met alle benodigde stukken stapt hij naar een bekende geldschieter, en krijgt een soort ‘hypotheeklening’ op zijn huis en perceel. “Mi feni bankudusun gi a project disi, m’o seni a moni gi yu es’esi!” laat hij Amanda later weten.
Onbereikbaar
En dan gaat het pas goed mis. Wekenlang hoort Edje niets van Amanda. Als hij haar belt, neemt zij niet op. Ook de mensen met wie hij via haar in contact was gekomen, zijn onbereikbaar. Helemaal van streek besluit hij zijn broer te bellen: “A uma pikin sa i sen k’a mi, na wan oplichter. A gwe nanga dusundusun fu mi. Als je haar ziet op Albina, laat me direct weten, ik laat haar opsluiten!” Binnen een week belt zijn broer hem met een tip. “Esde a komopo fu Frans sei, abra k’a dis’ sei. Ze is nu naar Moengo, bij haar vader.” Edje vertrekt dezelfde dag nog met Helga naar Moengo, en stapt daar direct naar de politie. Samen rijden zij naar Amanda’s huis en daar wordt het meisje gearresteerd. Ze verzet zich hevig: “Mi no lei gi den sma, m’e swer’eng gi. Ik betaal hem tot de laatste cent terug, ik moet alleen een bankrekening openen, zodat die mannen het geld overmaken. Ik zweer het, ik ben geen oplichter. Als ik word opgesloten, ziet hij niets meer van zijn geld terug.” Huilend, schreeuwend en schoppend laat ze zich meesleuren naar de politiewagen. “Mi no licht den sma op, m’e swer’en!”